De Nieuwe Taalgids. Jaargang 2
(1908)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
Een ‘kleine zuiveraar’.Onder deze, enigszins onsmakelike, titel is onlangs een boekje verschenen dat ‘een gids ter verbanning van vreemde woorden’ wil zijnGa naar voetnoot1). Niet zonder verwondering merkt men dat bij wijlen die ‘verbanning’ geschiedt met behulp, niet van echt-Germaanse, maar van ‘vreemde’, vooral Franse termen. Zo bijvoorbeeld wordt fournisseur de la cour vervangen door hofleverancier, en men vraagt onwillekeurig of het wel de moeite waard is, als nu eenmaal vreemde woorden vermeden moeten worden, om voor het eerste het tweede te zetten, dat er toch ook zeer onhollands uitziet. Minder treffend op het eerste gezicht, maar belangrijker, zijn gelijkstellingen als de volgende: blunder - fout, feil; chique - naar de mode; closet - plee; lambriseering - paneelhout; plantage - plantsoen; plisseeren - fijnplooien; pluche - hoogfluweel; privaat - plee; secreet - plee; tapisserie - tapijten. Niet omdat m.i. een woord als plantage even hollands, of onhollands als men wil, is als plantsoen, maar omdat ter vervanging ook hier woorden zijn gebruikt die van vreemde oorsprong zijn, al zien zij er hollandser uit. Zodat de opmerking gewettigd is; indien eens indertijd door andere ‘Kleine Zuiveraars’ even kras was opgetreden als, naar wij zullen zien, hier geschiedt, en indien deze hun zin hadden gekregen - hetgeen een tweede zou zijn geweest - dan zouden zij aan onze ‘Zuiveraars’ van 1907 toch wel een slechte dienst hebben bewezen. Maar met de vraag of een vreemd woord een bepaalde rol heeft te vervullen, een leemte aanvult, of niet, daarmee heeft de ‘Kleine Zuiveraar’ zich niet ingelaten, evenmin als met zoveel andere kwesties die zich toch opdringen aan hem die het vraagstuk der overgenomen woorden bestudeert. Wanneer wij van een goedverzorgde stijl houden, zullen wij gaarne medewerken om het misbruik van vreemde woorden tegen te gaan. Doch de manier waarop dat geschiedt, is van groot belang; er moet | |
[pagina 114]
| |
uitgesneden worden, doch met een fijn operateursmesje, voorzichtig, zó dat geen der tere en onmisbare organen wordt gekwetst. De ‘Kleine Zuiveraar’ echter neemt een slachtersmes, houwt om zich heen, zodat de stukken naar alle kanten vliegen. Is het wonder dat wij enig bezwaar maken tegen deze methode? Eén voorbeeld. Baby - ‘zuigeling’, lezen wij. Dus, als Mevrouw A, op een namiddagtee aan haar vriendin, Mevrouw B, in vertrouwen mededeelt dat zij over zóveel tijd een ‘baby’ wacht, dan zou voortaan, dank zij onze ‘Kleine Zuiveraar’, deze inlichting aldus moeten worden gegeven: ‘over zoveel maanden verwacht ik een zuigeling’!! Het is jammer dat de ‘Zuiveraar’, alvorens aan het werk te gaan, de fijne opmerkingen van Prof. Hesseling over ‘zuiver’ Nederlands, in het Maartnummer van dit tijdschrift, niet heeft kunnen lezen. Ik ben zeker dat zijn boek er dan geheel anders zou uitzien, Zó als het tans is, verdiende het mijns inziens zo spoedig mogelik te verdwijnen.
