De Nieuwe Taalgids. Jaargang 6
(1912)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 202]
| |
De morgenstond heeft goud in de mond.Er staat nog steeds een vraagteken achter dit spreekwoord; waarvandaan komt het? Wel hebben velen beproefd een oplossing te geven, maar de gissingen hoe vernuftig ook, schijnen niemand te bevredigen. Het Nd. Wb. V, 465 s.v. Gond bepaalt zich ertoe te betwijfelen dat mond hier macht zou zijn. Wat Stoett, Nrd. Spr. No. 1348 schrijft, is evenmin een verklaring; dat goud en morgenstond verbonden worden, is al zo oud als Homerus; daar troont Eos op een gouden zetel. Niet dat goud is dan ook moeielik, maar wel dat mond. Waartoe juist dit lichaamsdeel en geen ander? De vraag raakt niet slechts het Nederlands; Duitsers, Denen en Zweden kennen het spreekwoord in dezelfde vorm. Nu zou men zich kunnen beroepen op de rijmklank; voor een spreekwoord is deze vorm de meest gewenste, die bevordert de memorie; maar dan zou misschien een andere vraag ontstaan, wie der vier volkeren het spreekwoord het eerst gekend heeft. Mag ik het aantal gissingen met een vermeerderen, dan zou ik willen voorstellen, dat het een vertaling uit het Latijn is, die aan alle vier spreekwoorden ten grond ligt. Ik zou dan willen aannemen een Latijnse spreuk: Aurore (h)abet aurum in oreGa naar voetnoot1). Deze spreuk wil een etiemologie geven van de naam Aurora, sluit zich eigenlik aan bij de afleidingen, die de Ouden van dat woord gaven, zie Thesaurus II, 1522 s.v. Aurora; cf. Forcellini - de Vit I, 502. Gelezen heb ik de spreuk tot dusverre niet, bij géén latijnse auteur, evenmin in een spreekwoordenverzameling gevonden; maar dat doet er niet toe, gegeven dat de afleiding op zichzelf zeer waarschijnlijk is en dat zulke spreuken juist in de niet schriftelik overgeleverde taal bij voorkeur geleefd hebben. En alle verzamelingen spreekwoorden, | |
[pagina 203]
| |
in handschrift hier en daar bewaard, zijn nog niet gepubliceerd. Misschien komt ook deze spreuk nog eens te voorschijn. Het woordspel wordt des te aannemeliker, wanneer men een andere poging om het woord Aurora te verklaren ernaast legt, van Ovidius, een zeer speelse weliswaar, maar de dichter geheel waardig. In de Metamorphosen bk. 13, vs. 621, 2 leest men: Luctibus est Aurora suis intenta piasque Nunc quoque dat lacrimas et toto rorat in orbe. Gesproken zal dus de spreuk aldus zijn: Orore abet orum in ore. orum + ore = orore. 't Is een gissing, die als ze geen andere verdienste mocht hebben, ten minste niet ver gezocht is en woorden geen andere betekenis geeft dan ze in de gewone mensen-taal hebben. Utrecht. E. Slijper. |
|