De eenheid van lezen en spreken.
Alle letterschrift is gebrekkig. De beste lezer is hij, die met behulp van die tekens, het levende woord, het levende ritme het best vertolkt, overeenkomstig de bedoeling van hem die het neerschreef. - Als we in 't oog houden dat er velerlei spreken is, in de meest verschillende levensomstandigheden, dan is de eenheid van spreken en lezen het einddoel van het leesonderwijs. Een beginnend pianist speelt Beethoven haperend, hakkelend, niet in het juiste tempo en met de juiste uitdrukking. Hij ontsijfert noten, een voor een. Zijn ideaal zou zijn, zò te spelen als Beethoven zelf, zonder muzieknoten voor zich. Zijn leerlingen-muziek staat nog ver van komponisten-muziek. Evenzo blijft de leestaal van de beginnende leerling meer of minder ver van het einddoel, het levende woord. Is dat een reden om leestaal als iets aparts te wettigen, als iets dat er zijn moet, en dat in wezen verschilt van spreektaal?
Nu bestaan er ongetwijfeld andere soorten van lezen. Wie een gedicht voordraagt, of een redevoering, een preek in een grote zaal of kerk, zal, rekening houdende met de noodzakelike gedragenheid van klank en een langzaam tempo, minder toonloze, enclytiese vormen gebruiken. Maar is dat niet in overeenstemming met wat een improviserend spreker in dezelfde omstandigheden zou doen?
(C.G.N. de Vooys, in een polemiek met Dr. J.H. Gunning; De School 25 Junie 1910).