Want, in dit werkje zoekt men tevergeefs naar een leidende gedachte. Lezen wij het ‘Naschrift’, waarin deze dan toch zeker te vinden moet zijn. Bedoeling der schrijvers is een ‘woordenlijstje saam te stellen, waarin de voornaamste indringers in onze omgangstaal voorkomen met de zuiver-Hollandsche woorden er naast’. Nu, wat die ‘zuiver-Hollandsche’ interpretamenta betreft, daar weten wij nu alles van, na hetgeen hierboven is gezegd. Waar het op aankomt, is dat als voorwerp der ‘zuivering’ werd genomen de omgangstaal, niet de schrijftaal. Welnu, dan vraag ik in welke kringen ooit de volgende woorden in de omgang gebruikt worden: abrevieeren, absolveeren, affect (‘hartstocht, vuur, innigheid’), affligeeren, à son aise, allongeeren, allumeeren, amante, amie, annihileeren, arriveeren (‘gebeuren’), assemblée, attitude, blameeren (‘zich blameren’ ontbreekt), bon marché, bottier, boutique, cabaal (‘geheim verbond’), campagne (‘landgoed’), celebreeren, changeeren, chapellerie, charmante (‘geliefde’!), chaussure (ik ken wèl gechausseerd in de omgangstaal), chevalier, chose (chose = ‘dinges’ ontbreekt, en dàt hoort men juist wèl bij ons), ci-devant, combatteeren (ik hoor wel eens ‘een combattante natuur’), sur commande, commerce, commère, confiseur, connaissance, conseil, au contraire, contraire, coupable, courtisan, credentialen, discursief, distingué (wèl gedistingeerd), doucement, drôle, entretien, erreur, exalteeren (wèl geëxalteerd), excipieeren, exclamatie, exclusie, exterieur, feriën, fiancé, gratuleeren, hâte, en hâte, levée, lingeries, mainteneeren (‘handhaven’), mentie, moustache, multiplicatie, multipliceeren, | |
[pagina 115]
| |
municipaal, natief, necessiteit, obductie, obligeeren (wèl geobligeerd), page (‘bladzijde’), parenteeren (‘een grafrede houden’), partout, parure, pasquil (‘schotschrift’), paternel, patissier, pauper (maar pauperisme ontbreekt), periculeus, permaneeren, permis, piloot, piraat, posé (ik ken wèl geposeerd), potentie, pour faire visite, par (!) préférence, prise, privé (‘plee’), progressen, promenade, promesse, promitteeren, proverbium, querellen, rabaut, radieus, rafraichissement, raseermes, rechercheeren, repasseeren, reünieeren, rêverie, review (‘wapenschouw’?), revolte, salet, saniteit, severe, sobriëteit, à la soldatesque, soutien, sujet (‘onderwerp’), surcharge, surface, surpasseeren, virginiteit. Niet waar, deze lijst riekt naar het ‘Kunstwoordeboek’, waarin alle vreemde woorden uit alle tijdperken (rabaut)Ga naar voetnoot1), die maar ooit eens in een Hollands boek zijn voorgekomen of op een winkelruit hebben gestaan, worden opgenomen. Zeker zullen de samenstellers ze niet hebben opgevangen gedurende een gesprek. En door aldus ontrouw te worden aan hun voornemen, hebben zij aan hun boekje alle waarde ontnomen. Immers, waar het er op aankwam met takt te kiezen die vreemde woorden die, wèl eens een enkele maal gebruikt werden, maar nog niet al te diep waren ingedrongen, en voor die woorden een Hollandse term te geven, hebben zij een allegaartje samengesteld van de onmogelikste, nooit (of nooit meer) gebezigde termen en andere die wèl in aanmerking kwamen voor een herziening. Wij lezen verder: ‘(Dit boek) wil iets anders zijn (dan een gewoon woordentolkje); niet een verklaring geeft het, maar een woord, een uitdrukking die het vreemde kan vervangen.’ Ik wil hierbij in de eerste plaats de aandacht vestigen op het zonderling gebruik dat, bij de interpretamenta, van haakjes wordt gemaakt; vaak staat tussen haakjes wat noodzakelik is ter omschrijving van het vreemde woord; in dat geval heeft men natuurlik niet het recht het woord dat vóór de haakjes staat gelijk te stellen met de overgenomen term. Bijv. populair - ‘bemind (bij 't volk), verstaanbaar voor ('t volk)’. Stel u eens voor dat ‘bij 't volk, voor 't volk’ er niet bijstond, in een zin als: ‘Hij is zeer populair’, wat zou er dan overblijven om het begrip ‘populair’ uit te drukken? De vage begrippen ‘bemind’, en ‘verstaanbaar’. Dus noodzakelike bijvoegselen zijn ‘bij 't volk, voor 't volk’. Maar heeft men dan niet veeleer, in plaats van een | |
[pagina 116]
| |
