De Nieuwe Taalgids. Jaargang 6
(1912)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBoekbeoordelingen.Taal en Stijl op het Mondeling Examen voor onderwijzer(es). Een studie- en repetitieboekje door G. van den Berg, onderwijzer aan de Bijz. Normaallessen te Haarlem. (F. Duijm-Gorinchem, 1911).'t Boekje telt maar 150 bladzijden. Toch bevat 't de stof voor de vier leerjaren: ‘De ervaring heeft mij geleerd, dat leerlingen die op 't examen goed wisten te gebruiken wat dit boekje geeft, geen onvoldoend cijfer kregen’, zegt de auteur in 't Voorbericht.Ga naar voetnoot1) - 't Is kras! Maar toch geloof ik de auteur. Want ‘taal en stijl’ zijn uit de natuur in de fabriek terecht gekomen, en daar wordt men met den dag knapper om in de kortst mogelike tijd met zo weinig mogelik materiaal zo veel mogelik te produceren, wat op de tegenwoordige markt presentabel is.
't Boekje is als al die boekjes van dien aard: voor ons deugt 't niet. Ik wil dat deze keer eens niet met voorbeelden aantonen. We willen deze keer enkel iets principiëels bespreken, nl. dat dit | |
[pagina 104]
| |
werkje, ofschoon van opvoedkundige aard zoals alle onderwijsboekjes, alle persoonlik karakter mist. In dat opzicht is 't 'n allermerkwaardigst boekje. Voor wie? Voor wie later 'n geschiedenis van ons taalonderwijs zal schrijven. In dit boekje is 't hele taalkundig leven van de onderwijzers van 't oude regime gekondenseerd. De auteur is in dat opzicht eerlik als goud, hij biecht z'n hele praktijk in 't voorbericht; daarna zet ie de ramen van z'n schoollokaal wagenwijd open, voor iedereen. Niet voor hem zelf, maar voor 't algemeen welzijn, opdat ieder er van profitere, leerlingen en meesters. Eer is 'm bijzaak. Dat de taalkundigen buiten 't lager onderwijs lachen of 't hoofd schudden, laat 'm koud: plicht voor alles! En die is: de jongelui klaar maken voor 't examen. Is dat examen prakties? Is 't wetenschappelik goed? Is 't menskundig? Deze vragen stelt de auteur niet. Hij wil die niet stellen. Al zou hij in 't onpraktiese, in 't onwetenschappelike de dood vinden, lichamelik of moreel, dat is zijn zaak niet. Dat vroeger ook de Japanneesjes niet aan hun generaal Nogi: Port-Arthur moest bestormd, moest genomen worden: 't ene duizendtal sneefde met liefde na 't ander, als 't ten slotte maar aan één duizendtal gelukte de vesting te nemen. De Japanse soldaat is geen individu, hij is 'n ondenkbaar klein brokje van de natie. De auteur is ook zo iets. Bij de jaarlikse bestorming van Port-Akte kent hij maar één ideaal: 't vaderland te dienen in de persoon der kandidaten, en dat met algehele overgave van eigen ambitie, van eigen inzichten. Buiten de school is ie misschien 'n persoonlikheid, veel respektabeler dan ik of de lezer, in de school is ie 't in 't geheel niet. En dat wil ie niet. En dat mag ie niet. Bij dat ‘mag’ wil ik voorlopig een vraagteken zetten en er dan later op terugkomen. Eerst moeten we nu zien, hoe die praktijk dan wel is. Elke opleider, hoe patriotties ook aangelegd, behoudt iets persoonliks. De een zal liever deze definitie van 'n zin geven, de ander die; de ene zal liever deze bloemlezing gebruiken, de andere die. Maar in 't tegenwoordig nationaal examensysteem is dat niet volmaakt. Volmaaktheid is de dood. Zo ook hier. Alle persoonlikheid, alle leven moet er uit. Zoals bv. uit 'n gestyleerd kastanjeblad. Dat is de norm, de volmaaktheid, daarin vindt men alle kastanjeblaren terug, maar - dood. Zo heeft nu deze auteur de opleiding gestyleerd. In zijn boekje vindt men 't werk van alle opleiders terug, ontdaan van de toevallige | |
[pagina 105]
| |
persoonlikheden; geen bepaalde spraakkunst die 'n bepaalde naam draagt,Ga naar voetnoot1) geen bepaalde bloemlezing met 'n daaruit voortkomende kollektie van minder alledaagse woorden en uitdrukkingen; geen kollektie examenvragen, die hoe saai ook, toch enig leven ontlenen aan 'n levend stuk proza of poëzie. Neen, niets van dat alles. Wat dan? Uit examens van opeenvolgende jaren is gebleken, wat en hoe er zoal gevraagd en geantwoord wordt; van dat alles is zoo wiskunstig mogelik 'n gemiddelde genomen en dat heeft de auteur uitgegeven. Drie styleringen: spraakkunst, woorden en uitdrukkingen, examens, drie afdelingen van 't boekje. En nu: ‘mag’ de auteur