rekening valt een hoofdklem op de eerste syllabe; in vaders studeerkamer valt een vrijwel gelijke klem op va en deer. Zo gaat het ook als we andere groepen met een ongetwijfelde genitief nemen (vaders boeken, Jannetjes hoed, enz.).
De tweede vraag was: Is de verhouding van de beide delen van de groep gelijk? Antwoord: nee. Immers: meisjeskamer is kamer van 'n meisje; vaders kamer is kamer van vader.
De derde vraag was: Worden de groepen op gelijke wijze gebruikt? Antwoord: nee. Want in vaders kamer hebben we een groep die geen lidwoord vóór zich heeft; vóór meisjeskamer moet een lidwoord staan. De oorzaak daarvan is natuurlik dat in vaders kamer het woord kamer bepaald is door de genitief vaders, terwijl het woord meisjeskamer, evenals andere soortnamen, een lidwoord (of een andere bepaling) vereist.
Verder kunnen we de twee groepen vergelijken als ze een andere bepaling vóór zich krijgen. We kunnen zeggen: die meisjeskamer, die dokters-rekening. Maar we zeggen niet die Willems hoed; in plaats daarvan: die Willem zijn (z'n) hoed.
En als beide vormen een bepaling kunnen hebben, is er toch verschil. Men zou kùnnen zeggen: een grote meisjeskamer, en ook: rooie Willems hoed. Maar in dat geval slaat de bijvoeglike bepaling in het eerste voorbeeld op kamer of meisjeskamer; in het tweede op Willem (niet op hoed).
Ten slotte kan er op gewezen worden dat de betekenis van de twee groepen geheel verschillend is. In vaders kamer drukt de s-vorm uit de bezitter of gebruiker van een bepaalde kamer; met meisjeskamer wordt bedoeld een soort kamer, zoals door meisjes gebruikt wordt. Men kan ook tegenover elkaar stellen:
Ik heb een grote doktersrekening van 't jaar.
Ik heb dokters rekening ontvangen; maar ik hoop dat dokter wat geduld zal hebben; we kunnen het niet dadelik betalen.
Tot welke groep behoort nu rijkelui's kind? Me dunkt: klaarblijkelik tot dezelfde als meisjeskamer.
Mijn antwoord op de aan het hoofd gestelde vraag is dus ontkennend; en ik zou daarom ook rijkeluiskind spellen.
E. Kruisinga.