De Nieuwe Taalgids. Jaargang 2
(1908)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBoekbeoordelingen.Der Volksschullehrer und die deutsche Sprache von Rudolf Pannwitz (Buchverlag der ‘Hilfe’, Berlin - Schöneberg, 1907).Dit aardige en goedkope boekje - de prijs is 1.20 M. - zou ik in de handen wensen van ieder die moedertaalonderwijs te geven heeft. Niet omdat het zo splinternieuw is. Wie Hildebrand's Vom deutschen Sprachunterricht kent, wie op de hoogte is van de strijd die hier te lande gedurende zestien jaar tegen het oude taalonderwijs gevoerd is, zal in dit geschrift menig bekend denkbeeld terugvinden. Maar het is zo fris en raak, uit zo'n innige overtuiging geschreven, dat het de lauwen warm kan maken, en voor de oningewijden een krachtige opwekking is. We beperken ons hier tot een aankondiging. Een inhoudsopgave is voldoende om het boekje te karakteriseren, en tot nadere kennismaking uit te lokken. De schrijver is uit de litteratuur tot het onderwijs gekomen. Als leek staat hij buiten de sleur; als wetenschappelik man ziet hij zonneklaar, hoe de ‘geleerdheid’ het volksonderwijs bedorven heeft. Zijn tweede hoofdstuk handelt dan ook over Das Altgymnasiale in der Volksschule. Daarin stelt hij de wetenschap tegenover de ‘geleerdheid’, en treedt hij krachtig op tegen de ‘formale Bildung’, die hij met kunstmatige voeding vergelijkt. Allereerst is nodig een Bodenständige Volksbildung (Hoofdst. III). Hij gaat na wat Duitse onderwijzers in die richting al tot stand gebracht hebben. De volgende hoofdstukken handelen over Das Leben der Sprache en | |
[pagina 59]
| |
Der Unterricht in deutscher Sprache. We behoeven maar de titels van enkele paragrafen af te schrijven, om aan te tonen, hoe geheel dit boekje in de lijn van ons tijdschrift ligt, o.a.: ‘Gibt es die deutsche Sprache?’ (blz. 49). ‘SchriftspracheGa naar voetnoot1), Sprechsprache, Kindersprache, Erwachsenensprache: sich nicht ausschlieszende Gruppen’ (blz. 71). ‘Das Kind kann, und musz, Interesse an der Sprache gewinnen’ (blz. 93). ‘Die Erziehung zur Phrase’ (blz. 98). ‘Bedeutung der Altersmundart für Unterricht und Erziehung’ (blz. 110). De schrijver, een volbloed-radikaal, daagt zelfs de konservatieven uit door stellingen als: Der Lehrer soll nicht die Kindersprache ‘verbessern’, sondern das Kind die Lehrersprache (blz. 94). Een radikaal en een idealist blijft deze auteur, ook al stelt hij in zijn laatste hoofdstuk de praktiese vraag: Aber wie läszt sich denn das durchführen? Wie, als hij het woord idealist hoort, de schouders ophaalt, moet dit boekje liever ongelezen laten. Wie bij ervaring weet dat idealisten vaak de beste leermeesters zijn, dat voor alle onderwijs bezieling even onmisbaar is als kennis, zal hier voor menige pittige bladzijde, vol waarheid, dankbaarder zijn dan voor een boekdeel nuchtere praktiese geleerdheid. C.d.V. |
|