De Nieuwe Taalgids. Jaargang 3
(1909)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBij een hekeldicht van Vondel. (Grafschrift op een Musch).Het gedichtje, welks titel (verkort) wij hierboven plaatsen slaat op Cats' schoonzoon Cornelis Musch, den stadhoudersgezinden staatsman, die van 1619-'28 secretaris van Rotterdam was en van 1628 tot 1650 griffier der Staten-Generaal en die zich in laatstgenoemd jaar, kort na 't overlijden van Willem II, het leven benam.Ga naar voetnoot1) Vondel's vers is lang niet malsch en om het te begrijpen is bijzonder leerrijk het artikel van Dr. N. Japikse in De Gids van Maart 1907: Cornelis Musch en de corruptie van zijn tijd. Wij leeren daaruit, dat deze staatsman een ‘door en door immoreel persoon’ is geweest, die zich misschien door zeer bijzondere eigenschappen - hij was spiritist, medium zelfs - zoo lang heeft kunnen handhaven. Zijn geldgierigheid en bewuste onnauwkeurigheid in het redigeeren van ter generaliteit genomen besluiten waren bekendGa naar voetnoot2). Een instructie naar dit alles is ingesteld geworden en daarbij is heel wat aan het licht gekomen, wat geen wonder is, wanneer we weten, dat Musch, hoewel hij een 2100 gld. inkomen had, een vermogen van twee millioen heeft nagelaten. Ten einde dit alles en vooral ook iemand als Musch zelven juist te beoordeelen, dient men eenig begrip te hebben van de ‘corruptie’ in de 17e eeuw en hier is Dr. Japikse's artikel een zeer te | |||||||||
[pagina 97]
| |||||||||
waardeeren gids. ‘In de meeste landen was het een vast gebruik, dat gezanten na afloop van hunne missie en ook ministers van eene vreemde mogendheid, waarmede een verdrag gesloten was, een belooning in geld kregen; dat stond gelijk met het tegenwoordige gebruik om in dergelijke gevallen een ridderorde te verleenen.’ Zoo deelde Frankrijk in 1667 25000 livres aan leden der Hollandsche Staten en hunne secretarissen uit, in 1647 viel dezen een faveurtje van ƒ 30,000 louis d'or te beurt. Niet alleen in Frankrijk was het tot aan de revolutie toe een gewone praktijk, dat rechters door koop hun ambt aan hun zoons overdroegen, maar ook in onze republiek kwam deze ‘corruptie’ heel veel voor; ambten werden ook hier verkocht en menig regent nam geld van vreemde mogendheden aan. Enkele uitzonderingen als de De Witten en Van Oldenbarnevelt kunnen bij name genoemd worden, al werd tegen den laatste ook ingebracht, dat hij niet alle hem aangeboden geschenken geweigerd had.Ga naar voetnoot1) Door Zeeland werd in 1644 een voorstel gedaan tot verbod van aanneming van gratificatiën door regeeringspersonen; pas in 1651 (na de Groote Vergadering) werd een plakkaat in dezen zin uitgevaardigd; maar ondanks herhaling van het verbod had het weinig succes, en geen wonder, want kuiperij en corruptie hingen ten nauwste samen met den aard onzer regeering. Tot die regeering behoorde een tijdlang Cornelis Musch als een invloedrijk lid.
Vs. 5. Van eene ‘klagte’ tegen Amsterdam en nog een ander stuk van prins Willem II, die Cats op het einde der Groote Vergadering ter tafel bracht, bleek Musch de voornaamste steller geweest te zijn. Zie Blok, Geschiedenis van het Ned. volk, V, 47-48; vs. 9. kluitboog = boog om looden kogels mee te schieten. Spat = proppenschieter; vs. 10. molik = vogelverschrikker; verbasterd uit Moloch (Handelingen d.A. 7, 43); vs. 11. baes = prins Willem II; vs. 16. Aerssen d. is Cornelis van Aerssen, heer van Sommelsdijk (zoon van François, den gezant aan het Fransche hof, den grooten vijand van Oldenbarnevelt). | |||||||||
[pagina 98]
| |||||||||
Capel d.i. Alexander van der Capellen, heer van Aartsbergen, lid van den Raad van State en Geldersch edelman; hij behoorde, doch minder dan Musch, Aerssen en Hildersich, tot de intieme raadslieden van Willem II (Blok, Gesch. v.h. Ned. volk, V, 22). Thans nog iets over den titel, die hierboven slechts verkort is afgedrukt. Hij luidt: Grafschrift op een Musch, waer in Catullus, Johannes Secundus, Barlaeus en Hooft zijn gevolght. Niet onaardig brengt Vondel hier de verschillende gedichten in herinnering van vier dichters, die allen ook een doode musch, doch dan een werkelijke musch, een vogel, hebben bezongen.
| |||||||||
[pagina 99]
| |||||||||
Groningen. G.A. Nauta. |
|