Lezen.
Nog zoo dikwijls gebeurt het mij, dat iemand mij verzekert, werk van Jac. van Looy, Ary Prins, Karel van de Woestijne, alléén niet te kunnen genieten, - maar als ik het hun vóorlees, ja, dán vinden ze het mooi! Dit kan alleen hierdoor veroorzaakt worden - want ‘voordragen’ doe ik niet! - dat ik, voorlézende, zorg dat zij althans ieder woord hóóren, ieder woord met zijn eigen accent; ditzelfde lezende te bereiken schijnt velen niet gemakkelijk af te gaan. En toch is dat de eenige manier van lezen, is dát alleen waarlijk lezen. Lezende moet gij u inspannen, lezende moet gij medewerken - ik herhaal: niet met uw intellect alleen, maar met ál uw zinnen en ál uw ziel. Een woord is niet maar een soort op-zich-zelf-onbelangrijke schakel in een ketting, van mededeeling of gedachte, die eerst belangrijk wordt door zijn stevigheid of zijn lengte, een woord is een symbool dat om zichzelf erkend wil worden, een woord suggereert een beeld of een gedachte, en een volzin is een harmonische samenstelling van beelden en gedachten.
H. Robbers (Elseviers Maandschr. Febr. 1914, blz. 204).