Philantus.
No. 93 van de Hollandsche Spectator van Justus van Effen heeft tot titel ‘Krokinus en Philantus, als tiepen van den vergenoegden zelfminnaar’. De Grieksche naam Krokinos, saffraan-kleurig, is niet zonder reden gekozen, blijkens de woorden op bl. 60 in de uitgave van J. Koopmans in de Bibl. v. Ned. Lett. ‘zijn vaal en safraankleurig vel verkondigt ons, dat hij van de gal beheerscht word.’ In het woord Philantus zal dus een aanduiding moeten liggen van den vergenoegden zelfminnaar. In de derde afl. van den eersten jaargang van den Nieuwe Taalgids verklaart de heer Rijpma: ‘Philanthus, die in alles behagen schept.’ Evenwel bestaat dit woord evenmin als Philantus in het Grieksch. Misschien was door Rijpma bedoeld Philanthes, maar de beteekenis ‘die van de bloemen houdt’ past hier niet. Van Effen zal wel geschreven hebben Philautus, d.i. die zichzelf bemint, die met zich zelf bijzonder ingenomen is. De naam Philantus zal dus, als mijne gissing juist is, uit onze letterkunde moeten verdwijnen en op rekening gesteld van een omgekeerde letter in ‘de zeer foutieve eerste uitgaaf’ van den Spectator. De eigennaam Philautia, Eigenliefde, was Van Effen uit de Lof der Zotheid van Erasmus wel bekend.
Rotterdam.
J. van der Valk.