De Nieuwe Taalgids. Jaargang 8
(1914)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
Hoe zijn anglicismen te beschouwen?
| |
[pagina 162]
| |
belangrijk deel van het Engelse geestesleven te volgen. Onze beste auteurs, Van Effen en Betje Wolff, waren, bij al hun Franse beschaving, doortrokken van Engelse geest; maar tegelijk had de vertaalde Engelse letterkunde een publiek helpen vormen, dat hun proza op waarde wist te schatten. In De Denker van 1770 komt een brief voor van een Gelderse dame met een Amsterdammer getrouwd: zij leest bij voorkeur Franse boeken, want de Hollandse zijn zonder smaak, de Engelse, ‘als die van Dodridge, Young, Hervey, Bennet’, te melankoliek; maar haar man verdiept zich 's avonds ‘in zijne Hollandsche en Engelsche Bibliotheek’.Ga naar voetnoot1). De persoonlike betrekkingen tussen Engelsen en Hollanders zijn sedert de zeventiende eeuw niet verminderd. De roem van onze oude universiteit trok nog steeds vreemdelingen: niet minder dan 2000 Engelsen hebben in de achttiende eeuw te Leiden gestudeerdGa naar voetnoot2), waaronder mannen van naam als Fielding en Goldsmith.Ga naar voetnoot3) Omgekeerd werd de opvoeding van menig voornaam Hollander voltooid door een reis naar Londen.Ga naar voetnoot4) In het maatschappelik leven zien we de Engelse mode en gewoonten veld winnen naast en in konkurrentie met de Franse. In Langendijk's Spiegel der Vaderlandsche Kooplieden zegt de oude Ernst verwijtend: ‘Men doet toch alles op zijn Fransch’, waarop Kwistgoed plagerig antwoordt: ‘Neen, op zijn Engelsch ook’. In de tweede helft van de eeuw komen de Spectatoriale geschriften dat bevestigen. In 1774 draagt een dame, naar de laatste smaak gekleed ‘Engelse of Franse schoenen, met Engelse of Franse steenen gespen versierd, Engelse of Franse hoepelrokken’. Verder lezen we van ‘haar memorieboekje dat uit Engeland is overgewaaid’, van ‘propre Engelsche looplaarsjes’, terwijl de heren een ‘lange Engelsche rotting’ dragen en bij de harddraverijen gekleed zijn in een ‘Engelsche rok’.Ga naar voetnoot5) ‘Engelsch schoensmeersel was in die dagen het non plus ultra, in den vorm van tabletten.’Ga naar voetnoot6) In 1776 klaagt zelfs De Vaderlander over een ware | |
[pagina 163]
| |
anglomanie: ‘Een goed burgerman mag immers niet minder dragen dan een Engelsche hoed, een Engelsch (Manchester) kamizool en broek, en een Engelsche lakensche rok met Engelsche stalen knoopen in den winter, en in den zomer een pakje van goed Engelsch grein; een paar Engelsche kouzen met Engelsche gespen aan de knieën en op de schoenen; en kan men geen Engelsche schoenen krijgen, ook die moeten in naam en fatsoen te minsten Engelsch wezen - bij luiden van hooger rang is alles Engelsch aan het ligchaam niet alleen, maar ook op de tafel en in huis.’Ga naar voetnoot1) Eerst na 1780 komt er een tijdelike kentering, door de anti-Engelse stemming, maar zelfs in de strijd tegen de Engelse fabrikaten, door de zogenaamde ‘Oeconomische Tak’ volgde men een Engels voorbeeld.Ga naar voetnoot2) Opmerkelik is het nu, dat we in dit tijdperk zo weinig Engelse modewoorden aantreffen. Dat ze er geweest zijn en verloren gingen, is moeielik aan te nemen: daarvoor hebben we in de Spectatoren te nauwkeurige waarnemers. De oorzaak zal wel zijn dat de Engelse namen voor de meeste gebruikers, die geen Engels verstonden, te vreemd klonken. Bovendien waren een stortvloed van Franse modewoorden sinds lang ingeburgerd. Hoeveel van de nu nog gebruikelike, en later te noemen woorden uit de achttiende eeuw dagtekenen, is moeielik te zeggen, zolang niet lexikografies de ontwikkeling nagegaan is. Van de nu verouderde tekende ik aan: bij Van Effen nieuwspapieren, bij Langendijk en elders de metaalnaam pinsbek, uit een klucht de dranknaam flipGa naar voetnoot3), bij Wolf en Deken de dansnaam Hornpipe en de Vauxhal.Ga naar voetnoot4) Blijkens de spectoriale geschriften is koffiehuis in de achttiende eeuw gevormd naar het nu verdwenen Engelse coffeehouse. De Hoog noemt nog dollond, een soort verrekijker. Gelijk al opgemerkt werd, dient men ook rekening te houden met de woorden die tegelijkertijd, of achtereenvolgens uit het Frans èn het Engels ontleend kunnen zijn. Op het einde van de eeuw werd het woord Maatschappij door Societeit vervangen en dat geschiedde misschien nog meer onder Engelse dan onder Franse invloed.Ga naar voetnoot5) Zo kan | |
[pagina 164]
| |
sjees, volgens Van Wijk uit zeventiende-eeuws Frans, opnieuw in de achttiende eeuw uit het Engels overgenomen zijn - men denke aan de samenstelling en spelling Postchais - wat door de ee-klank des te waarschijnliker wordt. Bij de zeemanswoorden is schifting weer moeielik; alleen van een woord als brik weten we, door het onderzoek voor het Ned. Wdb., dat het op het einde van de 18de eeuw uit het Engels overgenomen werd.
