De Nieuwe Taalgids. Jaargang 10
(1916)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVreemdelingen over onze letterkunde.In aansluiting aan het artikel van P. Valkhoff ‘Vreemdelingen over onze Letterkunde’ N. Taalg. X. pg. 20, vlg. wil ik er even de aandacht op vestigen, dat ook verschillende Scandinaviërs zich met de studie van de Nederlandse letterkunde hebben bezig gehouden. In zijn geschrift ‘Sveriges litterära förbindelser med Holland, särdeles under 1600-talen’, waarin prof. E. Wrangel uit Lund de betrekkingen tussen Zweden en Nederland en wel voornamelik die uit de 17e eeuw bespreekt, wijdt hij ook een hoofdstuk aan de 17eeuwse Nederlandse letterkunde. Wrangel bespreekt het uitvoerigst de latijn schrijvende Nederlanders, die invloed op de Zweedse letterkunde hebben gehad. Hun stukken werden herhaaldelik door Zweedse studenten opgevoerd. Dat de kristelike stukken, door Nederlanders in navolging van Terentius' komedies geschreven, in Zweden zeer populair waren, bewijst het feit, dat er nog talrijke exemplaren van in Zweedse bibliotheken voorhanden zijn. Van de Nederlandse dichters, die in hun moedertaal schreven, genoot volgens Wrangel alleen Cats een zekere populariteit. Verschillende Zweedse schrijvers volgden hem na, vertaalden hem of voegden brokstukken uit Cats' gedichten in hun geschriften in, b.v. Georg Stiernhelm, Lucidor en Spegel. Volgens Wrangel hebben zowel de Zweden als de Nederlanders in de 17e eeuw een sterke voorliefde voor lange beschrijvingen en zedekundige bespiegelingen. Didrik Granatenflychts ‘Penningens beröm och last’ doet in breedsprakigheid maar weinig onder voor Jeremias de Deckers ‘Lof der Geldzucht’, waarvan dit gedicht een navolging is. | |
[pagina 101]
| |
De Deense schrijver Ludvig Holberg is gedurende de jaren 1703-1716 herhaaldelik in Holland geweest en heeft op zijn verschillende reizen hier in het land de Hollanders goed bestudeerd. In een algemene karakteristiek, die hij in zijn autobiografieGa naar voetnoot1) van Holland en de Hollanders geeft, zegt hij o.m.: de natuur heeft de Hollanders slecht bedeeld, heel begaafd zijn ze niet. In vlugheid en scherpzinnigheid zijn ze niet met de Fransen of Engelsen te vergelijken, maar wat de natuur hun onthouden heeft, weten ze zich door vlijt en volharding te verschaffen. Het grote aantal hekeldichten en satiren, dat jaarliks in Holland verschijnt moet de mensen niet misleiden en hun doen geloven, dat de Hollanders zo vernuftig zijn. Hun manier van schrijven is meer vrij dan vernuftig; dat kan men ook weer opmerken door de Hollandse gedichten met de Franse of Engelse te vergelijken. Hun onafhankelijkheid, gaat Holberg dan verder, vergoedt echter weer, wat de natuur hun aan dichterlike aanleg onthouden heeft. De Hollandse taal leent zich beter tot het schrijven van blijspelen en kluchten, dan tot het schrijven van tragedies. Toen Holberg eens bij wijze van proef één van zijn blijspelen ‘den politiske kandestöber’ in het Hollands en Duits liet vertalen, vond hij de Hollandse vertaling niet alleen beter dan de Duitse, maar zelfs beter dan het oorspronkelike Deense stuk. Maar, gaat hij dan verder, deze (n.l. de Hollandse taal) is niet te gebruiken voor ernstige en verheven onderwerpen en kan de mensen gemakkeliker laten lachen dan hun ontroeren. Aardig zijn de opmerkingen, die Holberg nog maakt over het purisme van de Hollanders en de neiging van de grammatici om de taal te zuiveren. Door hun vijlen en verbeteren en hun angstvallig vermijden van vreemde woorden, maken ze de Hollandse taal onverstaanbaar. Hun vertalingen van in de grammatica algemeen gebruikte latijnse termen zijn niet alleen voor vreemdelingen, maar ook voor de Hollanders zelf volkomen onbegrijpelik. Terecht verwondert men zich dan ook over de onverdraagzaamheid van de Hollanders op dit punt, waar ze juist in geloofszaken zo buitengewoon verdraagzaam zijn. S.A. Krijn. |
|