vervanger voor populair, een omschrijving daarvan? En hoe daarmede te rijmen de verzekering der samenstellers, hierboven aangehaald? Als andere voorbeelden van die verkeerde haakjesmethode noem ik nog: acces - toestemming (inz. tot verkeering met een meisje); acclimatiseeren - gewennen (aan omgeving of luchtgesteldheid); applaudisseeren - toejuichen (door handgeklap, enz.); a posteriori - van achteren (uit de reden (lees rede?) afgeleid); comestibles - (fijne) kruidenierswaren; exploiteeren - (ongeoorloofd) gebruiken; fait accompli - (voldongen) feit; fantaseeren - (voor de vuist) maken; flatteeren - mooier maken (dan 't is); optimisme - tevredenheid (met het bestaande). ‘Geen vertaling, maar vervanging’, is de leus van de schrijvers. Zij hebben er blijkbaar nooit aan gedacht dat het een taalbehoefte is, één begrip met één woord uit te drukken; hoe zouden zij anders in ernst de volgende ‘plaatsvervangers’ hebben voorgesteld: genetisch - waarbij men op de wording let; massief - niet hol; monteering - gelijkvormige kleeding; mystiek - methode (een echt Germaans woord!) om kennis te krijgen buiten de zinnelijke waarneming en het redeneeren om? Dan volgt in het ‘Naschrift’ deze passus: ‘Zooveel mogelijk biedt het voor de uitlandersGa naar voetnoot1) reeds bestaande (nog frissche of wegstervende) Hollandsche woorden en uitdrukkingen aan; waar die echter niet aanwezig zijn, vraagt het voor nieuwe - 't zij kersversch opgediend, 't zij ook door andere taalzuiveraars of het spraakmakende volk tot een leven van zijn-of-niet-zijn (???) opgeroepen - bestaansrechten, burgerschap, gebruik.... Doch taalzuivering wil het niet op de manier van Hooft op de spits drijven....’ Nu, wat dunkt een ‘echt-Hollandse’ lezer van hervoortbrengen, begeesteren, oudhedenzamelaar, huiswaarder, waardschatten, ordening; wat van monstra als tusschenpoozend, met eereloon betalen (honoreeren), fijnsuikers, luiminval, speelgetij, lichtzijzoeker, geloofswerver, zangspraak, kom-daar (rendez-vous), geesterij, draadspreker, draadschrijver, bejijenjouwen, stoepstraat? Zou zelfs Hooft die alle hebben opgenomen? ‘Evenmin heeft het de kunst- en vaktermen, uit den vreemde komende, opgenomen’. Men wrijft zich de ogen uit bij het lezen van deze zin; immers de ‘Kleine Zuiveraar’ wemelt van vaktermen. Het sterkst is wel dat alle Latijnse namen voor dichtmaten (dactylus, spondeus, enz.) door ‘echt-Hollandse’ woorden zijn vervangen; maar zie verder: alle mogelike krijgstermen (courtine, épaulette, escadron, enz. enz.), geleerde woorden (etymologie, gravitatie, materialist, monisme, | |
[pagina 117]
| |
nominalisme, microcosmos, tetrarch, enz. enz.). Ja, voor billard wordt een Nederlands woord gezocht! Zou het ‘Naschrift’ werkelik wel van dezelfde handen zijn als de ‘Zuiveraar’?
Doch, nemen wij het boekje zó als het is, en trachten wij zo duidelik mogelik de gebreken ervan aan te wijzen, die door niets worden vergoed. Bij de behandeling van overgenomen woorden dient zo nauwkeurig mogelik te worden omschreven welke vreemde termen men beschouwt als, in zekere mate doch ten onrechte, te behoren tot het Nederlands; voor de woorden die daartoe in aanmerking komen, moet een zo beknopt en doorzichtig mogelik plaatsvervanger worden aangewezen - vindt men er geen, dan is het een bewijs dat het vreemde woord niet kan worden gemist. Biezondere aandacht moet geschonken worden aan de schrijfwijze der vreemde woorden.
Wij zagen reeds dat er onder de termen vele zijn opgenomen die, naar onze mening, hier niet op hun plaats zijn; aan de andere kant is het niet moeielik er verscheidene te noemen, waarvan men de afwezigheid in het geheel niet kan verklaren. Waarom wèl conterfeitsel, portret, en niet fotografie? Wèl chef, en niet station? Wèl ingenieur, niet essayeur? Wèl precedent, niet antecedent? Wèl azuur, rose, niet violet, beige, lila? Wèl spiritisme, niet impressionisme, obstruktionisme? Wèl kwartier ‘verblijf’, niet kwartier (uurs)? Wèl gemanierd (dat ik niet ken), niet ongemanierd? Wèl latent ‘gebonden’, niet latent ‘verborgen’? Wèl galop, niet palfrenier, chambrière? Wèl bloemist, niet artillerist, fluitist, illusionist, infanterist, kavalerist, klarinettist, kolonist, spiritist, toneellist, torpedist, die alle, behalve het