De Nieuwe Taalgids. Jaargang 9
(1915)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 187]
| |
Nieuwe schoolleesboeken.I.Het aantal schoolleesboeken is sedert onze bespreking van ‘De eisen van een Schoolleesboek’Ga naar voetnoot1) met enige titels toegenomen. Doch de arbeid, welke geleverd is, was niet in allen dele gelukkig. Enkele opmerkingen mogen hier volgen. Omtrent onze inzichten, in zake wat het schoolleesboek in taal, toon en inhoud moet geven ter bevordering van de vaardigheid, de ontwikkeling van de smaak en het verrijken van de begrippen, verwijzen wij naar genoemd artiekel. Een acht-delige leerkursus ‘Lezen en Genieten’ gaf S. Abramsz,Ga naar voetnoot2) de bekende redakteur van ‘Het Jonge Volkje’. De boekjes zijn geïllustreerd; en als dit, zoals hier, op een verdienstelike wijze geschiedt, trekken ze niet alleen de ogen van de gebruikers, maar leiden evenzeer op een normale wijze de verbeelding. Overigens wensen we ze buiten de eisen te houden, die we aan leesboeken stellen. Wij hebben al te dikwels in het illustreren een al te gerede concessie aan eigen onmacht gezien. In dat geval moest de illustratie dienen om een voorstelling aan te brengen, waar de taal zelf te onwerkelik was of wel het beeldend vermogen te zwak om bij het kind heldere en omlijnde voorstellingen te wekken. En daar waar de schrijver bij machte is, zijn opeenvolgende beelden te laten leven, elkaar te laten verdringen en te wisselen, zou hij daar met een eigen gegeven vorm het beeldenspel van de kinderfantasie willen ondervangen? Hij zou zéér zeker van zijn zaak moeten zijn, om hierin een voor allen bevredigende norm te kunnen geven. De wereld zou niets missen bij een nietgeïllustreerde Camera. Niemand zou wensen zijn ‘diakoniehuismannetje’ ingewisseld te zien tegen een, als Beets zelf of zijn illustrator zou begeren, dat wij hem ons moesten verbeelden. Ook het gebruikelike illustreren van allerlei boekjes, gemakkelik om te begrijpen, geëigend om de verbeelding aan 't werk te zetten en eigen voorstel- | |
[pagina 188]
| |
lingen te doen scheppen, lijkt ons van een zeer problematies nut. Men wil op elk gebied al te angstvallig leiden, aanbrengen, ingeven... Men verhindert de verbeelding 't ontkiemen. Alsof zelfcorrectie niet van hoge opvoedende betekenis is! Alsof heel het zich ontwikkelende kinderleven, van zijn bébé-schap af tot zijn zesde jaar, - om slechts een grens te noemen, - alvast in en door zijn taal niet een onophoudelik doorgaand proces van spontane zelf-groei en voortdurende correctie door middel van de kultuurnorm is! De eerste vier deeltjes van de Serie houden enkel leeslesjes van de schrijver in: deeltje 5-8 zijn verzamelwerk... En in de vier deeltjes van de schrijver zelf komen ook de verdiensten van deze arbeid op het voordeligst uit. De boekjes bestaan uit lesjes. De school is namelik de ‘lesjes’ ontwend. ‘Pim en Mien’ en ‘Ot en Sien’ zijn, ofschoon door een zekere juffrouw als ‘doorren-boekjes’ gedoopt, in zekere zin ‘keuvelkousjes’ met ‘elke dag een draadje’. Ze liggen in de lijn van Ligthart's streven, die opvoedkundige ‘éénheden’ in zich zelf ontwikkelende ‘werelden’ geeft. Wij wensen op de grote verdiensten, die deze werkjes, ook op het gebied van 't technies lezen, van wege de begrenzing der wereldjes, de eenvoud van de woorden en de gedurige herhaling van dezelfde voorstellingen en dezelfde woorden in steeds gewijzigde verbindingen, hoegenaamd niets af te dingen. Maar op zijn beurt geeft Abramsz ‘lesjes’. En deze lesjes zijn zeer leesbaar. Vlot geschreven, met een los rythmies bewegen van eenvoudige, ongezochte woorden over zaken, geheel vallende binnen de kring van de kinderwereld, laten ze zich ook vlot lezen. Aan geest ontbreekt het niet, en aan de vorming van het kindergemoed, inzonderheid aan het meeleven in het wel en wee der mensen en het leed der dieren, is de nodige aandacht