Gedurende en onmiddellik na de Franse tijd heeft de Engelse invloed hier te lande waarschijnlik weer een laagtepunt bereikt. Tollens en Staring lezen en vertalen wel Engels, maar van intieme omgang kan moeielik sprake zijn. Met meer kans van slagen zou men anglicismen kunnen nasporen bij Bilderdijk, die in Engeland verblijf hield. Behalve het zonderlinge woord kroot (een Oud-Kelties snaren-instrument, Eng. crowd), in het Ned. Wdb.Ga naar voetnoot1) vermeld, vond ik bij De JagerGa naar voetnoot2) het woord brink (‘op den brink van 't gapend graf’), volgens Bilderdijk's taalkunde uit be-ringen, omboorden, ontstaan. Sterker wordt die invloed door de bekoring die de Engelse romantiek weldra ook voor onze jongere auteurs krijgt. Aanvankelik leert men Byron uit Franse vertalingen kennen, maar het duurt niet lang of velen gaan zich op het Engels toeleggen om Scott en Byron te kunnen lezen en vertalen. De Amsterdammers juichten in 1829 de beroemde Engelse toneelspeelster Smithson toe; de English Literary Society, door Nayler gesticht, werd gesteund door de hoogleraar N.G. van Kampen en de jonge dichter Jacob van Lennep;Ga naar voetnoot3) een stroom van vertalingen, in tijdschriften en almanakken en in afzonderlike uitgaven, getuigde van levendige belangstelling. Onze jonge schrijvers zijn in hun eerstelingen vol bewondering voor hun Engelse voorgangers: de humoristen zien naar Sterne en Lamb, de kopiïsten van het dageliks leven naar Dickens. De toekomstige onderzoeker van het anglicisme vindt hier een breed en weinig ontgonnen terreinGa naar voetnoot4). De eerste sporen van de vreemde invloed zijn gewoonlik de aanhalingen in de oorspronkelike vorm en de opzettelik gebruikte vreemde | |
[pagina 165]
| |
woorden. Bij de laatste dient men te letten op het motief van de gebruiker. Tussen het modieus-aanstellerig gebruik en het gebruik uit een drang tot nauwkeurige uitdrukking of uit artistieke behoefte zijn tal van overgangsvormen. Bij de studenten Kneppelhout en Beets, bij de jonge Potgieter zal er vaak een naieve pronklust in het spel zijn. Zo spreekt Kneppelhout van een groom, een Newfound-lands-dog, the fat boy, ik zag zelden meer unconfortabels (Stud. Typen, 1ste dr., blz. 150, 153, 242, 352), Hilderband, in zijn Camera, van ‘every inch gentleman’; een tijdgenoot schrijft in 1842 over de fashionableste honden, de would-be Dominé's steek. Vooral bij vertaling is er veel kans dat Engelse zinswendingen ongemerkt insluipen. Dat is b.v. het geval in Potgieter's Hazlitt-vertaling, waarin Jacob Geel een aantal anglicismen aanwees.Ga naar voetnoot1) Potgieter maakt zelfs, naar Engels model, een woord tweelicht (schemering). Maar evengoed kan, na verdieping in Engelse lektuur, het vreemde woord meer voor de hand liggen, meer in de gedachtenkring of de gevoelsfeer van het ogenblik passen dan het eigen woord. Dat schijnt mij bij Potgieter herhaaldelik het geval te zijn: er zal wel geen schrijver in de negentiende eeuw aan te wijzen zijn bij wie dit soort citaten-anglicisme zo sterk ontwikkeld is. Daarbij dreigt telkens het gevaar, dat het in een hebbelikheid ontaardt, vooral bij navolgers. Van Vloten, de ijverige taal-zuiveraar, waarschuwt in een boekbeoordeling van 1853 tegen ‘het geheel noodeloos en ijdeltuitig gebruik van uitheemsche uitdrukkingen’, en haalt als afschrikwekkende proeven uit Chonia's boek over Kamphuyzen aan: zij zijn van sterner stuff; ‘immers, his heart was there’, ‘at home’, ‘gij waart de vulgar crowd, den grooten hoop vooruit’. De criticus zinspeelt blijkbaar op Potgieter als hij zegt dat deze ‘gemaakte schrijfmanier’ in de mode gebracht is door ‘een begaafde hoofdwerker in den Gids’. Het zou niet onmogelik zijn dat een dergelijke neiging bij Busken Huet door Potgieter's invloed begunstigd is.Ga naar voetnoot2) De Genestet spreekt in zijn Fantasio-periode van sweet-heart en honey-moon. Diepergaand en veel moeieliker na te gaan is de invloed op eigen woordgebruik, woordvorming of woordvertaling naar Engels model, vertaling van vaste uitdrukkingen, vergelijkingen en beelden, zin- | |
[pagina 166]
| |
konstruktie enz. Systhematies is dat alles nog nooit onderzocht. Wel vond ik enige verspreide opmerkingen, die op het spoor kunnen brengen. De Hoog wijst op de ‘kernachtige, ietwat gekunstelde adjectieven’ in Van Winter's vertaling van Thomson's Seasons (1769).Ga naar voetnoot1) J. Hoeksma vestigde in zijn proefschrift over Jacobus Bellamy terloops de aandacht op Sterne-aanse woordvormingen als gebediableerd, geloevesteind.Ga naar voetnoot2) N. Beets verweet J. van Lennep, dat de voorbeeld-spreekwoorden van zijn kapitein Pulver niet de echt Nederlandse vorm hebben (... zei de boer), maar de Engelse, naar Sam Weller's model (... als de boer zei),Ga naar voetnoot3) Door zulke waarnemingen te vermeerderen en te ordenen zou men Engelse invloeden op letterkundige taal leren vaststellen, en een schifting leren maken tussen het individuele of tijdelike en het meer algemene of duurzame. Een schrijver en vertaler als de geboren Engelsman Lindo verdient dan biezondere aandacht: men heeft zelfs wel beweerd dat hij meer vertaald Engels dan Nederlands schreef. Bij de vertalers zou men onderscheid moeten maken tussen hen die uit onbeholpenheid of haastigheid tegen het Nederlandse taaleigen zondigden, en die met kunstenaarsbedoelingen toenadering toonden tot Engelse woordvorming en zinsbouw. Een belangrijke, maar moeielike vraag is: hoever strekt de invloedsfeer van zulke letterkundige taal? M.i. niet zo heel ver. Voor de eerste helft van de eeuw hebben we een vingerwijzing in de Kakographie van B.H. Lulofs (1841), die tegenover tal van germanismen geen enkel Engels woord, maar alleen enige ‘spraakwendingen’ geeft, die hoogstwaarschijnlik zeldzaam geweest zijn.Ga naar voetnoot4) In 1873 weet Heeris in zijn Cacographie slechts enkele anglicismen te noemen, o.a. handzaam en misfortuin, woorden die blijkens tegenwoordige ongebruikelikheid niet diep indrongen. Ongetwijfeld zal die invloedsfeer zich in de laatste veertig jaar uitgebreid hebben, door allerlei faktoren, die we weldra nader zullen beschouwen.
