Ter verklaring van Potgieter's tijdzang ‘De stilstaanders’.
.... En nu tot mijn raadsel, de man wiens pose alleen een post waard is, wie is hij anders dan de ex-liberaal M.C. van Hall, vader van den Minister, die raasde tegen de petitionarissen voor de Grondwetsherziening toen het verzoekschrift rondging, en wien het nu (zoo men zegt) diep ter harte gaat, dat al die knappe lui, die de petitie teekenden, onder Willem II nooit een post zullen hebben? De pose, wie is hij anders, dan het tegenwoordig Lid der Eerste Kamer, vriend van allen stilstand, die in zijn jeugd als procureur der gemeente de Carmagnole danste, en daarom nu zoo goed weet, ‘Jongetje! wat al die volksbewegingen om het lijf hebben!’
(Brief van Potgieter aan Bakhuizen van den Brink. Amsterdam 8 Junij 1845. Gedrukt in Onze Eeuw, Jan. 1907, blz. 117-118).