rijking van den woordenschat, dien wij bezigen, dat onze letteren aan die eischen der plastiek weten te voldoen’.... ‘In haar, de beschrijvingskunst, de macht, de kracht en de zuiverheid van het beeldend woord onzer dagen, zie ik de groote verdienste onzer nieuwe letteren voor de literatuur ook der toekomst, voor de taal in het algemeen. Op straffe van verval kan de literatuur der toekomst daarvan niet meer terug. Het is zeer wel mogelijk, het is innig te wenschen, met blijde verwachting is het te hopen, dat zij, onze jongere zuster misschien al, onze dochter zeker, geheel anders wezen zal dan de literatuur van nu. Wellicht zal zij
romantisch zijn, idealistisch.... zoù zij idealistisch kunnen en durven wezen?... O, zij moge heerlijk-mooi zijn, liefelijk als een verrukkende bruid. Maar één ding - van ons hedendaagsch realisme moet zij, als edele familietrek, als een kracht in het bloed harer afkomst, behouden de rake, de echte, de eerlijke, zuivere, machtige wijze van uitbeelden.’
(Uit een Nutslezing van J. de Meester: Iets over de literatuur dezer dagen, in de Mei-aflevering van Europa).