In dezelfde tijd toen de Engelse letterkunde gezag en invloed herkreeg, werden ook op maatschappelik gebied tal van betrekkingen hernieuwd. Handel en verkeer herleefden; de Engelsen werden weer onze leermeesters en leveranciers op velerlei gebied: de stoomboot en | |
[pagina 167]
| |
de spoorweg leerden we door hen kennen; onze industrie werd op Engelse leest geschoeid; Engelse wetenschappelike standaardwerken werden als toongevend aanvaard en bestudeerd. Bij het nagaan van het anglicisme als maatschappelik verschijnsel is weer het eerst nodige dat we de verschillende taalkringen zoveel mogelik uit elkaar houden. Wanneer we de zeemanstaal vooropstellen, geschiedt dat voornamelik omdat deze groeptaal waarschijnlik vrijwat woorden bevat die uit de vorige eeuwen dagtekenen. Tot de vaktaal in engere zin behoren de woorden die op het schip betrekking hebben: bakzeilhalen, blekhol (black hole), durk (= hoosgat), davit (balk, waaraan de sloepen gehangen worden; zie Ned. Wdb.), gijn (= takel, met de w.w. gijnen, ingijnen)Ga naar voetnoot1), hog (= bezem) en hoggenGa naar voetnoot2), kits (een vaartuig), klipperGa naar voetnoot3), waarschijnlik ook log, loggen en een groot aantal samenstellingen (b.v. loglijn)Ga naar voetnoot4), reeling, reiltop, schoener, treiler.Ga naar voetnoot5) Moderner zijn: mailboot, paketboot, stomer (naast stoomboot), tank-stomer, bunker, winchGa naar voetnoot6), stoom-trawler (een aardig voorbeeld van dubbele ontlening, naast het oudere treiler), voorlongroom, bekend uit de schetsen van Werumeus Buning. Dieper gaat de invloed, wanneer uitroepen en kommando-woorden overgenomen worden: allehens aan dek, all right, ready, stop, full speed (verhollandst: volspied). Matrozenwoorden zijn ook waarschijnlik boddie, brits (‘voor de brits krijgen’ ‘op de brits geven’) bottel,Ga naar voetnoot7) money, het twijfelachtige watjekow (uit what you call?). Naar men mij meedeelt wordt tegenwoordig aan de Maasmond zelfs het woord jumpen (op een schip springen) gebruikt. In de verbreiding van dranknamen als brandy, grog, rum, whiskey zullen matrozen wel een belangrijk aandeel gehad hebben. Wellicht is ook het woord herrie, dat omstreeks 1800 op komt duiken, langs deze weg in de algemene taal | |
[pagina 168]
| |
gekomen. Later werd, in andere kringen het woord opnieuw als hurry overgenomen. Het woord bries, dat eerst sedert de 19de eeuw voorkomt, zou ook zijn oorsprong kunnen vinden in het Franse brise. (Zie Ned. Wdb.). Bij het spoorwegverkeer herinneren algemeen bekende woorden als rails, tender, waggon, lorrie, buffer, tram (uit het verouderde tramway), tunnel, stoppen aan de Engelse afkomst van dit verkeersmiddel. Daarnaast staan andere woorden die een meer technies karakter hebben: blok en bloksysteem, de vuurbox van de lokomotief, het schiften van de rails (to shift), het opgaand spoor. De verschillende groeptalen van de industrie zouden afzonderlik onderzocht moeten worden. Van de aard van het vak en de aard van het voorwerp of het begrip hangt het af of een term ver buiten de vakkring doordringt of zelfs algemeen wordt. Waar een gasfabriek is, kent ieder woorden als gasfitter en cokes; petroleum- en watertanks zijn weer wat minder bekend. De Scheveningae pier heeft dit woord ook in de landprovincies bekend doen worden. De snelle verbreiding van de fiets maakte dat niet alleen safety en bicycle (nu al verdwenen) en tandem, maar ook onderdelen als frame, free-wheel, (up)step spoedig hun gebruikskring zagen verwijden. Natuurlik is de kans op vernederlandsing of vertaling groter, naarmate ze meer volkswoorden worden:free-wheel werd friewiel of vrijwiel; (up)step werd opstap. Geheel verhollandst is het familiare kar (karretje) voor fiets. Zelden hoort men meer toeclips, trouserclips (broekhaken), gearcase, gearing (versnelling). Daarentegen is het woord handle (bij de motorfiets) weer ingeburgerd, en schrijft men dus reeds hendel. Een aardig voorbeeld van zeer snelle verbreiding - waarbij vooral de pers meehielp - is het woord film, dat elk bioskoop-bezoeker kent. Onlangs ontmoette ik reeds het werkwoord affilmen.Ga naar voetnoot1) Daarentegen zullen termen uit de moderne Engelse villa-bouw (cottage, hall) uit Engelse tuin-aanleg (ray-gras) weer beperkt blijven tot bezitters en kenners van Engelse, villa's en tuinen. Met het kantoorbedrijf komen velen in aanraking; vandaar dat typiste, type-writen (vernederlandst tot tiepen of vervangen door het purisme machineschrijven, tikken) weer ver doordringen.Ga naar voetnoot2) In handelskringen weet | |
[pagina 169]
| |
ieder wat een safe deposit of een safe is,Ga naar voetnoot1) een postbox, en een accountant. Uit het Engelse bankwezen kwamen de woorden cheque en banknoot, later vervangen door bankbiljet. Door de tentoonstellingen leerde men, behalve jury, ook het woord stand, (étalage) kennen. Militaire woorden die hier doordrongen, zijn dumdum en dreadnought. Er zijn ook techniese woorden die binnen zeer enge grenzen blijven. Ieder kent en gebruikt de produkten van de drukkerij, de spinnerij en de weverij, maar zeer weinigen kennen de machinerieën van het drukkers- en textielbedrijf. Woorden als black (een lettersoort), linotype, multiplate, autoplate zijn raadsels voor alle niet-vakmannen. In de textiel-industrie wemelt het van Engelse woorden; uit een Verslag van de Arbeids-inspektie tekende ik aan: hopperfeeder, lattice feeder, porcupine feeder, scutcher, slubbing-frame, intermediate-frame, rovingframe, selfactor, cop, bale-breaker, waste-breaker, willow, opener, lap, derby-doubler, hoist, economiser, batching machine, licker-in, frontdoor, sliver lap machine enz. Het zou een afzonderlik en deskundig onderzoek vereisen, als men na wilde