Is 't zwaktonige die een aanwijzend of een persoonlik voornaamwoord?
Na de artikels in De Nieuwe Taalgids II, 8 en 244 geloof ik, dat een poging om bovenstaande vraag te beantwoorden, nog van nut kan zijn.
Eerst wil ik drie dingen uit genoemde artikels in herinnering brengen:
1o. ie wordt van vrouwelike personen niet gebruikt.
2o. Van mannelike personen gebruikt, kan die een aanwijzend, maar ook een persoonlik vnw. zijn.
3o. In plaats van 't pers. vnw. die kan men ook ie zeggen.
Daaruit kan ik 't volgende besluiten:
4o. Als van een vrouwelike persoon die wordt gebruikt, is 't een aanwijzend vnw.; want was 't een pers. vnw., dan zou men er volgens 3o. ook ie voor kunnen zeggen, waardoor men echter in strijd zou komen met 1o.
Maar men kan uit 3o. niet de konkluzie trekken, dat die een pers. vnw. is, als 't met ie afwisselt. (Zie N. Taalg. II, 247).
Als bv. mijn leerlingen zich op mijn bevel naar de speelplaats hebben begeven, maar ik er daar één mis, dan kan ik vragen: ‘Waar blijft Jan? Wìl die misschien niet?’ In plaats van die kan ik hier ook ie zeggen; maar zolang ik dat niet gedaan heb, kan ik die zowel een aanw. als een pers. vnw. noemen.
Waar hangt dat van af?
Wordt de vermiste persoon meer gedacht als één uit velen dan als