De Nieuwe Taalgids. Jaargang 7
(1913)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 291]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Klankleer in de klas II.Inleiding.1. Wij kunnen hetgeen we zeggen op twee manieren verdelen:
2. Als we een zin naar zijn betekenis ontleden komen we tot verschillende zinsdelen (onderwerp, gezegde); elk van deze zinsdelen kan uit een of uit meer woorden bestaan. 3. Als we een zin naar zijn klank ontleden, komen we tot klankgroepen; elk van deze kan weer in klanken verdeeld worden. 4. Wanneer wij een klankgroep nader ontleden, b.v. bak, merken wij dat één van de klanken (hier de middelste) luider klinkt dan de andere. In elke klankgroep is één zo'n klank; men noemt zo'n klank een klinker. De andere klanken van een klankgroep noemt men medeklinkers. 5. Er zijn klanken waarvan het niet zo gemakkelik is te zeggen of ze klinkers zijn of medeklinkers. In tafel hoort men twee klankgroepen; de klinker in de eerste is de a; in de tweede klankgroep fel hoort men vaak geen klank tusschen de door f en l aangeduide klanken. Dus is dan de l een klinker. Zo ook is de n een klinker aan het eind van lantaarn, toorn. Maar de l, n in land zijn geen klinkers, want de klinker in die klankgroep is de door a aangeduide klank. Klanken die nu eens als klinker dan als medeklinker gebruikt worden, noemt men vloeiende medeklinkers. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijst van Nederlandse klinkers.6. In het algemeen beschaafd hoort men de volgende klinkers:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In vreemde woorden:
7. Sommige klinkers komen alleen vóór de r voor: beer, deur, door. De klinker in beer komt het naast bij die van bit; de klinker in deur bij die van hut; de klinker in door bij die van dof. Bij de transkriptie kan men daarom de tekens i, oe, ö gebruiken met een ^ er boven; dus b.v. î. 8. Er is ook duidelijk verschil tussen de klinkers in boek, boer; bied, bier; minuut, huren. Maar het verschil is hier niet zo sterk, zodat we er geen afzonderlike tekens voor zullen gebruiken. 9. In gevallen dat een klankgroep met weinig kracht gesproken wordt, zijn de klanken anders dan in de in § 6 genoemde woorden. Wij zullen echter slechts in één geval een afzonderlik teken gebruiken.
10. In één klankgroep komen soms twee klanken voor die beide in verreweg de meeste gevallen als klinkers moeten worden beschouwd. Zulke verbindingen noemen we tweeklanken. In het Nederlands heeft men de volgende tweeklanken: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sommigen spreken ook tweeklanken in been, boon, beu, reuk. Aan het eind van de (ē)Ga naar voetnoot1) komt dan een heel korte (ī); aan het eind van de (ō) een korte (u); aan het eind van de (ø) in ben een korte (y). 