gaan welke termen in deze industrie van 't begin af Nederlands geweest zijn, welke geleidelik vernederlandst worden, welke een eigen Nederlandse term naast zich krijgen - door de fabrikant bedacht, of onder de arbeiders spontaan opgekomen - en welk verloop de konkurrentie tussen de vreemde en de eigen term gehad heeft. Het genoemde Verslag bevat daarvoor maar schaarse gegevens. Werkwoorden als strippen (stripwals) en twijnen (twijnmachine) zijn natuurlik ingeburgerd. In plaats van willow wordt later het arbeiderswoord afvalduivels genoemd; fibre-extracting-machine staat alleen ter verklaring van pluismachine. Uit andere industrieën die verplichting aan Engelse voorbeelden hebben, zijn ongetwijfeld nog vrijwat Engelse woorden op te diepen. De Hoog vermeldt nog: puddlen (ontkolen, in de ijzerindustrie) flens (verbindingsrand van metalen buizen) robber (plaatsnijdersgereedschap) en weespijp, een eigenaardige vernederlandsing van waste-pipe (spuipijp van de warmwaterbak), flintglas (hardglas) donkey-man en koker (plaatwerker, uit caulker). Verder de techniese landbouwterm drillen = in rijen zaaien (inheems?). De wetenschappelike vaktaal zal vooral dan Engelse invloed vertonen, wanneer Engeland, vroeger of nu, door baanbrekende geleerden of toongevende boeken de begrippen stempelde. Men denke b.v. aan de staathuishoudkunde (Adam Smith, Stuart Mill) met termen als: Manchesterleer, Malthusianisme, pauper, pauperisme, levensstandaard, | |
[pagina 170]
| |
gouden-, zilveren standaard, koöperatie, aan het Darwinisme (struggle for life, survival of the fittest). Bij het nagaan van die invloed moet dan niet alleen gelet worden op de vreemde woord, maar ook op de ‘Lehnübersetzung.’ Freetrade werd in Vissering's werken nog verduidelikt door ‘vrije handel’; nu is de term geweken voor vrijhandel. Het woord lodger (bewoner van een huurkamer) is verdwenen met de kieswet die het in zwang bracht. Folklore kreeg als konkurrent volkskunde. Moeielik te vervangen termen als slang (volkstaal) of mimicry (zelfbescherming van dieren, door aanpassing aan de omgeving) blijven meestal vreemd: door hun geleerd karakter wordt ook de vreemde klank gehandhaafd. In de letterkundige wetenschap wijzen we op ballade, bard (beide al internationaal in de 18de eeuw) robinsonnade, humor, humorist, romantiek, essay, bombast,Ga naar voetnoot1) blanke verzen (letterlike vertaling, naast: rijmloze verzen).Ga naar voetnoot2) Het jongste ‘letterkundige’ genre is de detective-roman. In andere wetenschappen zijn waarschijnlik eveneens Engelse woorden te vinden. Mij werd o.a. meegedeeld dat in de astronomie flash een internationale term geworden is. Engelse invloed op de samenleving blijkt op verschillend gebied. Parlementaire instellingen en zeden richtten zich veelal naar Engelse voorbeelden. Woorden als parlement, minister, motie, reces, debat, club zouden wij door het Frans hebben kunnen leren kennen, maar waarschijnliker is de Engelse afkomst. Eigenaardig is dat het woord public spirit in 't begin van de negentiende eeuw - toen het begrip hier nog zo weinig bekend was! - als onvertaalbaar gold: zo vinden wij het o.a. bij Kinker.Ga naar voetnoot3) Ongetwijfeld Engels zijn: budget (ook met het Franse akcent budgét: grotendeels verdrongen door begroting) debating- | |
[pagina 171]
| |
club, leader, maidenspeech, meeting, platform, speech, whip (vertaald als ‘zweep’), Premier, een verkiezings-cry. Op het verwante gebied van de journalistiek vinden we: pamflet - waarbij het akcent zou kunnen wijzen op bemiddeling van het Frans - reporter, interview met de afleidingen interviewer en interviewen. Dat de drankbestrijding grote verplichting aan Engeland heeft blijkt uit de termen. teetotaller, local option, maar het demokraties karakter van deze beweging maakte dat zulke zonderling klinkende woorden weldra vertaald werden tot geheelonthouder, plaatselike keuze.Ga naar voetnoot1) Door de arbeidersbeweging drongen mèt de begrippen ook de termen koöperatie, toynbee-werk, boycotten, strike, lock-out, sweater en sweating, truck-systeem, meeting door. Zolang ekonomen en politici ze gebruiken, blijven ze Engels; in geschriften voor het volk of uit het volk moeten ze weldra wijken voor inheemse. Mogen we Cremer geloven - in zijn Hanna de Freule - dan gebruikten de arbeiders omstreeks 1870 het woord strikken; nu is staken het enige woord. In de arbeiderspers wordt geregeld gebruikt: uitsluiting, gedwongen winkelnering (als purisme van bovenaf gekomen) en zelfs zweetstelsel. Geschoolde arbeider verving skilled labourer; in eerste-klas-arbeider is het Engelse model nog te herkennen.Ga naar voetnoot2) Het Heilsleger, dat zich tot de laagste volksklassen richtte, heeft begrijpelikerwijze zijn titels en termen onmiddellik vertaald of vernederlandst: vandaar dat in die kring wel voornamelik alleen vertalings-anglicismen te vinden zullen zijn.Ga naar voetnoot3) Daarentegen zullen Engelse woorden eer ongedeerd blijven in kringen die spiritisme of Christian Science geïmporteerd hebben. Bij de invoering van nieuwe zeden of instellingen zal men meestal beginnen met overneming van het vreemde woord, b.v. paying guest, dat eerst in de laatste tijd door ‘betalende logé’ vervangen wordt Maar het is ook mogelik dat dadelik bij invoering een nieuw woord bedacht wordt. De boy-scouts zijn hier niet anders dan padvinders genoemd. Schrijft men over een nieuwe instelling die nog uitsluitend Engels is, dan ligt het voor de hand dat men het vreemde woord gebruikt. Onlangs (11 April 1914) schreef de N. Rott. Cour. over de | |
[pagina 172]
| |
Public Trustee, en moest dat omschrijven als ‘openbaar curatorschap voor groote en kleine boedels als wettelijke instelling’.