geschonken. Eigenaardig, hoe juist sommige auteurs in de titels van hun leesboekjes het doel uitdrukken dat zij zich voorstellen met hun werk te bereiken. In de nog niet te vervangen ‘Blijde Kleuters’ van Van der Meulen trilt de strak gespannen draad, door de even sobere als abrupt gehouden lesjes van blijmoedige levenslust. In Abramsz' schetsjes zijn de milieu's inniger en verdiept zich onder het ‘lezen’ een intenser ‘genot’. Door dit verschil in ‘meeleven’, verschilt ook, meelevend, de taal. ‘Blijde Kleuters’ richt voor 't spelend goedje paaltjes op, die het achter elkander overspringt; ‘Lezen en Genieten’ geeft de kinderen het te volgen koord in de hand, en voert ze op een geleidelike en voorspoedige wijze naar 't einde van hun reis. Om verdere beeldspraak te laten varen, dient gezegd, dat het geheim | |
[pagina 189]
| |
van Abramsz aantrekkelikheid ligt in zijn vaardigheid. Wie de techniek van zijn taal onderzoekt, merkt op, dat hij niet alleen met vermijding van boekevormen of Zondagse woorden, grijpt uit het om hem levend idioom,Ga naar voetnoot1) maar tevens zijn zinnetjes en zijn lieve verzenstrofen laat rollen over allergemakkelikste rhytmiese katrolletjes, die de verkleinwoorden, eigen aan de kinderwereld en snoeperig doende in hun lievigheid, ten dienste van een vlotlopende woordenwenteling plegen te verlenen. Men bestelt één lettergreep, en krijgt er drie en daarmee een jamben- of dactylen-spelleider toe. Wie heeft opgemerkt, hoeveel gang door dit diminutieven-wagentje in het leeswerk kan komen, zal tot het besef gekomen zijn, wat voor tot heden te weinig gebruikte hulpmiddelen in een ‘kannetje’ en een ‘pannetje’ kunnen worden opgediept. Bovendien hebben verkleinwoorden, ook al ten bate van het vloeiend lezen, dit voor, dat ze de mannelike woorden onzijdig, en het voorafgaande lidwoord proclyties maken, en daarbij ook de overige bepalende woordjes aan de censuur van de zo dikwels onestheties werkende naamvalswet ontrekken. Vanhier dan ook het verschijnsel, dat Abramsz' lesjes, welke alsnog aan die wet gehoorzamen, weinig stotends aanbieden. Wij laten daar, uitdrukkingen als in den tuin (I, 6), den appel (14) den heelen nacht (38) waar de nasaal volgens andere wetten doorklinkt; maar vinden verbindingen als den stoel (I, 6) van dien ring (18) voor den kost (18) krentenbroodjes (26) den eenen en den anderen (41) te onnatuurlik voor een kindermond. Doch dit zijn uitzonderingen, en ten slotte kleinigheden, die gemakkelik verholpen kunnen worden. Waar de schrijver anderen aan 't woord laat, is hij ook aan de inzichten van anderen gebonden. Medewerkers en uitgevers van tijdschriften hebben ook mede hun rechten. En ieder kinderschrijver, - trouwens wij mogen hierin gerust generaliseren - geeft zich het beste in zijn eigen taal. De samensteller van ‘Lezen en Genieten’ heeft dus enige bontheid in zijn verzamelde steentjes moeten gedogen. En dat hij hierbij, - natuurlik in de veronderstelling dat hij de techniek van zijn eigen kindertaal bewust is - in zijn verzameling schetsjes heeft toegelaten, die in de opvatting, hoe de taal onzer schoolboekjes moet wezen, hemelsbreed met hem verschillen, bewijzen, gelukkig, enkele schaarse leeslesjes, die o.i. wel gelezen, maar lezende niet behoorlik genoten kunnen worden. De fragmenten van Louwerse, | |
[pagina 190]
| |
‘In het Land der Dwergen’, enz. hadden gevoegelik op een veel levendiger wijze kunnen worden omgewerkt. Door elkaar genomen, achten we de vier eerste nummers van de Serie van hoger waarde dan de laatste. In de onderwerpen kon meer verscheidenheid zijn. Meer dan gebruikelik is, kan de wereld der grote mensen binnen de muren der school worden gebracht, maar de grote wereld, gezien met het oog van een kind. De jeugd ziet ver over ons haar grenzen naar de toekomst. Ook hierin moet noodwendig de verbeelding op deugdelike wijze worden geleid.