vreemde suffix, zelfs nog een vreemde stam hebben? Waarom wèl post ‘plaats’, niet post ‘brieven’? Wèl galanterie, niet galanterieën? Wèl café, niet restaurant? Wèl traitre, niet treiteren? Wèl logement, niet hôtel? Wèl boulevard, niet avenue, kiosk, bazar, automaat, urinoir? Wèl harlekijn, niet ballon, kinematograaf? Wèl telegraaf, telefoon, niet fonograaf? Wél crediteeren, niet akceptatie, assignatie, baisse, hausse? Wèl financiëel, niet effekt (schuldbrief), konversie, kommissionair, enz.? Wèl cotelette, niet ragout, frikandeau, hachee, poelet, enz., enz.? Wèl parure, niet medaljon, portemonnaie? Hebben de samenstellers een reden voor deze ongelijke behandeling? Dan hadden zij die in hun ‘Naschrift’ moeten meedelen. | |
[pagina 118]
| |
Ik kan in hun keuze niet de minste konsekwentie ontdekken. En als ik naast impotentie het adj. impotent mis, en naast humeur het adj. humeurig, dan treft het mij dat juist die adjektiva zeer moeielik te vervangen zijn. Een poging om van elkaar te scheiden de vreemde woorden die wat dieper zijn ingedrongen en in zekere zin als Hollands zijn te beschouwen, en de andere, geheel vreemde termen, ontbreekt. Zelfs de Germaanse akcentuering van ponjaard heeft dit woord niet kunnen redden, evenmin als de verhollandste vorm van chagrijn, koejeneren, koest, navenant, op de bonnefooi. In bloemist is het suffix voldoende om de toorn van de ‘Zuiveraar’ op te wekken. En zelfs woorden als kanteeren, kuur, sjofel, manier (dat reeds in 1200 in onze taal bestond) vinden geen genade. Zij worden op gelijke lijn gesteld met een niet-bestaande term als tragedisch (!). Wenden wij ons tot het Hollandse deel van het werk. Welk systeem hebben de schrijvers gevolgd bij het vaststellen der Hollandse plaatsvervangers? Zij hebben in de eerste plaats woorden verzonnen, zoals wij hierboven zagen, woorden die nergens voorkomen, die òf een Duitse pet op hebben òf helemaal op niets lijken. Maar een enkele maal geven zij hun Hollandse woorden een stutje in de rug. Zo wordt ter aanbeveling van zwans voor ‘bouffante’ gezegd, dat het ‘reeds Geldersch’ is, en van beheer voor ‘directie’, dat het ‘reeds in Vlaanderen’ bestaat. Indien dit laatste een aanbeveling was, waarom hebben zij dan ook niet zovele andere flamandismen mede overgenomen? Het komt ook voor dat de schrijvers zelf bang zijn dat hun woord niet begrepen wordt, b.v. ‘coquetteeren’ - koren d.i. zoeken te verleiden, ‘volière’ - vlucht ( = ruime vogelkooi). Veel vertrouwen hebben zij dan toch niet in hun uitvindingen. En zeer merkwaardig is het artikel per se: ‘haast altijd verkeerd gebruikt, meestal met de beteekenis van “par force”.’ Hier wordt dus het Frans zelf gebezigd om een verklaring te geven; ‘met alle geweld’ zou ook hebben kunnen dienen. Al te vaak zijn de Hollandse vervangers onvolledig of fout. Onvolledig zijn: Balustrade, bête (adj. ontbr.), bowl (‘Kom je van avond mengdrank bij mij drinken?’), code (ontbr. telegraafcode), commies (ontbr. c. bij de douane), compres (ontbr. als mediese term), compromitteeren (zich c. ontbr.), continueeren (ontbr. iemand in zijn betrekking c.), coupeeren (ontbr. kaarten c.), crême (subst. ontbr.), depressie (meteorologiese term ontbr.), extra (ontbr. een vervanger voor de betekenis die het heeft in extrales), favoriet (ontbr. als term bij de wedrennen), | |
[pagina 119]
| |
zich geneeren (‘zich storen, verlegen zijn’, dekreteert de Zuiveraar; hoe dan te zeggen ‘Geneer je niet’?), ingenieur (ontbr. civiel ing.), manoeuvreeren (ontbr. een schip doen m.), manuaal (ontbr. ‘gebaar’), markeeren (ontbr. pas m.), melancholiek (ontbr. ‘somber’, bijv. m. weer), gemeleerd (ontbr. bij meleeren), melodisch (ontbr. m. gamma), methode (laat men eens trachten dit woord overal door leerwijze te vervangen; wij hebben trouwens gezien dat de schrijvers het zelf ter verklaring nodig hadden, s.v. mystiek!), metrisch (ontbr. ‘op de versleer betrekkelik’), moderateur (m. lamp ontbr.), objectief (‘onpersoonlik’ ontbr.), obscuur (ontbr. obscure vent), occupeeren (ontbr. als deurwaardersterm), oeconoom (‘zuinig’ ontbr.), passant (ontbr. de betekenis in passantehuis), personeel (ontbr. p. belasting), piquant (hoe moet men verhollandsen ‘een piquante vrouw’?), record slaan (ontbr. figuurlike betekenis), zone (‘van het tramnet’ ontbr.), enz. Een herziening hebben nodig o.a. de volgende artikelen: accent - tongval; acclamatie - toejuiching (als goedkeuring) [Kan a. dan ooit een afkeuring te kennen geven?]; actueel - dienstdoend (?); affectatie - schijngevoeligheid; air - houding [‘Wat geeft die man zich een air!’]; à la bonne heure - goed [Neen, ‘nu goed dan, vooruit maar’]; ambulant - wandelend [‘Hij is altijd ambulant’, wil toch niet zeggen dat hij altijd met de handen in de zak de singels afloopt?]; anthropologisch - menschkundig (!); assiette - dekschaal [Ik ken het alleen als ‘platte schaal’]; attestatie - bewijs van lidmaatschap (?); balsamiek - welriekend [Neen, ‘warm’]; beau-monde - beschaafden (??); cape - kraagmantel [Liever ‘hangmantel’]; cavalier - ridder, edelman, (vrouwen) geleider [Met welke van deze drie termen zou een meisje haar cavalier op het bal wel noemen?]; celibatair - oude vrijer [Waarom ‘oud’?]; corridor - overloop(?); commies - eerste ambtenaar [Wat of de referendaris wel van deze vervanging zou denken? Als ‘zaakbezorger’ heb ik het woord nooit ontmoet]; geëmployeerde - ambtenaar [Neen, ‘beambte’]; equipage - rijtuig [l. eigen r.]; bel étage (s.v. etage) - verdieping gelijkvloers [cf. bel-étage (s.v. bel) - eerste verdieping; wat is de echte vertaling van de ‘Zuiveraar’, de eerste of de tweede?]; bonne fooi - goede trouw [mij absoluut onbekend in de tegenwoordige omgangstaal]; gazon - graszode [idem]; imperiale - (koets) dak [Dus vigelant met i. = ‘v. met dak’; vigelant zonder i. = ‘open kalèche’?]; in bonis - goed bij kas [mij onbekend]; indigestie - onverteerbaarheid (?); zich interesseeren - zich aantrekken (?); interview - uithooring [te pejoratief]; jeunesse dorée - voorname jeugd (?); jovialiteit - blijmoedigheid [Neen, ‘gulheid, opgeruimdheid’]; zich legi- | |
[pagina 120]
| |
timeeren - zijn recht bewijzen (?); majestueus - verheven [Maar in ‘een m. verschijning’?]; zich menageeren - zich matigen (?); menage - spaarzaamheid (?); mines maken - doen alsof [Neen, ‘hij maakte m. om heen te gaan’ betekent ‘hij maakte aanstalten’]; minutieus - onbeduidend, kleingeestig [te pejoratief]; moderato - gematigd (!); mondain - wereldling (?); mortaliteit - sterfelijkheid [l. ‘sterfte’]; paperassen - scheurpapier [te pejoratief]; paradox - wonderspreuk(??); patricisch - adellijk (?); in petto - voor zich achterhouden (?); phantast - verbeeldingrijk (?); philologie - taalwetenschap [De ‘Zuiveraar’ leze eens de rede van Prof. Symons op het eerste Philologencongres]; piquanterie - wangunst (?), gevoelige beleediging [eerder: ‘speldeprik’]; een pique op iemand hebben - het op iemand gemunt hebben [Neen, ‘een wrok tegen iemand hebben’]; pis-aller - het ergste geval (!!); point de vue - doelwit (!!); op post - op kijk (?); posé - gezet, bedachtzaam [Is een ‘geposeerd’ man altijd òf ‘gezet’ òf ‘bedachtzaam’? Ik betwijfel het]; potage - groentesoep, eten (?); predicaat - eeretitel, ambtsnaam [Neen, adellike of geleerde titel]; prestige - ontzag (?); quand même - in alle geval [Dus ook in ‘oppositie q.m.’]; retourbillet - terugkaartje [Neen, ‘heen en weerkaartje’]; rose - rozerood; situeeren - liggen [Maar het ww. wordt ook overgankelik gebruikt]; at full speed - spoorslags [bijv. van een stoomschip op zee?]; successief - allengs [en als bijv. nw.?]; teint - (huid) kleur [Neen, ‘gelaatskleur’]; terroriseeren - schrik aanjagen [veel te zwak]; truc - streek [Neen, ‘middeltje, kunstgreep’]. De derde eis die ik meende te mogen stellen aan een woordeboek als het hier aangekondigde, was dat de vorm waarin de vreemde woorden werden opgegeven, zorgvuldig overwogen en gekozen was. Wat doet echter de ‘Kleine Zuiveraar’? Zonder dat men kan bevroeden waarom, weifelt hij tussen het uiterste konservatisme en een volkomen aanpassing aan Nederlandse orthografie. Zo worden de termen op ee zorgvuldig voorzien van een akcent (maintenée, matinée, portée), ook séance, préadvies, maar niet refugié (op de eerste e staat geen akcent); een ‘accent circonflexe’ bestaat meestal niet (meleeren, rafraichissement, traitre). Is de schrijfwijze enigszins in overeenstemming gebracht met onze uitspraak? Maar manège met een ‘accent grave’? En etiquette (‘opschrift’), maitresse, imperiale, traitre, reforme-kleeding, propre, spectacle, veritable, tasse, tresse, trouble, waarin, regelmatig de Franse stomme e wordt geschreven, hoewel wij die òf niet uitspreken, òf vóór de konsonant zetten; daarentegen wordt die e weggelaten in vacatuur, tortuur, waar wij ze wèl | |
