Te hei of te fij.
Van bovenstaande uitdrukking geeft het Ned. Wdb. (VI, 438, 745, 1396), steunende op zeventiende-eeuwse plaatsen, de juiste verklaring, die terecht door Stoett (Ned. Spreekw.3 No. 831) overgenomen is. De eigenaardige vorm van de uitdrukking blijft evenwel onverklaard. Als we letten op de oudere vorm bij Spieghel: iet achten of ij of fij, dan ligt het voor de hand dat eenmaal gezegd is: hei ofte fij. Toen ofte = of verouderde, hoorde men er te in, en de onontleedbare uitdrukking kreeg de parallel-vorm ‘te hei of te fij’ (vgl. te hooi en te gras, te kust en te keur, enz.)
V.d.B.