11. Bij de klinkers hoort men soms een neusgeluid, b v. in een zeggen sommigen niet een klinker gevolgd door een medeklinker maar slechts één enkele klank (zie transkriptie). Neusklinkers worden aangeduid door een ~ boven het klinkerteken.Ga naar voetnoot2) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijst van Nederlandse medeklinkers.12. De meeste letters voor medeklinkers duiden aan het begin van een woord altijd eenzelfde klank aan; zo is de b altijd het teken voor dezelfde klank, als hij aan het begin staat. Maar aan het eind schrijven we soms b waar we dezelfde klank spreken als aan het begin van een woord door p wordt aangeduid: vergelijk eb, paard. 13. Bovendien zijn er enige medeklinkers waarvoor we geen afzonderlike letters hebben: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14. Transkripties.A. 1. xā jə nāɹ (nā) də metš in dən Hāx?Ga naar voetnoot3) 2. mən (məm) bruɹ hout nīt fan vutbalə(n). 3. ȯnzə hönt is (iz) wexəlōpə(n). 4. kȯm jə van (vən) āvənt nox (nog) ēvə(n) bei mə ān (an)? 5. ik (ək) xā līvəɹ met y mē. 6. wə gān sāmə(n) ēvə(n) nā(ɹ) kēs sən (= kēsən) hɐys. 7. hu is (iz) ət (ist) xəkōmə(n)? 8. zeg (zex) mə ny əs (is) rȯntɐyt, wī hēft ət (hēft) xədān? 9. zō hēl mōi kan ik ət (kanəkt) mā(ɹ) nī(t) fində(n). 10. heb (hep) jə jə (heijə) buk fə(ɹ)gētə(n)? 11. wou jə ny al hēngān (hẽgān)? 12. koen jə (koeγə) nog nīt ən (nītn) pōšə bleivə(n)? 13. wī hēft əɹ ən (əɹn) potlōt fȯ̂(ɹ) mə? 14. kan ik (kanək, kaŋk) jə sȯmə(n) kreigə(n)? 15. ik hep xēn (xẽ) sent mîɹ in mə(n) (imə(n)) portəmōnē (portəmonē, - nēj). 16. jə kȯmt hīɹ nīt ȯm tə lɐiəɹə(n). 17. hēft (hēv) də (= hedə) dīrektoeɹ jə gəzīn? 18. ik (k) wāx (wāg) əɹ ən (əɹn) pāɹ natə vutən ān (an). B. də gəsxīdənis (xə-) fan hîɹ Hās en (ən) mēsteɹ Ēgəl (= ēgl). ət was ēns (ət waz əs) ȯp ən zōndagmorgən in də nāzōməɹ, tun jɐys(t) də bukweit bluidə, də zȯn (zõ) was (waz) met xoudə(n) glans ān də hēməl ȯpxəgān, də morgə(n)wint wui fris (vris) ōvəɹ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
də stopəls, de lēwəɹikə(n) (lēwəɹəkən) zȯŋən in də loext, də beiə(n) xȯnzdə(n) (gȯnzdən) in də bukweit, en də mensən giŋən in (h)oen zȯndaxsklîrə(n) nā(ɹ) də kerk, kortom, elk sxepsəl was fərgənuxt, en də ēgəl ōk.
C. ən vādəɹ hat twē zōns, də ēnə (dēnə) vəɹstandix (- əg) en (ən) slim, də andəɹə, də jȯŋstə, ən dömör̂ dī nīts kȯn bəgreipə(n). alz əɹ ny wat xədān must wordə(n), dan waz dat (wastat) alteit fȯ̂ɹ də outstə, māɹ drug (drug) də vādəɹ əm əz (əs) öp, ȯm sāvəs (sāvənz) lāt nog (nox) ən (ə) verə bōtsxap tə dun, en də wex (weg) līp ōvəɹ ən (əŋ) kerkhof bei (bə) vȯ̂ɹbēlt, dan ant (and) wȯ̂ɹdənī (-wȯ̂ɹdī) wel əs: ‘nē, vādəɹ, k doerf nīt (doerv nīt),’ ik fin ət sō grīzələx, ik ril (ək ril) az ək əɹ (askɹ) an (ã) deŋk. of a(l)s əɹ sāvəns bei t fyɹ əs fəɹtelt wert, van dī vəɹteləŋkjəs wā(ɹ)bei īman də hāɹən (hāɹn) tə berge reizən, dan waz ət (was ət): ‘ək xrīzəl əɹ van, t iz ȯm tə rilən.’ en dan (dã) zei də jȯŋstə, dī (ə)t in zən hukjə mē ān hat xəhȯ̂ɹt; ‘hei zext alteit: ik xrīzəl, en: ik ril; wad (wat) izdat (is tat) tox, ək wou dat ik tat (tad) əz bəgrēp.’
