sympathie ‘voor den auteur en zijn uitmuntend boek’, geeft hij zijn aanvullingen, in verschillende groepen gerangschikt: 1o. uit de kranten, 2o. uit het Vlaams [Waar is hier de grens?], 3o. verouderende en verouderde woorden, 4o. historische woorden, 5o. plaatselijke woorden, 6o. samenstellingen.
Van onzen tijd. Zevende jaargang. I.J.F.M. Sterck publiceert zijn Toespraak bij de opening der Bilderdijktentoonstelling; in een kanttekening bepleit hij de wettelikheid van Bilderdijk's tweede huwelik. Maria Viola spreekt in een belangrijke Litteraire Kroniek (voortgezet in VI) over het hedendaagse Proza, waarin de ontwikelingsgang wordt nagegaan, en o.a. juiste opmerkingen worden gemaakt bij het proza van De Meester, Van Hulzen, Robbers en Coenen. II en III. W. Frankemölle geeft een diepgaande studie Naar aanleiding van Gorter's Verzen, een beschouwing van Gorter's latere poëzie ‘in verband met zijn levensbeschouwing, schoonheidsbeginsel en filosofische ontwikkeling,’ vooral om de socialistiese en de Katholieke reaktie tegen het overdreven individualisme van de kunstenaars na '80 naast en tegenover elkaar te stellen.
IV. J.A. van Lieshout stelt in een opstel Vlamingen de kunst van Streuvels, de ‘levensblije’ naast die van Reimond Stijns, de ‘levensdroeve’.
V. Van Doctor Kuyper, Meester Bilderdijk en Vader Cats is de titel van een opstel, waarin C.R. de Klerk aantoont dat Kuyper's litteratuurbeschouwing, in 't biezonder ten opzichte van Bilderdijk en Cats, door de jongere Katholieken niet gedeeld wordt.
VI. J.A. van Lieshout (Vlamingen) karakteriseert de ‘prozadichtersymbolist’ Teirlinck naast Streuvels.
VII. Gerard Brom bespreekt uitvoerig Moller's Vondel-uitgave: De Heerlijckheid der Kercke, een ‘voorbeeldig werk’ maar dat z.i. in sommige opzichten te kort schiet; op andere punten stelt hij zijn mening tegenover die van Moller. Deze bespreking is, evenals het besproken werk, een welkom bewijs voor de herleefde Vondel-studie onder de jongere Katholieken. Een interessante Verlanglijst aan het slot wijst op de leemten in onze kennis van Vondel's leven en werken.
Nummer VIII-IX. H.W.E. Moller komt op tegen de kritiek op zijn Vondel-uitgave in een reeks Aanteekeningen naar aanleiding van Gerard Brom's beoordeeling van ‘De Heerlijckheit der Kercke,’ waarin hij de geopperde bezwaren voor een groot deel overtuigend weerlegt, en zijn eigen opvatting verduidelikt. - J.A. van Lieshout vervolgt zijn bespreking van de Vlamingen door een vergelijking