Welke schrijvers zijn de beste?
Prof. Woltjer zegt in zijn rede Het woord, zijn oorsprong en zijne uitlegging (blz. 35): ‘Natuurlijk maakt de eene schrijver bij den ander een groot verschil. Wanneer een schrijver niet vaardig schrijft, met moeite de woorden zoekt en de zinnen bouwt, wanneer hij zelf niet hoort wat hij schrijft, dan behoeft men slechts op het geschrevene woord te letten. Er źijn er echter - en ze zijn er ten allen tijde geweest - wier pen niet een onwillig instrument, maar als het ware een levend orgaan is; ook zijn er die zelf het door hen geschreven woord overluid lezen, opdat het zooveel mogelijk het levend woord weergeve.’
Vergelijk daarmee deze passage op blz. 8: ‘Wat in de gedachte één is en in de spraak als één wordt uitgedrukt, behoort ook, waar de zin het eischt, in het zichtbare als één te worden voorgesteld. Indien naar dien regel steeds gehandeld ware, zouden bij oudere en nieuwere schrijvers vele onduidelijkheden in den zinsbouw vermeden en bezwaren bij de uitlegging bespaard zijn geworden. Het zou ook dit voordeel hebben gehad, dat wie schreef zich beter rekenschap gaf van wat hij bedoelde en deed: uitdrukken in zichtbare teekens wat naar zijn wezen gehoord moet worden. Wie goed wil schrijven moet hooren wat hij schrijft.’