‘Klimop’ is de naam van een Bloemlezing voor de Lagere School, bewerkt door de hr. Boosman en Brands, en geïllustreerd door Tj. Bottema.Ga naar voetnoot1) Het verzamelen begint hier reeds van meet af aan. Dat dit voor boekjes, waarin de kleintjes, al lezende, gedurig de moeielikheden in ‘klimmende’ orde te boven moeten komen, maar ook, bij voorkeur, volgens een zelfde gedragslijn zich in 't lezen moeten bekwamen, een allerconsciencieust werk mag wezen, laat zich horen. Toch schijnen de bewerkers er in geslaagd te zijn, de taal en de inhoud op een zelfde niveau te houden. Ook hier ontmoeten wij herhaaldelik de snoeperige verkleinwoordjes, ofschoon de taal zich rythmies niet zo gemakkelik beweegt als bij Abramsz: ook hier de stotende naamvals n, waar de schrijver en schrijfsters op grammatiese nauwkeurigheid staan. Bovendien zijn de lesjes wat langgerekt, waardoor ze - en ook, omdat ze niet gemakkelik vloeien - een hoger leeftijd vereisen dan waarvoor ze blijkbaar bestemd zijn. Want dit is in 't algemeen de fout bij de boekjesschrijvers, dat ze in taxatie van de klasse of leerjaren, waarvoor hun boekjes bestemd heten te zijn, geen rekening houden met het algemene peil op de Nederlandse scholen. Waarschijnlik zou het betere - en tevens wel wat krassere - woord hier niet misplaatst zijn, dat in de laatste tijd de kennis van wat in taal en inhoud, maar vooral in datgene wat het verbeeldingsleven ten goede moet komen, bij de schrijvers van onze schoolleesboekjes er niet op is vooruitgegaan, terwijl toch in 't algemeen de kennis van de kinderpsyche zeer belangrijke vorderingen heeft gemaakt. De lesjes zijn te uitgerafeld, te vlak, te eentonig en in te hoge mate tot het kinderleven zelve beperkt. In de twee eerste leerjaren is dit nog te lijden. Maar dan ook moeten allengs de kinderen leven tussen de grote mensen en mee doen met de belangrijke feiten zelf in het gezin, op de straat en overal waar het kind het mensenleven waarneemt, | |
[pagina 191]
| |
geleid in de richting waarin het kinderoog de mensenwereld ziet.Ga naar voetnoot1) Er komen nog altijd veel te veel ‘muisjes’, ‘kikkers’, ‘honden’ en ‘katten’ voor hun voeten. Wij willen niet ontkennen, dat er op dit gebied een bewonderenswaardige virtuositeit wordt ontwikkeld. Zulk een ‘muizenwereld’, dikwels een gelukkige weerspiegeling van een ‘gezinsleven’, brengt het door haar lotgevallen tot een alleraantrekkelikste en allerleerzaamste cyclus. Maar het mensenleven wordt, op een leeftijd van 10-13 jaar, toch veel interessanter. Men leze eens, wat Douwes schrijft. De heren schrijvers kùnnen het wel, maar zij zijn nog onderworpen aan de langheersende mening, eenzijdig opgevat: ‘Geef het kind wat des kinds is’. Juist; maar wat is dat: ‘des kinds’?... De auteurs geven op een los blaadje een ‘L. S!’ ‘Leesboeken voor de lagere school moeten het leven weergeven: het leven zoowel van volwassenen als van kinderen; het leven in geheel zijn volheid; het leven, zooals dat gesymboliseerd wordt in het altijd groene “klimop”, dat zijn ranken uitzendt naar alle zijden; dat zich overal vasthecht; dat in zijn bladeren-volheid een bladerenmozaïek vertoont’. ‘Zoo toone het leesboek een levensmozaïek, vol schakeering van licht en schaduw, van lief en leed. Het voere den kindergeest op zonnige wegen en langs donkere paden; over lachende velden en door sombere wouden. Het toovere op hun gelaat een blijden lach, of wel een glans van weemoed; het brenge hun een gloed van geluk in het hart of een warmen