Een gebied waar ieder dadelik aan denkt wanneer van Engelse invloed gesproken wordt, is de sport. Wedrennen en watersport, boksen en fietsen, cricket, crocket, football, rugby, tennis, golf, hockey werden op Engels voorbeeld beoefend en werden dus onder begeleiding van een stroom Engelse woorden ingevoerd. Men kocht het spel-materiaal van Engelse firma's, men las reglementen in het Engels, en zelfs waar vertaling gemakkelik was of Nederlandse woorden voor de hand lagen, handhaafde men in de hogere, meest Engels kennende kringen waar deze sport beoefend werd, de vreemde taal. Zo sprak men van match, record, handicap, jury, refery, umpire, van trainen, starten, spurten, racen, pacen, scoren, tossen, peddelen. Elke tak van sport kreeg ook zijn eigen terminologie: bij de wedrennen kent men de jockey, de bookmaker, de steeple chase; bij de watersport blijft men de boten met Engelse namen noemen: giek, skiff, sculling boot, werry, yacht.Ga naar voetnoot1) Belangrijker dan een volledige opsomming van alle termen in de verschillende takken van sport gebruikelik - waartoe meer ‘vak’- kennis nodig is dan ik bezit - is de vraag naar de geschiedenis van die termen. Hoe meer het spel inburgert, des te meer worden die woorden als Nederlands eigendom beschouwd, of door Nederlandse vervangen. De vernederlandsing van klank en akcent is een natuurlik proces; de vertaling of vervanging geschiedt deels onopzettelik, deels onder puristiese invloed van sportverenigingen en sportbladen. Deze faktoren zijn het nagaan waard. Ik herinner mij nog goed hoe wij vóór 25 jaar als Burgerscholieren en Gymnasiasten in de eerste periode van het cricket- en footballspel geurden met al die Engelse woorden: wij spraken nooit anders dan van umpire, scorer, football enz. Aan de volledige Engelse terminologie werd nog niet getornd: dat hoorde bij het spel en klonk wel sjiek. Ondertussen is het voetbalspel - ook in de taal - gedemokratiseerd, terwijl het cricket nooit een volkspel werd, en de oude termen behield. Nu staat het meer gedistingueerde en duurdere tennis op het standpunt waar vroeger het football stond: een rechtgeaard tennis-speler spreekt niet alleen van set en game, maar moet, al verstaat hij geen Engels, leren zeggen fifteen, forty enz. Volgens een sportkenner ziet men evenwel hetzelfde verschil als tussen voetbal en cricket zich, in mindere mate, | |
[pagina 173]
| |
ontwikkelen bij lawn-tennis en golf. ‘Bij tennis, sedert lang druk gespeeld, dringt het Hollandsch, schoon langzaam, door, bij het nieuwe golf is er, zoover wij weten, zelfs nog geen poging gedaan om Hollandsche benamingen te vinden.’Ga naar voetnoot1) Over de taal van de roeisport zegt dezelfde schrijver: ‘Bij het roeien zien wij in den laatsten tijd, vreemd genoeg, het Hollandsch terrein verliezen. Allerlei termen, die een twintig jaren geleden, althans in verscheiden kringen, Hollandsch luidden, ziet men in de laatste jaren, in de kranteverslagen, veelal door Engelsche vervangen. Zoo sprak men intertijd geregeld van het inpikken, nu doorgaans van de catch, vroeger van herstellen, nu van recovery; vroeger van de afvaart, de boei van afvaart, nu van de start; vroeger van het doel of de boei van aankomst, nu telkens van de finish. Laatst gewaagde een verslaggever zelfs van den referee, inplaats van scheidsrechter, blijkbaar niet wetende, dat de Engelschman bij het roeien niet van referee, maar van umpire spreekt. Waarom heeft men het tegenwoordig ook voortdurend over heat, en gebruikt men niet afdeeling of kamp?’ Hier komt het purisme van deze sportman in botsing met het betere inzicht dat uit de vorige aanhaling bleek. Zolang de roeisport een echte luxe-sport is, beoefend door jongelui die geregeld voeling houden met de Engelse sportwereld, zal het anglicisme in die kringtaal moeielik te verdrijven zijn. Daarmee is niet gezegd dat het purisme van boven af, vooral door de sportbladen gesteund, zonder invloed blijft. Wie dat eens na wilde gaan, zou het best op voetbalterrein terecht kunnen. Ik beschik niet over voldoende gegevens om de feitelike toestand vast te stellen: daarvoor zouden waarnemingen in verschillende delen van ons land nodig zijn. De nieuwe termen hebben natuurlik een moeielike strijd met de gangbare vreemde. Wilde men de sportverslagen geloven, dan zou het zeer gewoon zijn te spreken van opgooi, doel, doelpunt, doelpunten, doelverdediger, schot, vrije schop, strafschop, hoekschop, voorhoede, linksbinnen en -buiten, voorwaarts, midden. Maar veel van die termen behouden lang of altijd iets officieels, ze blijven taal-op-papier.Ga naar voetnoot2) ‘Op het veld’ - zegt de aangehaalde sportkenner - ‘hoort men niet anders dan van “corner, keeper, back, offside” en zoo voorts. En zelfs de jongen op straat, die een met touw omwonden prop papier tusschen twee opgevouwen jassen door- | |
[pagina 174]
| |
schiet, weet van geen strafschop, maar wel van een “penaltie”, “pelantie” of hoe hij het woord verder radbraakt.’ Daarnaast kan ieder op straat horen dat niet doel, maar kool of ko het gewone woord is. Toch zijn, volgens dezelfde zegsman, bij het voetbal een aantal namen er goed ingegaan: doel hoort men naast goal, middel-voor naast centre forward, spil naast centre half-back, strafschop naast penalty, enz.; scheidsrechter heeft referee nagenoeg verdrongen, grensrechter linesman enz. In hoeverre dit juist is, laat ik daar. Naar het mij voorkomt, zullen woorden als referee, center, centeren, record niet zo licht verdwijnen, terwijl woorden als supporter, cheers ook in de sportbladen gehandhaafd blijven.Ga naar voetnoot1) Het einddoel van de puristen zal bij een reeds ingeburgerd spel als voetbal waarschijnlik onbereikbaar zijn. Het behoeft nauweliks gezegd te worden dat de sporttermen niet tot een gesloten taalkring behoren. Liefhebbers en beoefenaars van sport vindt men tegenwoordig in alle kringen en onder alle leeftijden. Bij menigeen die aan sport gedaan heeft, vindt men in woorden als racen, handicap,Ga naar voetnoot2) full speed, in uitroepen als ready, all right, in kwalificaties als fair en unfair sporen van sporttaal.