[pagina 121]
| |
doen horen. Appetit wordt met i geschreven, hoewel wij een ij spreken, ook chagrin, maar perijkel met een ij. Viriel met ie, artist met een i, Ziehier nog een kleine bloemlezing: op de bonne fooi (s.v. bonne) naast op de bonne foi (s.v. foi); chacot (Fr. shako; waar haalt de ‘Zuiveraar’ zijn fantastiese schrijfwijze vandaan?); chique (Fr. chic); essai (voor essay); excentrisch voor excentriek; nummeriek (voor numeriek); personage (het Frans heeft twee n's; waarom daarnaast pardonneeren?); physiognomie (o kunstwoordeboek van vóór jaren!); pedestal; poësie; vicieus (‘zedeloos, met fouten’) naast vitieus (‘slecht, verdorven’); razia (voor razzia); speciefiek naast specificatie; terset. Men ziet het, veel regelmaat valt er in de schrijfwijze niet op te merken. En wat te denken van venditie, a pert de vue, saladière (Fr. saladier), numereeren, contemporair (ook bij Koenen), coûte qui coûte, cours (‘wedren’)?
Maar wat mij bovenal hindert, veel meer dan de gebrekkige uitvoering en de inkonsekwentie in het opnemen der woorden, is dat de samenstellers van dit woordenboekje zich in het geheel geen rekenschap geven van de plaats die vreemde woorden in elke beschaafde taal innemen. Misschien zal het goed zijn dat ik hierover iets uitvoeriger spreek; wellicht wordt daardoor bereikt dat in het vervolg het vraagstuk der vreemde woorden alleen zal worden behandeld door schrijvers die er over hebben nagedacht. Dat een vreemd woord zich inburgert, is niet het werk van enkele ‘geaffekteerde’ personen. In dat geval zou niets gemakkeliker zijn dan het weer uit de taal te krijgen; beter nog, dan zou het er nooit in werkelikheid toe hebben behoord. Het brabbeltaaltje dat Van Reynhove in Ferdinand Huyck spreekt, of dat de personen van Majoor Frans in hun brieven schrijven, is een karikatuur, als zodanig bedoeld in het eerste werk, als werkelik bestaande voorgesteld in het tweede. Voor de wetenschap evenmin als voor de praktijk is de studie daarvan belangrijk. Anders is het met die vreemde woorden die tot de eigenlike taal zijn gaan behoren, die in een min of meer uitgebreide kring in gebruik zijn gekomen als dragers van de gedachte, daar zij in een behoefte voorzagen. Dan zijn zij niet zo licht weg te krijgen. Immers een inheems woord bestaat er dan niet voor; anders zou de vreemde term niet zijn ingevoerd. Met betrekking tot die woorden hebben pogingen tot ‘zuivering’ al zeer weinig kans van slagen; want zodra aan een bepaald begrip een bepaald woord, hetzij inheems of vreemd, beantwoordt, kan die band niet worden verbroken; gebeurt het toch, dan zou men eerder van ‘ver- | |
[pagina 122]
| |
scheuren’ moeten spreken; want, inderdaad, er wordt dan geweld gepleegd en aan de taal een wond toegebracht. De eigenlike oorzaak van de wanbegrippen die nog steeds heersen over vreemde woorden, en waarvan de ‘Kleine Zuiveraar’ een uiting is, moet worden gezocht in de steeds zo algemeen verspreide dwaling dat de taal uitsluitend een ‘bewuste’ uiting is van de menselike geest. Vreemde termen komen binnen met het begrip dat zij aanduiden: namen van voorwerpen uit het dageliks leven die in het buitenland zijn uitgevonden, van wetenschappen en wetenschappelike denkbeelden die door vreemde boeken bij ons bekend werden, van kunstopenbaringen die uit andere landen hierheen zijn overgebracht. Om het aantal van deze ‘vreemdelingen’ uit de taal te weren, is er slechts één middel, n.l. zelf te scheppen, zelf uit te vinden; dan komen de eigen termen vanzelf. Ja, ook dan nog kan het gebeuren dat, ter wille van de algemene verspreiding van het voorwerp of het begrip, aan een vreemd woord de voorkeur wordt gegeven. Zo zal een scheikundige een nieuw produkt liever met een uit Griekse woorden samengestelde term aanduiden dan door een inheems