de Ridder prijst de bundel De Getijden van Edm. van Offel; H. van de Wal bespreekt het Nagelaten Werk van Adriaan van Oordt. - Jan Walch begint met de rangschikking en beoordeling van een twintigtal Nieuwe Verzenbundels.
Elseviers Maandschrift. Junie. H. Robbers bespreekt De vreemde Heerschers van C. en M. Scharten-Antink, dat hij onvolgroeid acht, en de novellen van Lambrecht Lambrechts, die hij ver beneden het werk van de beste Vlamingen stelt.
Ons tijdschrift. Junie. J. van der Valk bespreekt met sympathie de Studies en lezingen van L. Simons.
Van onzen tijd. No. 29. H.W.E. Moller begint met de publicatie van een studie Tragiek en tragedie, in No. 31, 34, 35 voortgezet.
No. 30. F.V. Toussaint van Boelaere bespreekt met veel sympathie Het werk van Omer K. de Laey, verzameld en ingeleid door Persijn en Vliebergh.
No. 35. Caesar Gezelle geeft het slot van zijn artikel Onuitgegeven verzen van Guido Gezelle.
Den Gulden Winckel. April. Gerard van Eckeren bespreekt de brochure van J.J. Meyer: Kunst en Zedelijkheid. De Lexicographische mededeelingen betreffen E.Th.J. Brom, Jan Feith en Marie Metz-Koning.
Mei. A.S. Kok beoordeelt met veel lof het proefschrift van Ten Bruggencate over Rhijnvis Feith. - Gerard van Eckeren prijst De Jordaan van Is. Querido. - De Lexicographische Mededeelingen gaan over Albert Verwey.
Junie. A. Greebe vertelt de lotgevallen van Perk's Iris. Hij drukt daarbij de brief van de Gidsredaktie af, en de gewijzigde redaktie in een drukproef van de Tijdspiegel. - Gerard van Eckeren besluit zijn bespreking van De Jordaan.
De Ploeg. Mei. Is. Querido schrijft bewonderend over de kunst van Jac. van Looy, die hij verdedigt tegen het afbrekend oordeel van Adama van Scheltema.
Stemmen des Tijds. Mei. J.C. de Moor wijdt een artikel aan Van Eeden's Ellen, en tracht te verklaren waarom Verwey dit gedicht afkeurde, terwijl Van Deyssel het prees.
Revue germanique. Mei - Junie. J. Lhoneux geeft een uitvoerige beschouwing over Le Mouvement littéraire hollandais en 1911. In een