De Nieuwe Taalgids. Jaargang 9
(1915)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdKroniek en kritiek.Taalveredeling of taalverhaspeling?De doktrinaire ‘eigen-wijsheid’ van sommige spraakleraressen schijnt moeilik uit te roeien te zijnGa naar voetnoot1), maar wij mogen niet verzuimen een waarschuwing aan mogelike proselieten te herhalen. Chr. Egener - Van Eijken schreef in het tijdschrift Schoonheid en Opvoeding (Jan. - Maart 1915) een artikeltje over Assimilatie. De fonetiek beweert dat stemhebbende en stemloze medeklinkers op elkaar inwerken. Ja, ‘zóó spreekt men Nederlandsch’, zegt de spraaklerares, en zo deed ik vroeger, ‘vóór mijn toewijding aan deze mooie, veredelende kunst’. Nu komt elke letter (let wel: letter!) tot zijn recht. Met dat nieuwe licht gaat de spraaklerares zelfs inzien dat de fonetiek dwaalt. Dat in liefde geen f maar een v gehoord wordt, ‘berust op onjuiste waarneming’. ‘Al rekt men in “liefde” ook nog zoo de klank ie, daarna komt de stemlooze f’ (blz. 18). Weg dus met de assimilatie! ‘Waar wij nu de assimilatiewet prediken, zijn wij verplicht die vol te houden en zulks van onze leerlingen te eischen. M.i. is dit onhoudbaar en verklaar ik als mijn meening: Assimilatie is in strijd met 't cultiveerende methodisch spreken. En ik zou bijv. willen formuleeren: In de Nederlandsche spreektaal sluipen bij den ongeoefenden spreker assimilaties in, door de vele daarin voorkomende voor hen moeilijk of niet uit te spreken opeenvolgingen van stemlooze en stemhebbende medeklinkers. Deze moeilijkheden kunnen echter geheel verdwijnen door de plichtmatige en toewijdende beoefening van het methodisch spreken.’ Het resultaat is, dat als ideale ‘uitspraak’ ingestudeerd en geleraard wordt: 't volle, gloedvol, 't viooltje, 't zonnetje, zes zwaluwen enz. enz. Ja, er komt een glimlach van vergenoegen op het gezicht van de lerares, als een der leerlingen bij 't fiooltje de neus optrekt, tot afkeuring. Dit fetichisme van de letter hangt samen met twee dogma's, die | |
[pagina 194]
| |
niet alleen in strijd zijn in de taalwetenschap, maar waarvan ook de nadenkende leek de onhoudbaarheid inziet. Het eerste is: elk woord heeft één ware vorm, door het schrift aangegeven, die in elk verband voor ‘verbastering’ bewaard moet worden. De waarheid is de omgekeerde verhouding: de gelijke schrijfvorm - om praktiese redenen toegepast - bedekt de noodzakelik wisselende klankkombinatie. Dit is in elke taal het geval. Het absurde blijkt dadelik, als men dit ‘beginsel’ b.v. op het Frans wilde toepassen. Het tweede dogma is, dat men de woorden moet leren kennen ‘in hun eigenlijke psyche’. Met die vage term wordt dan bedoeld: voor de ingewijde openbaart zich de geheimzinnige samenhang tussen klank en betekenis bij het woord. Dit is het oude stokpaardje uit de taalwijsheid van Bilderdijk. Gelijk men weet, bestaat er wel degelik een klanksymboliek bij een groep van nabootsende woorden, maar de ‘gelovige’ leek geeft er een uitbreiding aan, die in het belachelike verloopt. In veel gevallen weet de etymoloog aan te wijzen dat die gewaande klankexpressie een louter toeval is, terwijl in even veel gevallen de scherpzinnige leek er voorbeelden naast weet te plaatsen, waar de klank een averechtse duiding zou geven. ‘In vogel, vliegen geeft het geluid de zachtruischende vlucht in zijn beweging en klank weer’. Het Duits is, met zijn f, in deze woorden natuurlik minderwaardig. Maar fladderen dan? En de liefelike fee naast het plompe vee? Het mooie van viooltje zit voor deze lerares in de zachte v, die ze ‘onmogelijk verbasteren kan tot 't fiooltje’. Maar hoe stelt ze het met Flora en met het zachte fluweel? Het ‘mooie scherpe woord: fel’ kan ze ‘bewonderen en liefhebben’, maar tegelijkertijd zal ze waarschijnlik fenijn vulgair noemen, omdat de ‘eigenlike’ vorm venijn is. Ook de dichter en de ware schoonheids-gevoelige, die wèl weten wat klankexpressie in een vers kan uitwerken, zullen lachen om dit estheties.... geleuter - ik kan er geen eerbiediger woord voor vinden. Taalgeleerden zullen licht geneigd zijn er schouderophalend om te glimlachen. Maar voor 't onderwijs heeft de zaak een ernstiger kant. Het wordt tijd dat de autoriteiten voor zulk geliefhebber een stokje steken. Op een dameskransje is het onschuldig; bij geaffekteerde voordracht gaat er geringe invloed van uit. Maar als dergelijke ‘eigenwijsheid’ met gezag aan goedgelovige kwekelingen of jonge onderwijzers wordt ingeprent, die het als de ware wijsheid in de lagere school meebrengen en willen toepassen, dan worden ‘natuur en waarheid’ er door in gevaar gebracht, zodat ‘methodies’ spreken zou gaan betekenen: geaffekteerd en dus slecht spreken. |
|