De Nieuwe Taalgids. Jaargang 9
(1915)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBoekbeoordelingen.Viertalig aanvullend Hulpwoordenboek voor Groot-Nederland. Derde omgewerkte uitgave, door Dr. F.P.H. Prick van Wely. (Weltevreden - N.V. Boekh. Visser en Co. - 1910).Dit boek, dat reeds te lang op een aankondiging wachtte, is hier te lande minder bekend geworden dan het verdiende. Prick van Wely is een hartstochtelik en degelik lexicograaf, die de taak op zich nam van keurmeester der Nederlandse lexicografen. Getroffen door de verwaarlozing van de Indiese woorden in onze woordeboeken, schreef hij zijn Indische Woorden en hunne Equivalenten in de Moderne Talen, dat met tal van andere desiderata verrijkt, uitdijde tot het bovengenoemde Hulpwoordenboek. Dit boek kreeg daardoor een hybridies | |
[pagina 106]
| |
karakter: het is een supplement voor prakties taalgebruik en tevens een wetenschappelike studie over het Nederlands in Indië. Over de praktiese waarde - die wij allerminst willen onderschatten - matigen wij ons geen oordeel aan: dat zou trouwens in ons tijdschrift niet op zijn plaats zijn. Wel is het duidelik, dat de samenstellers van Franse, Duitse en Engelse woordeboeken bij herdruk een dankbaar gebruik zullen maken of reeds gemaakt zullen hebben van deze talrijke aanvullingen. Maar daaruit volgt dat dit gedeelte van Prick's arbeid bestemd is om overbodig te worden. Het andere element heeft blijvende waarde, en kan zich tot een standaardwerk ontwikkelen. De schrijver heeft zich nl. niet beperkt tot de optekening van de woordeschat van het Indiese Nederlands, maar voegde er een waardevol Etymologisch gedeelte aan toe (blz. 299-347), waarover prof. H. Kern een wakend oog liet gaan. Hier vindt men - gelijk Kern waarderend opmerkt - een veel rijker stof dan in Veth's Uit Oost en West.Ga naar voetnoot1) Het ligt in de aard van een kritiese natuur als Prick van Wely om ook met eigen werk niet licht tevreden te zijn, en steeds te zinnen op aanvulling en verbetering. Daarom durven wij hem de raad geven om het mes te zetten in zijn eigen werk, en het praktiese gedeelte van het wetenschappelike te scheiden. Een eigenlik Hulpwoordenboek zal zich dan moeten beperken tot de groepen van woorden die door de woordeboekschrijvers opzettelik verwaarloosd of onvolledig behandeld zijn.Ga naar voetnoot2) Als ik goed gezien heb, zijn dat twee groepen: de Indiese woorden en het slangGa naar voetnoot3), die weer, voorzover de laatste algemeen-Nederlands zijn, uit elkaar gehouden dienen te worden. Het zou ons verheugen als de schrijver zijn beste krachten bewaarde voor de volmaking van het meest blijvende deel in zijn werk, de studie over de groei van het Nederlands in de Indiese maatschappij, waarvan de verdienste nog onlangs gebleken is uit Van Ginneken's Handboek. Reeds in zijn eerste publikatie op dit gebied, de lezing over De verindisching van ons Nederlandsch (1903), toonde Prick van Wely de onbevangen objektiviteit, die voor een dergelijk onderzoek noodzakelik is: hij is vrij van een dilettanties purisme en heeft een | |
[pagina 107]
| |
open oog voor het verband van taalontwikkeling en samenleving. Later schreef hij zijn bredere studie Neerlands Taal in het verre OostenGa naar voetnoot1), waarvan de hoofdtrekken in de Inleiding op het Hulpwoordenboek weergegeven zijn. Zou het geen aanbeveling verdienen, bij een hernieuwde uitgave deze studie samen te smelten met een verklarende en etymologiese woordelijst van het Nederlands en de Nederlands-Maleise mengtaal in Indië? Van Ginneken's wenken zouden daarbij goed te pas komen. Dan was de grondslag gelegd voor een standaardwerk, dat èn in Nederlands Indië èn in het moederland gewaardeerd zou worden. C.d.V. |
|