woord. Is er trouwens niet iets zeer bekrompens in die strenge uitsluiting van het vreemde, vooral waar het betreft de wetenschap? Ik denk aan de schone woorden, door Gaston Paris uitgesproken op een kollege dat hij gaf tijdens het beleg van Parijs: ‘Je ne crois pas que le patriotisme ait rien à démêler avec la science.... Les études communes, poursuivies avec le même esprit dans tous les pays civilisés, forment au-dessus des nationalités restreintes, diverses et trop souvent hostiles, une grande patrie qu'aucune guerre ne souille, et où les âmes trouvent le refuge et l'unité que la cité de Dieu leur a donnés en d'autres temps’Ga naar voetnoot1). Ook op kunstgebied is dat waar. Doch, nog eens, al zou men ook kunnen toegeven dat er voor een klein volk op den duur iets hinderliks in is om steeds, door de woorden die het gebruikt, eraan te worden herinnerd dat het op een of ander gebied minder oorspronkelik is dan andere naties, het zou een hersenschim zijn te menen dat een overgenomen begrip meer ons eigendom wordt, als men het met een eigen term aanduidt. Als wij voor anlaut, auslaut, een omschrijving door Nederlandse woorden gaan gebruiken, is het dan minder waar dat uit Duitsland het begrip van deze onderscheiding in de linguistiek tot ons is gekomen? Ziehier een ander geval waarin het vreemde woord nodig is of | |
[pagina 123]
| |
kan zijn. Het kan voorkomen dat een begrip bij ons bestaat, maar dat de verschillende schakeringen die het vertoont bij ons bekend zijn geworden door het buitenland. Zo hebben wij het woord leunstoel. Maar doet de ‘Kleine Zuiveraar’ er goed aan causeuse zo maar door ‘leunstoel’ te vervangen? ‘Reukwater, reukwerk’ zijn voortreffelike Hollandse woorden; moeten daarom eau de cologne, parfums, odeurs alle drie door ‘reukwerken, reukwaters’ worden vervangen? Is dit niet taalverarming? Een karpet is iets anders dan een ‘vloerkleed’; hanteeren dan ‘gebruiken’; meublement dan ‘huisraad’, pacificeeren dan ‘verzoenen, bijleggen’, portret dan ‘beeltenis’, tenue dan ‘kleeding’. Al die vreemde woorden drukken bepaalde, door ieder gevoelde, nauwer omschreven verscheidenheden van de Nederlandse term uit. Juist het feit dat de ‘Zuiveraar’, om het vreemde woord te vervangen, niets beters heeft weten te bedenken dan een algemene term, bewijst hoe nodig de uitheemse was. Men vergeet trouwens veelal dat het gebruiken van een vreemd woord niet altijd bewijst dat de taal waaraan men het ontleent rijker is: de eigenschap van ‘uitheems’ te zijn volstaat soms om aan een woord de schakering te geven die wordt gezochtGa naar voetnoot1). Zo drukken tenger en soepel de nuance van ‘bevalligheid’ uit, niet omdat deze woorden die in het Frans bezitten, maar omdat het voor ons vreemde woorden waren; ook brunette, blondine. Tante is bij ons misschien de gewone vorm geworden omdat de schakering van ‘liefkozing’ door het vreemde woord meer tot haar recht kwam dan door het inheemse, niet omdat het woord in het Frans zelf die schakering uitdrukt. Bij de scheldwoorden, die overal zoo vaak uit den vreemde zijn overgenomen, geeft de vreemde oorsprong van het woord een versterking van het begrip aan; de ‘Zuiveraar’ laat wijselik bastaard, fielt, karonje, schavuit, kanalje, schoelje buiten behandeling; maar, men zou dit ook als een erkenning van zwakheid kunnen beschouwen. Het streven naar nuancering is vooral duidelik bij de vele namen voor ‘kleuren’ die uit Frankrijk door ons zijn overgenomen. Ik ben ongemerkt gekomen tot wat de hoofdfaktor is in een woord, maar vooral in een vreemd woord, nl. zijn gevoelswaarde. Gaarne verwijs ik naar het uitnemende artikel, in de vorige jaargang van De Nieuwe Taalgids geplaatst door Dr. C.G.N. de Vooys, waar wij op p. 167 lezen: ‘Een helder inzicht in het wezen van de gevoelswaarde is nuttig bij de beoordeling van de vraag of een vreemd | |
[pagina 124]
| |