Het meest verbreid zijn de woorden die op het huiselik leven betrekking hebben: kleding, voeding, woning, meubelen en gebruiksvoorwerpen. Ook bij deze groep geeft een alfabetiese opsomming een onvoldoende indruk. Eigenlik komt het bij elk afzonderlik woord aan op de gebruikskring en de ontwikkeling. Een belemmering voor het onderzoek is, dat door de lexicografen de vreemde woorden gewoonlik eerst geboekt worden als ze ingeburgerd zijn. Daarom zal men zelfs het grote Nederlands Woordenboek meermalen vergeefs raadplegen.Ga naar voetnoot3) Nog moeieliker zijn de woorden die op vertaling of nabootsing van Engelse woorden berusten, waarbij zich dan de vraag voordoet of ze in de oorspronkelike vorm hier ook bekend geweest zijn. Wie er bij | |
[pagina 175]
| |
zijn lektuur op let, kan aardige opmerkingen maken. In een roman van Gerard Keller vond ik b.v. easy chair, dat dus ± 1870 in gebruik was, maar nu geheel vergeten raakte voor de vertaling gemakkelike (of luie) stoel. Uit Vosmaer's Vlugmaren blijkt dat in 1875 de typewriter hier te lande bekend werd, maar ook dat gelijktijdig het woord schrijfmachine ontstond.Ga naar voetnoot1) Wanneer wij in de volgende regels een poging doen om de Engelse woorden te rangschikken, dan zal daaruit blijken, ook al gaan we de woorden niet afzonderlik na, dat er in de negentiende eeuw, vooral in het laatste kwart, een stijgende invloed van de Engelse kultuur en mode merkbaar is. Hetzelfde verschijnsel zien we in Frankrijk en Duitsland. Toen het materiaal voor dit artikel grotendeels verzameld was, kwam mij het boekje Engländerei in der deutschen Sprache van Hermann Dunger in handenGa naar voetnoot2), en ik werd getroffen door de opmerkelike overeenkomst, niet alleen van de taalkringen, maar zelfs van de overgenomen woorden. Alleen is de invloed in Nederland vroeger waar te nemen. Omstreeks 1840 vertoont zich, evenwijdig met de Engelse sympathieën in de letterkunde, een opkomende Engelse mode. Een symptoom daarvan is de naamgeving. F. NagtglasGa naar voetnoot3) vertelt dat men omstreeks 1825 de vaderlandse meisjesnamen bij voorkeur verving door Franse en men dus hoorde van Mimi's, Jacqueline's en Margo's, maar ‘toen een twintig jaren later de Engelse letterkunde meer invloed kreeg, kwamen er Mary's, Betsy's en Nelly's. Met de mannennamen is het, hoewel minder opvallend, evenzoo gegaan.’ In de Camera Obscura spreekt tante Stastok nog van een ‘Engelsch hemd’ - zonder de Engelse naam! - maar Hildebrand kent een cloak, een macintosh, everlasting-schoenen, spencer, waterproof en Bath-papier. Als men sedert 1840 de ontwikkeling - of liever de grillen - van de mode naging, dan zou men zien dat de alleenheerschappij van de Franse mode voorgoed gebroken is, en dat vooral na ± 1880 de Engelse mode veld wint. De rijtuigen die Hildebrand in de Hout ziet verschijnen, dragen behalve de tilbury bij voorkeur Franse | |
[pagina 176]
| |
namenGa naar voetnoot1), maar weldra komen de brik (break), brougham, phaeton, droskyGa naar voetnoot2), de dogkar (dogcart) en de victoria.Ga naar voetnoot3) Hoe vluchtig zulke modewoorden zijn, blijkt als we in de lijst van De Hoog vermeld vinden: cardigan, chesterfield, mary stuart, pamela, stanhope, wellington, die een kwijnende of plotselinge dood gestorven zijn, om weer voor andere plaats te maken. Een andere groep zijn de eigennamen van paarden, begrijpelik door het Engelse karakter van de wedrennen, de namen van hondensoorten: terrier, fox-terrier, bull-terrier, bull-dog, collie, pointer, setter, spaniel, NewfoundlanderGa naar voetnoot4), en eigennamen van honden. Natuurlik was het niet alleen de mode die hier een stroom van Engelse artikels bracht. De overweldigende vlucht van de Engelse industrie maakte inlandse en andere buitenlandse konkurrentie moeielik of onmogelik. De vele Engelse namen van geweven stoffen zijn daarvan een bewijs: karsaai, duffel, bukskin, molton, calico, cheviot, lancaster, manchester, merinos, pilo, gonje, jute, shirting, bevertien, axminster (tapijt), cover coat, floss-zijde en wellicht sits. Daaronder zijn zowel stoffen voor luxe als voor volkskleding. Bij de laatste zien we begrijpelikerwijze de sterkste vernederlandsing. Algemeen krijgt lancáster Nederlandse klank en akcent; in Groningen wordt mánchester tot meséster, in Drente wordt everlasting tot evverlast, met de ă van dak. Naast de praktiese Engelse uitvindingen, die met Engelse namen ingevoerd waren, als plaid, sjaal, front, cape, waterproof-regenjassen en schoenen, combination (hemdbroek), ulster, komt als sportkleding de shirt en de jersey, als modieuse kledingstukken de smoking, en voor dames de reform- en tailor-made-kostuums.Ga naar voetnoot5) De prijskoeranten en uitstallingen van de Liberty-magazijnen maken homespun- en andere stoffen met hun Engelse namen bekend (b.v. velvet, velveteen). Door de Engelse handel en industrie werden bekend: pleet (plate), teakhout, rubber, sunlightzeep, kodak (fotografietoestel),Ga naar voetnoot6) tumbler (glas), | |
[pagina 177]
| |
