zoveel mogelik, synoniemieke verschillen op een ogenblik dat de leerling er zich voor interesseert.
Voor mijn onderwijs-praktijk volgt daaruit dat ik met jongere leerlingen, van 12 tot 16 jaar, nog nooit opzettelik en uitvoerig synoniemen behandeld heb. In deze periode is er tweeërlei aanleiding om synoniemieke verschillen ter sprake te brengen, nl. 1o. bij de bespreking van de opstellen; 2o. bij de lektuur.
Dat de opstellen daarvoor mooie en leerzame stof kunnen leveren, behoeft nauweliks nader verklaard. Vooral het gevoel voor verschil in ‘kleur’ tussen twee woorden: het platte of het algemene, het familiare en het ‘deftige’, moet aangekweekt worden. Bij de lektuur lijkt het mij niet raadzaam verschillen uit te spinnen, of veel synoniemen er bij te slepen. Eén enkele vraag of opmerking kan soms volstaan. Liefst kieze men die woorden, die vanzelf bij de leerling een vraag doen rijzen of verwondering wekken.
We lezen b.v. in Analecta I: ‘en hij had ze op elke koon een zoen gegeven dat het klonk.’ Een gedeelte van de klas bestaat uit Drenten of Groningers, voor wie wang en kus de gewone woorden zijn, en die dus koon en zoen ‘deftiger’ vinden. Voor anderen, in Holland geboren, is dat juist andersom. De verklaring van dit ‘zonderlinge’ verschijnsel wekt belangstelling en lokt andere voorbeelden uit. Dan weer valt een woord op, doordat het afwijkt van het gewone taalgebruik, b.v. ‘De paardjes vlogen, aangevuurd door gillend geschreeuw, doordringend gefluit en knerpend gesis, in woesten galop stadwaarts.’ Zou jullie hier ook ‘knerpen’ gebruiken? Wie kent snerpend? Waarvan heb je knerpen wel eens gebruikt of horen gebruiken? Mogelik geeft de klas ook aanleiding om andere geluidswoorden als knarsen, knoersen te vergelijken.
‘Beduusd over zijn eigen brutaliteit staat hij daar nu aan den anderen kant, verlost uit zijn gevangenschap.’ Zou hier ook bedeesd kunnen staan? Waarom niet?
‘Toen de verf koud en droog werd, voelde ik overal een pijnlijke stramheid.’ Ik zou nooit zeggen in zo'n geval dat mijn huid stram was, of dat ik stramheid voelde. Zou een van jullie dat woord gebruiken? Hoe zou je het anders zeggen? Wie heeft stram wel eens in een boek ontmoet? Begrijp je nu ook hoe de schrijver er hier toe komt om dat woord te gebruiken? Het gevoel van zo'n strakke, stijve huid lijkt wel iets op het gevoel van stijfheid in de spieren.
Het leesboek brengt de leerling ook in aanraking met andere taalkringen, met dialektiese taal van Van Maurik, Werumeus Buning, Cremer, waarin afwijkend woordgebruik vanzelf tot vergelijking brengt,