woord gemist zou kunnen worden. Ik laat nu daar, in hoever die vraag zuiver gesteld is, maar meermalen hoort men taalzuiveraars beweren: dat vreemde woord heeft dezelfde betekenis als een “goed” inheems woord, dus dient het geweerd te worden. Niet zelden blijkt dan bij nadere beschouwing de gevoelswaarde zozeer verschillend, dat het vreemde woord allerminst verdient over de grens gezet te worden. Op dezelfde wijze verwaarlozen de puristen, die een nieuw woord gebruiken of uitdenken voor een vreemd woord, de bestaande gevoelswaarde’. Met opzet plaatste ik, aan het begin van deze aankondiging, het voorstel van de ‘Zuiveraar’ om baby door zuigeling te vervangen; het is kenmerkend voor het volkomen gebrek aan inzicht in zake de ‘gevoelswaarde’. Geven de samenstellers zich dan geen rekenschap dat brutaliteit in een geheel ander geval wordt gebruikt dan ‘schofterigheid’ en ‘lompheid’, waardoor zij het willen vervangen? Een jongen kan ‘brutaal’ tegen zijn meester zijn en toch in zijn optreden het tegenovergestelde van ‘lomp’, laat staan van ‘schofterig’ wezen. En is een ‘flacon voor eau de cologne’ hetzelfde als een ‘flesje eau de cologne’? Lopen de dames dan met die zeshoekige flesjes van Jean Marie Farina in hun zak? Als men van een boef wil zeggen dat hij een ‘gemeen facie’ heeft, zou men dan hetzelfde kunnen uitdrukken door een ‘gemeen gelaat’? Emolumenten zijn helemaal geen ‘buitenkansjes’, al komen zij op ongeregelde tijden; er zijn ambtenaren die ze wel degelik als deel van hun traktement beschouwen. Het is bekend dat het belang der ‘gevoelswaarde’ van een woord vooral uit het gebruik van eufemismen en van pejoratieve uitdrukkingen blijkt, en wonderlik zal het schijnen dat te dezer plaatse nog op dat belang moet worden gewezen. Men verzuime niet in de ‘Zuiveraar’ de volgende artikelen na te slaan: geprostitueerde, chemise, amant, maitresse, cocu, pot de chambre (ik ken alleen po), transpireeren, watercloset, pantalon; dan zal men zien dat hier voor het goed recht van het eufemisme geen zweem van gevoel bestaat, evenmin trouwens als de afkeuringschakering is opgemerkt in papist, metier, sessie. En zo wordt hier een der delikaatste uitingen van het taalleven ruwweg genegeerd; de vrees om anderen te kwetsen door een al te kras woord, resultaat van eeuwenlange beschaving en verfijning van de maatschappelike omgang, wordt hier, ter wille van een averechts begrepen patriotisme, op zijde gezet, zo maar, zonder zelfs een verontschuldiging voor de rauwheid van het gebaar. Wil de ‘Zuiveraar’ dat de ‘Vereeniging tegen de Prostitutie’ zich voortaan ‘Vereeniging tegen de Veilheid’ zal noemen, en dat in de vergaderingen van die Vereniging, | |
[pagina 125]
| |
de leden, dames en heren, zullen spreken, niet als tot nu toe over geprostitueerden, maar over ‘hoeren’ of ‘veile deernen’? Juist omdat zij een bepaalde nuance vertegenwoordigen, moeten vreemde woorden die als eufemismen worden gebruikt, gerekend worden tot een der onmisbare elementen van de taal. Daarom is hun plaats niet in een woordelijstje als wij hier bespreken. Trouwens, is er wel - in het algemeen gesproken - plaats voor zulk een woordelijstje als de ‘Kleine Zuiveraar’? Indien reeds elk woordeboek een scheef beeld van de taal geeft, daar een woord alleen door het verband waarin het voorkomt en door de toon waarop het wordt gezegd, zijn eigenlike betekenis krijgt, hoeveel te meer is dat dan niet het geval met een lijst van vreemde woorden. Deze toch hebben uitteraard in de taal die ze overneemt een vagere betekenis, en meer nog dan inheemse woorden krijgen zij hun kleur van de omgeving waarin ze staan. Vandaar een tweede moeielikheid - en zij moge altans enigermate ons oordeel over de ‘Zuiveraar’ verzachten - om een volledige, op alle gevallen passende omschrijving, laat staan plaatsvervanger, van een vreemd woord te geven. Een mijner vrienden spreekt van ‘savante muziek’, en drukt door dat nieuwe woord - zoals een ieder gevoelt die het hem hoort gebruiken - een schakering van eerbied uit, getemperd door zekere ironie. Ik zie reeds in een nieuwe ‘Zuiveraar’ dit artikel opgenomen: ‘Savant - geleerd’!
Het spijt mij zo ongunstig te hebben moeten oordelen over een boekje dat goed bedoeld is, doch juist zij die tegen het misbruiken van vreemde woorden zijn, moeten een steun als de ‘Zuiveraar’ hun wil geven, beslist afwijzen. Want dit staat vast dat, met zulke hulptroepen, de strijd tegen het vreemde element reeds van het begin af verloren is.
Groningen. J.J. Salverda de Grave. |
|