blocknotes, stop-watch (voor het oudere chronometer), compost (mest), macadamweg, portland(cement). Winkeliers die Engelse artikelen invoeren en verkopen - men denke b.v. aan de vele praktiese Perry-artikelen, b.v. de city-bag - hebben licht een voorkeur voor de ongemeen-klinkende vreemde namen. Ze spreken niet meer van nouveauté, maar van latest novelty, en kondigen dat niet meer aan in hun étalage, maar in een show-room. Een tailor is weer een graad deftiger dan een tailleur; een ‘coiffeur’ houdt zich nu bezig met shaving en shampooing. Een fabrikant vindt schoencream anders en voornamer dan ordinair schoensmeer. In advertenties leest men b.v.: ‘ontvangen nieuwe vloerzeilen en inlaids’. De Engelse opschriften op de voorwerpen zelf kunnen meewerken om de naam te verbreiden, zolang er geen Nederlands fabrikaat voor in de plaats gekomen is. Vandaar een advertentie als: ‘Gevraagd een typiste voor de bediening van het Keyboard eener Monotype.’ Nederlandse handelaars gebruiken soms voor eigen waar opzettelik Engelse namen, òf omdat het ‘gekleed’ staat voor een nieuw artikel - b.v. Verkade's tapers (d.i. aanstekers, eig. kaarsen) - òf omdat men in prijskoeranten en advertenties met Engelse klanten rekening houdt, b.v. full-cream kaas, naast het Nederlandse vol-vette kaas. Wanneer in onze grote steden door hotels en handelszaken Engelse opschriften worden geplaatst als American Hotel, Bodega Company, British Store, American Shoe stores, dan gebeurt dat niet alleen om vreemdelingen te lokken, maar ook omdat het voornaam staat. Op de wagens van de Standard Oil Company is dit opschrift niet vreemd, maar zonderling is het opschrift Pure oil company of Holland, dat ik onlangs bij het Zwolse station zag. Het menu, zowel het dagelikse als het niet alledaagse, vertoont steeds meer Engelse woorden, zowel voor eetwaren (biefstuk, rumsteak, rostbief of roastbeef, corned beef, pudding of podding, plumpudding, sandwich, jam, (mixed) pickelsGa naar voetnoot1), peerdrops, arrowroot, marmelade, pepermunt, kerrie, cakes), als dranken (rum, pons of punch, grog, brandy, cherry-brandy, sherry, whisky, toddy, bowl, flip, twistGa naar voetnoot2); biernamen als stout, ale, porter; onthoudersdranken als kwast (uit lemon-squash). Bij de inrichting van een hotel maakt men een lift en een watercloset; in onze huizen | |
[pagina 178]
| |
kennen we de verandah, stores, pichpine slaapkamermeubelen, de vacuum-cleaner (weldra stofzuiger genoemd) en een baby-box (tot looprek herdoopt); het twaalfuurtje of koffie drinken heet deftiger lunch; de dames gebruiken bij de afternoon-tea of five o'clock teaGa naar voetnoot1) een teacosy (tot teemuts vernederlandst); de heren gebruiker na den eten een after-dinner. Elke stad heeft zijn lunch- en tea-rooms en bars; elke kermis een cake walk. In grote steden vindt men een skating-rink. Tegen Kerstmis volgt men soms de gewoonte om de mistletoe op te hangen. Uit Engeland drong ook de pic-nic, de garden-party en de fancy-fair door. Men danste of danst de Washington-post, de cake-walk, de one-step of two-step; men speelt met zijn partner boston of whist en gebruikt daarbij de Engelse termen. Met de laatste voorbeelden zijn we midden in het ‘deftigheidsanglicisme’, in de kringen van high-life, van de upper ten. Men vindt het dan een kenmerk van biezondere sjiek, te spreken van een groomGa naar voetnoot2), een nurse, een boy en een baby, van lady-like, gentleman-like, van een lady-killer en een globetrotter, van home en hobby of hobby-horse, in plaats van ‘stokpaardje’.Ga naar voetnoot3) Het zijn de kringen waar men zich graag quite-English, tip-top kleedt, tennist, flirt en tea-t, en al wat shocking is verafschuwt. Dit loopt inderdaad uit op een anglicisme uit aanstellerij, waarop de puristen terecht hun pijlen richten. Achter deze mode, die, als elke mode veel vergankeliks heeft, schuilt een dieper gaande kultuurinvloed. Omstreeks 1840 was het kennen van Engels nog een voorrecht van weinigen; omstreeks 1880 was een geslacht opgegroeid, dat door een opleiding op Gymnasium en Hogere Burgerschool evenveel van het Engels kende als de grootvaders van het Frans. Boeken, tijdschriften en kranten werden in veel ruimere kringen verspreid; het aantal vertalingen nam sterk toe. De letterkundige beweging van '80 wekte nieuwe belangstelling voor Engelse poëzie. In toenemende mate raakte men bekend met Noord-Amerikaanse toestanden en instellingen.Ga naar voetnoot4) Terecht heeft Salverda de Grave bij zijn studie van de Franse woorden in het Nederlands als uitgangspunt genomen dat hoe per- | |
[pagina 179]
| |
soonliker het begrip is dat door het vreemde woord wordt uitgedrukt, des te krachtiger het bewijs is dat het levert van Franse invloed ten onzent.Ga naar voetnoot1) Dat zulke intieme - of, zoals Salverda de Grave ze later genoemd heeft, - ‘niet-techniese woorden’Ga naar voetnoot2) in de achttiende eeuw ontbreken, is een bewijs van weinig diepgaande Engelse invloed. Zulke woorden zien we ± 1840 opkomen, en ± 1880 zijn ze niet schaars meer. Onder de oudste vindt men voornamelik zulke die een onvertaalbare nuance bezitten, als spleen (met de samenstelling spleen-ziek), cant,Ga naar voetnoot3) sneer, would-be,Ga naar voetnoot4) snob,Ga naar voetnoot5) dandy, maar daarnaast vinden fashionable, comfort en comfortable, blufGa naar voetnoot6) en bluffen, puzzle, humbug, blunder. Nog een stapje verder, en we komen bij woorden als: een beauty (vroeger alleen het Franse beauté), spirit (daar zit spirit in die jongen), hiep (zwaarmoedigheid)Ga