zich te beperken tot de rol, die ze past: die van nederigen dienaar.’
Bescheidener kan het al niet. Trouwens, ook hierin zijn de bakens verzet. De tijd van de lijvige, eindeloos bomende, en gewichtig-paragraferende ‘handleidingen’ is voorbij; de onderwijzer is weer zich zelf en zoekt alleen naar hulpboekjes als materiaal; welnu, ook deze reeks bedoelt niet anders te zijn dan een ‘geordende verzameling van oefeningen’. Ook aan de volgorde is de gebruiker niet gebonden.
Toch spreekt uit die volgorde en uit de keuze van de eindeloos uit te dijen oefening-stof wel een eigen inzicht. Van zelf.
Nu wordt, wat dit inzicht aangaat, ons niets nieuws aangeboden. Eigenlik is heel het taalonderwijs buitengesloten. ‘Onderwijs in zuiver schrijven is onderwijs in den vorm’. Het oefenboekje houdt zich streng aan de meest nodige morphologie.
Maak ondanks deze negatieve waardering bezit het werkje op zijn verouderd standpunt toch uiterst praktiese voordelen, die van een juiste kijk getuigen en ons in de bewerker de onderwijsman doen kennen, die behendig en zuinig zijn tijd heeft leren gebruiken.
Om te beginnen, worden de naamvals-oefeningen zo goed als naar het gehele hoogste leerjaar verschoven. Daar zijn ze in een minimum van tijd onder de knie. Mits men aanvangt, zoals de hr. Steunenberg doet, met eenvoudige konkrete voorbeelden.
Andere voordelen volgen van zelf, al zou het maar het enige zijn, dat door zulk een regeling het overbodig is geworden, van de hak op de tak te springen.
Ook in de ‘woordsplitsing’, het door hem uiterst doelmatig middel om inzicht te brengen in de woordverklaring, zonder de nodeloze en de vage omschrijvingen, toont zich weer het gelukkig inzicht van de verzamelaar.
De zeer vele oefeningen voor het invullen van klinkers en medeklinkers staan ons minder goed aan, als zijnde van een te examinerend karakter, om ze als taaloefeningen een vormende waarde toe te kennen. De schrijver heeft dit bezwaar voorzien, en wil ze, desnoods ook ingevuld, door laten gaan voor ‘over-schrijfoefeningen’.
Ook de oefeningen in de verkleinvormen, achten we in oefeningen voor het zuiver schrijven onnodig. De meeste der woorden toch worden gespeld zoals ze worden gesproken. Moeielikheden alleen geven paardje en paartje, en dergelijke.
Zeer veel oefeningen over de werkwoorden getuigen van zorgzame arbeid.
J.K.