apologie. Met ingenomenheid wordt Van Lennep's veelzijdigheid geschetst, en zijn werk, zo ‘vol nederlandse zin, vol humor’, geprezen, al erkent de schr. dat ‘het populaire niet 't zelfde is als 't beste’, en dat Van Lennep ‘geen baanbreker’ was. De biografie van de kleinzoon noemt hij ‘een goed mooi boek’, al is het niet bevredigend. Hij zou veel meer verlangd hebben: uit brieven en dagboek en ‘veel meer de gegevens verwerkt’. Nu is het niet hèt boek, dat de gehele Jacob van Lennep geeft. - De Vlaamsche Kroniek, door Edmond van Offel, behandelt o.a. Stijn Streuvels (Najaar) en André de Ridder (Gesprekken met den wijzen Jongeling). - W.G. van Nouhuys bespreekt Drie Dichtbundels, n.l. van M.H. Werkman, Willem Kalma en P.C. Boutens.
De Nieuwe Gids. Julie. In de Literaire Kroniek prijst W. Kloos het laatste werk van G. van Hulzen: Liefde's Tusschenspel.
Aug. W. Kloos zegt in de Lit. Kron. zijn oordeel over de betekenis van Rhijnvis Feith, naar aanleiding van Ten Bruggencate's proefschrift.
Ons Tijdschrift. Julie. J. Jac. Thomson schrijft een opstel, Een belangrijk gedicht, over Judith van Maurits Uyldert, dat in De Beweging (Febr. 1911) verschenen is. - Geerten Gossaert bespreekt de dichtbundel Door mijn open venster van J. Greshoff, die voor hem niet de zanger, maar de zegger is, ‘een ander, moderner type van den dichter’. In dit opzicht staat Greshoff b.v. tegenover Van de Woestijne.
Den Gulden Winckel. Julie. A. Greebe geeft in een artikeltje over Jacob Winkler Prins leerrijke nieuwe levensbiezonderheden van deze dichter.
Aug. Uit de nalatenschap van F. Bezemer wordt een stukje gepubliceerd over De oudste Volksliedjes van 't Nut, die zeer karakteristiek zijn voor het verlichtings-tijdperk. - J. Greshoff bespreekt de Verzen van de Vlaamse dichter Jan van Nijlen.
Van onzen Tijd. No. 41, 43, 45. H.J. Allard S.J. wijdt een artikel, met proeven toegelicht, aan Pater Adriaan Poirters van Oisterwijk.
Leuvensche Bijdragen IX, afl. 3. Het grootste deel van deze aflevering wordt ingenomen door een breed opgezet, belangrijk artikel van J. van Ginneken: Het gevoel in taal en woordkunst, bestemd als