naar voetnoot7), down (ik voel mij wat down vandaag), plenty (er is plenty)Ga naar voetnoot8) en de eufemismen tipsy en in high spirits. Onder invloed van boek en tijdschrift wordt dit nog sterker. Men hoort dan spreken van: up to date; last not least; een self-made man; een slip of the pen; de topic van dit letterkundig seizoen; de great attraction; zich off-side houden; out-siders-meningen; hij is the right man on the right place; een penny-a-liner; zijn common-place-goedkeuringGa naar voetnoot9); iets verduideliker voor de general reader; een volmaakt gebrek aan wat de engelsen noemen ‘spiritual insight’; iets dat niet zuiver ‘matter-of-fact’-achtig verklaard kan worden,Ga naar voetnoot10) ik ken er al de ups and downs van; hij heeft behoefte aan een home.Ga naar voetnoot11) Bij fijnere prozaschrijvers en dichters - wij zagen het al bij Pot- | |
[pagina 180]
| |
gieter - komt het gebruik van Engelse woorden dikwels daaruit voort, dat ze er een biezondere nuance of tekenende kracht in vinden, die een Nederlands synoniem naar hun smaak niet bezit. Wanneer b.v. Vosmaer gebruikt trompetting oneself, dan vindt hij waarschijnlik ‘eigen lof uitbazuinen’ te afgezaagd. Zulk gebruik grenst aan het citaat.Ga naar voetnoot1) De taalvernieuwende dichters en schrijvers van '80 hebben soms bewust of onbewust uit de Engelse taal voorraad geput. Carel Scharten noemde in 1910Ga naar voetnoot2) het werkwoord wonderen (zich verwonderen) in poëzie ‘een veld winnend anglicisme’. Herman Robbers gebruikt twinkeling.Ga naar voetnoot3) In de Shakespeare-vertalingen van van Looy behoeft men niet lang naar anglicismen te zoeken. Meer dan vroeger zal men ook bij journalisten, die dageliks Engelse bladen lezen, letterlik vertaalde Engelse woorden en wendingen aantreffen, b.v. ‘De Turken hebben drie bruggen in de lucht geblazen’; ‘een man als Kuyper, geïnformeerd als geen ander’; ‘de Turksche troonopvolger bekleedt den rang van een maarschalk’;Ga naar voetnoot4) de man (korrespondent) van de ‘Daily Telegraph’, prakties gesproken (practically speaking) enz. Uit vroeger tijd (± 1870.) dagtekent De zieke man (de Turkse Sultan; uit The sick man) dat men niet meer als anglicisme zou herkennen.Ga naar voetnoot5) Uit het laatste voorbeeld blijkt dat een nauwkeurig onderzoek nog heel wat van dergelijke uit het Engels vertaalde woorden - in ruimere zin evengoed anglicismen - voor den dag kan brengen. Bezaten we een boek als Otto Ladendorf's Historisches Schlagwörterbuch, dan zou dit onderzoek veel gemakkeliker zijn; Van de door Dunger aangehaalde voorbeelden zijn er vrijwat ook vernederlandst: blauwkous, blauwboek, vrijdenker, gele pers, gemeenplaats, volbloed, blauw bloed, zelfbestuur, ster (in de toneelwereld), stemvee, natuurkeuze, rolschaatsen, voorman, uitlander. Er zijn er ook, als zweetsysteem, wolkenkrabber, warenhuis, waarbij de verduitsing waarschijnlik als bemiddeling | |
[pagina 181]
| |
gediend heeft. De Hoog noemt nog: ezelsbrug en de tien geboden (de tien vingers). Vertaald zijn ook namen van instellingen als Industrieschool, Gezondheidscommissie,Ga naar voetnoot1) Levensverzekeringmaatschappij (Life insurance company) Hoger Onderwijs Uitbreiding (University Extension) Bijbelgenootschap (Bible Society). Ook op vertaalde uitdrukkingen zal men te letten hebben, als men de Engelse invloed nagaat. Geld maken is blijkbaar ontstaan uit to make money, evenals: dat spreekt boekdelen uit that speaks volumes maar er zijn meer uitdrukkingen die zozeer op elkaar gelijken, dat het onafhankelik ontstaan onwaarschijnlik wordt, b.v. de tijd doden (to kill time), hij is in zijn element (he is in his element), hij heeft het uitgevist (he has fished it out), naar komplimentjes vissen (fishing for compliments), zijn geld op interest uitzetten (to put out his money at interest). Al zij hierbij wellicht twijfelachtige gevallen, de kenners van het Engels zullen de stellige wel kunnen vermeerderen. Voor het onderzoek van dit punt zou men vooral vertalingen nauwkeurig moeten bestuderen, in verband met de ouderdom van de uitdrukking. Soms vervormt zich een bestaande uitdrukking onder Engelse invloed. Wij zeggen: dat ligt niet in mijn lijn. Wellicht is deze uitdrukking al van Engelse oorsprong, maar stellig de vervorming: dat is niet in mijn lijn (that is not in my line). In de laatste jaren leest men in de arbeiderspers herhaaldelik ruggegraat hebben voor zelfstandig, fier zijn. Het Engelse he has got a backbone zal wel voorafgegaan zijn, al is het waarschijnlik dat het soortgelijk gebruik van het Duitse Rückgrat de tussentrap geweest is. In de studie van Dunger wordt ook gewezen op ‘gevleugelde woorden’, stereotiepe beeldspraak, aanhalingen en spreekwoorden, die uit het Engels afkomstig zijnGa naar voetnoot2), o.a. Kennis is macht, Tijd is geld, Eind goed, al goed, Komende gebeurtenissen werpen hun schaduwen vooruit, De wens is de vader van de gedachte. Verder: mijn betere helft, het boek der natuur, de tand des tijds, de laatste der Mohikanen, het donkere Werelddeel.Ga naar voetnoot3) Juist door deze overeenkomst moeten we er evenwel op verdacht zijn, dat zulke uitdrukkingen ook langs Duitse wegen tot ons kunnen komen, en zelfs internationaal eigendom kunnen worden.Ga naar voetnoot4) (Slot volgt). |
|