D. ən vəɹhāl van ən dȯlə hȯnt.
Mī stȯnt ān (an) də wastȯbə, tun by̅ɹvrou Jans met ən (met n) bort met mēl en ən kanətjə met strōp ȯndəɹ də buzəlāɹ binə(n)staptə. ‘ik kȯm (=ikȯm; əkȯm) jə nīt (nī) faγə werk afhouə(n),’ bəgȯn Jans, nādat sə də iŋgrēdīentə(n) (ingr -) vȯ̂ɹ də ānstāndə brei ȯp (ȯb) də tāfl hat xədēpōnîɹt, māɹ ik kȯn (= əkȯn) tox (tog) nīt maŋkîrən ȯm jə rəz ēvə(n) grōt nius tə vəɹtelə(n). ‘xrōt nius?’ rīp Mī, təɹweil zə t linən in də sxɐyməndə spuliŋ nîɹsmaktə en əɹ (hāɹ) wit xərimpəldə handən avdrōgdə, ‘xrōt nius? dat is mə ən (dasmən) kwart sxȯfjə wāɹt; jə driŋkt ən half (halv) elfjə bei mə? dan (dã) koẽ jə t mə əz (məz) ȯp jə xəmak fərtele(n).’ ət dȳɹdə (t dȳɹdə)Ga naar voetnoot1) nīt laŋ ov də beidə vrīndinə(n), wāɹvan də (d) ēnə nīt fan prātjəs, en də (d) andəɹə (= andɹə) nīt fan niutjəs hīlt, zātən zix tə vəɹgastən ān (an) də brɐynə nektar - dī al voȯ̂ɹ də veivdə māl in t kopjə strōmdə, tun ət xrōtə nius waz ɐytfəɹtelt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ontleding van de klanken.Klinkers en medeklinkers.15. Wanneer wij de manier nagaan waarop klinkers en die waarop medeklinkers gevormd worden, vinden we een duidelik waar te nemen verschil. 16. De klinkers worden gesproken met zulk een stand van tong en lippen dat de luchtstroom uit de luchtpijp komend vrij naar buiten kan gaan. 17. Bij medeklinkers gaat de luchtstroom door een nauwe opening (b.v. flink, vet, sarren) zodat we de lucht er doorheen horen schuifelen; of de luchtstroom wordt een ogenblik helemaal tegengehouden (b.v. pet.) Wij noemen de eerste soort open, de tweede gesloten medeklinkers. 18. Als wij de vormwijze van de vloeiende medeklinkers nagaan dan zien we dat hun vormwijze in sommige opzichten met die van de medeklinkers, in andere met die van de klinkers overeenkomt. 19. Bij de (n, m, ŋ) wordt de luchtstroom in de mond tegengehouden: ze zijn dus gesloten medeklinkers. Maar toch verschillen ze van de andere gesloten medeklinkers, want de luchtstroom kan bij deze vloeiende medeklinkers door de neus naar buiten gaan. Zo wordt bij de (l) wel de luchtstroom afgebroken door de punt van de tong tegen het tandvlees te drukken, maar de luchtstroom kan aan de beide kanten ontsnappen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plaats van de medeklinkers.20. Als wij twee medeklinkers vergelijken die op dezelfde wijs voortgebracht worden (dus beide open of beide gesloten zijn) is er toch verschil; zo zijn de eerste klanken van fier en sier beide open maar de vernauwing is op verschillende plaats. Evenzo bij de eerste klanken van pet en kat. De klank van de medeklinker hangt dus ook af van hun plaats. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stem van de medeklinkers.21. Medeklinkers kunnen dezelfde vorm en dezelfde plaats hebben, en toch verschillen: de eerste klanken van pad en bad zijn gelijk van vorm en plaats. Het verschil berust op twee andere omstandigheden: 1. bij de b van bad hoort men, behalve het geluid bij de ontsluiting van de lippen, nog een geluid dat uit de keel schijnt te komen. Dat geluid wordt veroorzaakt door de lucht die in trilling gebracht is door de trilling van de stembanden in ons strottenhoofd. Wij brengen onze stembanden in trilling wanneer wij ze dicht bij elkaar brengen en dan de lucht er doorheen blazen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. bij de p van pad is de druk van de lippen op elkaar sterker. Wij onderscheiden medeklinkers daarom in: 1. geademde: als de lucht vrij kan gaan tussen de stembanden door; 2. stemhebbende: als de lucht door de stembanden in trilling gebracht wordt; het zo voortgebrachte geluid noemt men stem. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verschillen tussen de klinkers.22. Klinkers worden alle op dezelfde manier gevormd, inzover de luchtstroom vrij naar buiten kan gaan. Het verschil tussen de klinkers ontstaat, naar het schijnt, voornamelik door de verschillende standen van de tong en van de lippen. Vergelijk de verschillen van stand van de tong bij de klinkers in raad en ried; de verschillen van de stand van de lippen in zier en zuur 23. Bij de klinkers wordt de toegang tot de neusholte gewoonlik afgesloten, door het zachte verhemelte op te lichten. Als dat niet gebeurt, gaat een gedeelte van de luchtstroom door de neus naar buiten: wij horen dan neusklinkers. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Samenzijn van de klanken.Overgangsklanken.24. Als we achtereenvolgens twee klanken uitspreken, b.v. pa, zie, moeten onze spraakwerktuigen verschillende standen innemen. In de tijd die tussen de eene stand en de daarop volgende verloopt is er gewoonlik geen stilte maar is er ook geluid. De klanken die gedurende zo'n overgang gehoord worden, noemt men overgangsklanken. 25. Meestal horen we zulke overgangsklanken niet. Maar soms wel: b.v. in maaien zal men, vooral bij langzaam spreken, vinden dat er tussen de laatste klank van (āi) en de (ə) een klank komt veel gelijkend op (j). Zoo ook tussen de klinkers in zeeën. Men kan bij transkriptie soms dus aarzelen of men een klank er bij voegen zal of niet. Vandaar dat men maaien soms transkribeert met (māiən), soms met (māijən). Zo is het vrij onverschillig of men (ēzəl, tāfəl) transkribeert, dan wel (ēzl, tāfl). Maar soms maakt het wèl verschil; b.v. tussen (wētən) en (wētn) is een duidelik verschil van klank. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Assimilatie van stem.26. Uit de transkriptie is gebleken dat twee medeklinkers (de vloeiende niet meegerekend), die onmiddellik op elkaar volgen, in geval van verschil van stem, aan elkaar gelijk gemaakt worden. Deze gelijkmaking noemt men assimilatie van stem. 27. In het Nederlands komt veel stemassimilatie voor. Wij kunnen o.a. de volgende gevallen onderscheiden: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. een samenkomen van gesloten en open medeklinker; in dit geval beslist de gesloten medeklinker: (nīt + zō) wordt (nītsō). (wə gān) maar (ik xā). (nīt vindən) wordt (nīt findən). 2. een samenkomen van twee open medeklinkers; in dit geval worden beide geädemd: (kēs sən hɐys;) vgl. (mən vādər zən hɐys). 3. een samenkomen van medeklinker en klinker; zie transkriptie C, regel 1. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Assimilatie van plaats.28. Er is ook assimilatie van plaats. Als we vergelijken kan ik met kan je dan horen we dat in het eerste geval (kan ik) in het tweede (kaγə) of (kaγjə) gezegd kan worden. Door de j van kan je is dus de (n) veranderd in (γ) d.i. de neusmedeklinker wordt gesproken met de tong in dezelfde stand als nodig is voor de j. Vergelijk onbekend (ombəkent), onweer (omwîr). Hoe meer dialekties iemand spreekt, hoe meer assimilatie er vaak is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Syllaben.29. Als men klanken in een zin hoort, kunnen we ze met het oor in groepen verdelen. Zulke groepen noemt men syllaben. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vrije en gedekte klinkers.30. De klinkers kunnen op verschillende manier met een volgende medeklinker in één syllabe verbonden zijn: 1. rode, raden. 2. rotte, rad. In de eerste groep is de klinker vrij van de volgende medeklinker; bij langzaam spreken kan er een pauze tussen komen, zonder dat de klinker veel verandert. Ook kunnen deze klinkers aan het eind van een syllabe voorkomen: zo, ra. Men noemt deze klinkers vrij. In de tweede groep volgt de medeklinker onmiddellik op de klinker; de meeste van deze klinkers kunnen niet aan het eind van een syllabe staan. Men noemt deze klinkers gedekt. 31. In syllaben zonder klem vervalt dit onderscheid; daar zijn klinkers altijd vrij: be-denken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweeklanken.32. In één syllabe gaan soms twee klinkers in elkaar over; zulk een verbinding van twee klinkers in één syllabe noemt men een tweeklank. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
33. In de Nederlandse tweeklanken is het tweede deel bijna zonder uitzondering een (ī) of (u); dat is ook in veel andere talen het geval. 34. In alle Nederlandse tweeklanken is het eerste lid het duidelikst hoorbaar; op het eerste lid valt ook de meeste klem. Zulke tweeklanken noemt men dalende tweeklanken. 35. In het Franse voir, lieu, hier heeft men voorbeelden van het omgekeerde: hier is het tweede lid het duidelikst. Zulke tweeklanken noemt men rijzend. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Klem.36. Als men de syllaben in een zin met elkaar vergelijkt, merken we dat ze met afwisselende kracht gesproken worden. Deze kracht waarmee syllaben gesproken worden noemt men klem. Zie verder Lees- en Taalboek. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toon.37. Twee zinnen kunnen dezelfde klanken hebben, en toch verschillen. Vergelijk: 1. Jij hebt het verzuimd. 1. Jij hebt het verzuimd? Dit noemt men verschil in toon. Zie Lees- en Taalboek. E. Kruisinga. |
|