traan in het oog’. Ook al zouden wij dit met minder woorden hebben gezegd, wij kunnen dit ten volle onderschrijven. Maar... ‘Die levensbeelden moeten echter gedacht, gevoeld en doorleefd zijn door den kunstenaar, wiens hart ontvankelijk is voor de vele teere indrukken van het leven, en wiens talent vermag, de juiste snaar te doen trillen’. ‘Zonder dit gaat het leesboek gelijken op een album met photographieën, die wel de werkelijkheid weergeven, doch waarin men gloed en warmte mist’. Wij zijn benieuwd naar de vervolgen. In de eerste deeltjes is vrij wel de éénheid betracht. Maar verder? - ‘Het leesboek worde samengesteld door verschillende auteurs; dit is | |
[pagina 192]
| |
noodig voor voldoende afwisseling in taal en stijl’. Ziedaar een uitspraak, die wij alleen zouden aanvaarden bij leesboekjes voor meer gevorderden. Voorlopig eist de zorg om te leren lezen, één auteur. ‘De lessen moeten het natuurlik lezen bevorderen’. Goed. ‘De stijl moet opgewekt, frisch, los en gemakkelijk wezen; de gesprekvorm moet veel worden gebruikt’. Akkoord. - ‘Met de spreektaal wordt niet gecoquetteerd’. Uitstekend. ‘De ware liefde’... Doch wij zeggen: De ware liefde voor de spreektaal maakt die spreektaal vrij, huwt ze aan, en exploiteert haar levende vruchtbaarheid tot verrijking van ons volksidioom. De heren verzamelaars staan voor moeielik werk, bij de hoge eisen die ze zich stellen. We kunnen de vrees niet van ons afslaan, dat ze te zeer de belletristiese kant zullen uitgaan. Er heet zo veel ‘des kinds’, dat niet ‘des kinds’ is. Er bestaat in de verzamelde kinderwerken zoveel poesliefheid, mooidoenerij, fabriekmatige ‘Kindelei’. De terreinen zijn trouwens, door het vele en nog eens vele, dat er periodiek verschijnt, ook zo afgegraasd. Is het niet beter, zelf de bloemen te kweken in plaats van ze te lezen? We hopen van de verzamelaars, dat het einde het werk mag kronen.
‘Het leesboek voere het kind op zonnige wegen...’ (Boosman en Brands). Zo iets belangeloos hoorden we zelden. De hr. Van den Blink en Eigenhuis, die deze bundel samensteldenGa naar voetnoot1) zijn n.l. een concurrerende partij, in zoverre zij mede een verzameling hebben aangelegd voor de hogere helft onzer schoolleerlingen. De taal valt binnen het bereik der leerlingen: de opklimming is schier onmerkbaar: alleen de kring van de denkbeelden zoekt wijder grenzen. Wij voor ons zouden er de voorkeur aan geven bij een eventuële herdruk de bladvullingen te laten vervallen en het onderling evenwicht tussen te dikwels in formaat onderling afwijkende schetsjes te herstellen. Door dat blijkbaar, bij de samenstelling der boekjes, steeds een zelfde beginsel heeft voorgezeten: ‘eenvoudige en vlot geschreven taal’ - worden hier de bezwaren, dat verschillende schrijvers hier het hunne moesten bijbrengen, grotendeels opgeheven. Een sterker variërende schrijfwijze - merkten we reeds op - achten we eerder voor een 14-16 jarige leeftijd geschikt, als het waarnemingsvermogen meer geoefend, de smaak meer gevormd is, en eigen opstelwerk, over uiteenlopende onderwerpen en in verschillende toonaarden, ook het genieten van ander uiteenlopend stemmingswerk gemakkeliker en | |
[pagina 193]
| |
vruchtbaarder heeft gemaakt. Op een jonger leeftijd resoneren nog alle snaren niet; dàn is de hoofdzaak het verbeeldingsleven te leiden met aantrekkelike stof en gemakkelik lopende taal; eerst in de puberteitsperiode komen de evoluties van het gevoel, en vragen op haar beurt beheersing en richting. J.K. |
|