Spreekwoorden.
Naar aanleiding van mijn artikel Lessen over spreekwoorden kreeg ik van verschillende zijden welkome opmerkingen en aanvullingen. Daaraan ontleen ik, zo beknopt mogelik, het volgende: Zoals het klokje thuis tikt enz. (blz. 84) is afkomstig uit Heyermans' drama Ghetto. - Schoenmaker, hou je bij je leest (blz. 85) is ontleend aan een bekende anekdote van de schilder Apelles en de schoenmaker (Plinius, Hist. Natur. lib. XXXV, cap. 36). Bij blz. 93 diende verwezen te zijn naar een belangrijk artikel van H. Molema over Nederduitsche Spreekwoorden (Taalgids IV en V): daar vindt men een rijke verzameling van dergelijke spreekwoorden. (Zie ook Harrebomée i.v. Boer), die mijn bewering logenstraft dat dit type in de Noordelike provincies schaars is. In Noord-Brabant (Oudenbosch) hoort men ook de varianten: Ieder zijn meug, zei de boer, en hij at vijgen met de riek (= mestvork); Werken is zalig, zeggen de Begijntjes, en ze dragen met drieën een boonstaak. Bij blz. 95, r. 6 kende een oud- Zaankanter de variant: ‘Daar liep een luis op zolder,’ soms met de toevoeging ‘op klompen.’ Verder: ‘Alle baat helpt, zei de vrouw, en ze roerde met een naald.’ Een zonderlinge ‘zegsman’ treft men aan in ‘Alle beetjes helpen, zei dé mug, en ze piste in de zee.’ Bij het laatste voorbeeld van blz. 96 tekende ik een aardige variant op uit de Asser Courant, met een nieuw beeld onder invloed van het rijm: Die 't eerst komt, 't eerst pompt. Over kattegespin (blz. 96) schreef Beckering Vinckers in de Taal- en Letterbode (I, 117), juist om te betogen dat in zulke gevallen niet van ‘verbastering’ gesproken moet worden.
C.d.V.