Nog eens Sint-Kufus.
Mijn laatste artikeltje over den Heiligen Kufus (zie N.T., loopende jaargang blz. 141) behoeft een aanvullende verbetering. Van bevriende zijde werd mij er n.l. op gewezen, dat Staring zelf spreekt van den Griek Kufus, wat Van den Bosch in zijn aanteekening niet vermeldt. In de oorspronkelijke Staring-uitgave (tweede uitgave te Arnhem bij Is. An. Nijhoff 1836) leest men op blz. 182): ‘Den Griek “Kufus” zoude men vergeefs in de Gulden- of eenige andere Legende zoeken.’
Het dunkt mij dus alleszins waarschijnlijk, dat Staring, wanneer hij zijn Bacherachsche geheelonthoudingspropagandist, die zoo demonstratief optrad in het wijnland bij uitnemendheid, een Griekschen naam wilde geven, niet een naam zonder eenigen zin heeft gekozen. 't Grieksche woord kufos beteekent: gebukt, gebogen, voorovergebogen. Wolf, die aan zijn Kufus-vereering zijn wonderdoktersbevoegdheid ontleende, wordt door Staring geteekend als specialiteit in het recht maken, van wat krom is - in lichamelijk opzicht. Misschien dat Staring daarom Wolfs patroon Sint-Kufus gedoopt heeft. Trouwens het Hd. Kufe enz. (zie blz. 141) is volgens Franck-van Wijk met 't Gr. Kufos etymologisch verwant.
Na mijn laatste woord over den door Staring gecreëerden Heilige dit ‘laatster’. Moge het een wegwijzer zijn naar het allerlaatste!
Leiden.
B.M. Noach.