anders doen? Beoefent hij niet zuiver de praktijk van iemand die alleen 't algemeen welzijn dient? Twintig jaar geleden werd Taal en Letteren opgericht. D'r gingen spoedig stemmen op tegen 't ‘individualisties’ streven der redacteurs 'n Herhaling van die bezwaren las ik nog onlangs in Oorspronkelikheid, Navolging en nog wat van Dr. Gunning. We citeren daaruit: Geheel anders is 't met de persoonlikheid (tegenover de zelfstandigheid van 't individu). Deze verliest niets van haar adel, haar waardigheid en haar vrijheid, wanneer zij in rang en gelid blijft staan en haar superieuren gehoorzaamt, 't Eenige waarop 't voor haar aankomt, is dat zij komt te staan in the right place enz. De hoogste superieur bij examenstudie is de Staat, vertegenwoordigd door 't schooltoezicht, bijgestaan door de deskundigen, die op hun beurt kunnen zeggen: ‘Die mij veracht, veracht Hem die mij gezonden heeft’. Op de lijn van deze gedachte staat de auteur van Taal en Stijl als 'n oprecht Israëliet. Maar bezie nu zijn werk eens en oordeel dan wat van deze gehoorzaamheid de vrucht is. 't Is de moeite waard dat te doen, want 't zoo gelaakte individualisme van Taal en Letteren is over de hoofden van de meeste lager-onderwijzers heengegaan; hun tegenwoordige praktijk is zuiver gebleven van dat wat als verkeerd werd gesignaleerd, als 'n ramp speciaal voor ons land. Ik, die de beweging van Taal en Letteren zelf heel niet heb meegemaakt, zou 't interessant vinden, de resultaten van beide richtingen eens te vergelijken en zou dat onbevooroordeeld kunnen. Maar ik mis iets nl. 'n boekje, voortgekomen uit de beweging van Taal en Letteren, voortgezet in De N. Taalgids, dat in zijn soort zo 'n exces is als Taal en Stijl, 'n prachtvrucht van de onbelemmerde voortzetting van 't oude regime. | |
[pagina 106]
| |
't Boekje is de uiterste konsekwentie van 't geen we boven citeerden. Maar de persoonlikheid heeft hier niet alleen ‘haar adel verloren’, ze is zelf verloren gegaan. Bevat 't citaat dan misschien onwaarheid? Neen, alleen onduidelijkheid. Betekent nl. gehoorzaamt zoveel als blindelings gehoorzaamt? In die betekenis zou 't citaat onheil stichten, tenzij tegenover volmaakte superieuren. Maar in onze stoffelike wereld zijn de superieuren er niet alleen om de onderhorigen, ze zijn er ook om hen zelf. Waar, zoals in 'n kloostergemeenschap de zucht naar partikulier bezit en eer systematies bijna gedood wordt, daar is 't citaat bijna op z'n plaats. Maar in onze toestanden blijft 't evenwicht tussen overheid en onderdaan alleen voor onherstelbare verstoringen bewaard door tolerantie van kleine verstoringen nl. door wederzijdse kritiek, 't zij dan in verschillende vormen, 't Is jammer, maar 't kan niet anders. De opleiding ‘in rang en gelid’, die geen splijtende invloed van T. en L. heeft ondervonden en opmarcheerde uitsluitend luisterend naar 't kommando der officiële examens, is onder de hand doodgelopen. Wie na verloop van tijd de resten inspekteert, vindt de blauwe pakjes met gepoetste knopen slechts als lijkkleren. Taal en Stijl is 'n getrouwe fotografie van 't ineengeslonken, levenloze troepje. M.R. Dijkman. | |
La Formation des Légendes, par A. van Gennep. Directeur de la Revue d'Ethnographique. Paris. - Ernest Flammarion, Editeur, 1910. Prix fr. 3.50.Doorkneed in de kennis van de volkslegenden en mythologieën van alle stammen en in alle tijden, laat de geleerde schrijver, met behulp van de meest belangwekkende voorbeelden, ons zien, hoe de legenden ontstaan, zich wijzigen, zich vertakken en vervlechten, en de wereld doorkruisen. De rijke stof is gegrepen van her en der; de Hercules-mythe vindt er evenzeer een plaats als de Napoleontiese legenden. Om toe te lichten, hoe de schrijvers, hun materiaal uit de volkssagen puttende, de verhalen tendentieus vervormen, worden de vermaarde werken ontleed, die de Faust en de Don Juan tot hun opzienbarende proportieën brachten. Voor allen, die belang stellen in het ontstaan en de verspreiding, ook door de grootste geesten, van dergelijke, dikwels zeer oude, volkslegenden, is dit rijk gedocumenteerde werkje, een aantrekkelike arbeid, te meer daar het, ondanks de wijsgerige opzet, zich aangenaam laat lezen en op heel wat verschijnsels een eigenaardige perspektief opent. J.K. |
|