hoorden wij bovengenoemde, onder de begeleiding van Van Peene die op zijne viool aan “'t krabbelen” was, zoo als hij het zeide, het lied beproeven. Wij luisterden naar dien in den beginne onverstaanbaren zang - Van Peene speelde de viool, ja, maar niet zoo als Vieuxtemps of Paganini - die ons al langs om meer begon te bevallen. Door nieuwsgierigheid aangedreven, trokken wij met eenige leden naar boven: “Is er geen belet?” vroeg de oude P. Erfelinck. Binnen, antwoordde men. “Wat is hier gaande?” sprak vriend Gustaaf Verhaeghe. - Hier is gaande, antwoordde K. Ondereet, dat Van Peene eenen volkszang gedicht heeft met muziek van zijnen neef Karel Miry, een lied dat binnen eeuwen nog de Vlamingen in geestdrift brengen zal!.... Een uur later deden wij met ongeveer twintig leden, en voor de eerste maal, “De Vlaamsche Leeuw” met volle stemmen in de lucht weergalmen. - Den 13 derzelfder maand, was het Van Peene's naamdag - St. Hippoliet. - “Broedermin en Taalijver” ging 's avonds naar de Wijngaardstraat, 14, haren sekretarisopgever (Van Peene nl.), te dier gelegenheid, met eene serenade vereeren. Men zong onder anderen “De Vlaamsche Leeuw” die door de toegeloopene menigte met eenen onbeschrijfelijken geestdrift, onder donderend handgeklap herhaalde malen werd toegejuicht en gebisseerd. Van Peene en Miry verklaarden zich gelukkig, zij hadden - en 't publiek had zulks bekrachtigd - een vlaamsch nationaal gezang voor de Vlamingen alléén, geschapen, - 't is te zeggen: een gezang noch voor katholieken, noch voor liberalen, maar een gezang buiten alle politieke denkwijze.... een gezang voor de Vlamingen in 't algemeen!.... Eer aan Van Peene!.... Eer aan
Miry!....’
De afwijking in de datering bij Lauwers heeft reeds Prof. Fredericq getroffen in zijn ‘Schets eener Gesch. van de VI. Bew.’ Maar ten onrechte ziet de hoogleraar in 1848 een drukfout voor 1845. Lauwers volgt in zijn autobiografie de chronologiese orde; had hij het hier over een gebeurtenis uit 1845, dan zou zijn verhaal ook meer vooraan in het boek staan. Zeker is trouwens dat ‘De Vlaamse Leeuw’ eerst in 1848 verscheen: op 26 Maart '48 maakt het Gentse veertiendaagse letterkundig blad ‘De Eendragt’ van de verschijning melding. Er ia dus wel degelik een drukfout in 't spel, maar een drukfout voor 1848, in Snellaert's bibliografie, de bron van de algemeen opgegeven foutieve datering.
Wat moeten we nu denken van de mededeling van Lauwers, die het ontstaan van het lied eerst in Augustus 1848 plaatst? Door een gelukkig toeval is van Peene's klad bewaard gebleven: het berust tans op de Gentse Universiteitsbibliotheek en werd, blijkens de da-