Over de stijl van Ary Prins.
Zoolang men moeite heeft met de eigenaardigheden van Prins' woordschikking en zinbouw, ondergaat men niet den indruk van het geschrevene. Die eigenaardigheden komen trouwens alle voort uit één beginsel: Prins wil zooveel mogelijk gezichtsbeelden geven en geen gedachte-beelden. De gedachte ontwikkelt zich in de tijd, het gezicht leeft in de ruimte. De vormen van beweging en opeenvolging, waaraan de eerste behoefte heeft, kunnen dus door het tweede tot op zekere hoogte versmaad worden. Inplaats daarvan bedient het zich van middelen die oogenbliks-bestand en plaatselijke samenhang uitdrukken.
Voor de gedachte heet het: De zware deur ging open. Dit is beweging en opeenvolging van momenten die zoowel door de plaatsing van de woorden als door de tijd van het werkwoord worden voorgesteld. Eerst was er de deur, daarna het opengaan. En dit opengaan niet in de tegenwoordige tijd gezien, maar in de verleden tijd gedacht. Prins daarentegen schrijft: Opengaan de zware deur. Dat wil zeggen: hij ziet allereerst: opengaan, en stelt dan vast dat het opengaande de zware deur is. Bovendien is dat opengaan voor zijn gezicht als plotseling tegenwoordig, zoodat hij het als verleden niet denken kan.
Albert Verwey (Bespreking van De Heilige Tocht in De Beweging, Sept. 1913).