Bladvulling.
Aanschouwelike beeldspraak. De buitengewone begaafdheid der oude Grieken voor de beeldende kunsten spreekt ook uit hun litteratuur; aan hun behoefte en aan hun vermogen om zich de dingen plasties voor te stellen, gepaard aan hun neiging om wat overdreven is te vermijden, is het toe te schrijven dat men bij hen zelden spreekwijzen vindt als ‘huppelende heuvels’, ‘dansende bergen’, ‘weeklagende eiken’ en andere uitingen van uitbarstend gevoel, die schering en inslag vormen der taal van het Oude Testament. Bij die Oosterse taal, gelijk in menig schoon Duits gedicht, moet de innigheid van het gevoel bij ons de ontroering te weeg brengen die niet gedoogt dat het beeld wordt gerealiseerd; deze dichters zien niet, zij gevoelen alleen.
(D.C. Hesseling, Inaugurele Rede).