Hulzen, Buysse, de dichter Frans Bastiaanse (Natuur en Leven, 1900) en het tijdschrift ‘Onze Eeuw’.
Onze Eeuw. Mr. S. Muller, die onlangs de Briefwisseling van Bakhuizen van den Brink publiceerde, geeft hier als aanvulling van die uitgave o.a. een viertal te laat ontdekte brieven van Potgieter, ‘aardige, levendige brieven’, die een ware aanwinst zijn.
Gerard van Eckeren behandelt het streven van de Kalvinistiese jongeren die hun orgaan hebben in ‘Ons Tijdschrift.’ Zijn opschrift: ‘Christelijke’ kunst? spreekt voor zich zelf: 't is een betoog over ‘het niet-wezenlijke eener antithese op 't gebied der Kunst.’
Groot-Nederland. Herdrukt een Zuid-Afrikaans gedicht Die Vlakte, ten dele, evenals Perk's ‘Iris’, geïnspireerd door de maatval van Shelley's The Cloud.
De Beweging. Albert Verwey bespreekt Aug. Vermeylen, naar aanleiding van zijn laatste boek. Maurits Uyldert schrijft, onder het opschrift Nieuw Nederlands proza, een interessante kritiese bebeschouwing over Santos en Lypra van Nine van der Schaaf. C.G.N. de Vooys bespreekt Twee belangrijke proefschriften, nl. Knuttel: Het geestelijk lied in de Nederlanden voor de Kerkhervorming, en Jacobsen: Carel van Mander, en trekt aan het slot een parallel tussen die beide boeken.
De Nieuwe Gids. Jan van Nijlen schrijft een onbeduidend stukje: Heeft Gezelle dertig jaar gezwegen, waarin ‘zonder materieele bewijzen’ eenvoudig beweerd wordt, dat dit niet het geval geweest kan zijn. Kloos behandelt in de Literaire Kroniek: ‘De heer Charles Boissevain over Bilderdijk’, waarin de lezers van zijn Bilderdijk-bloemlezing niet veel nieuws zullen vinden. Verder een prijzende beoordeling van Adriaan van Oordt's Warhold.
Mercure de France. In dit tijdschrift van de Franse jongeren, dat niet dikwels in onze lijst zal voorkomen, schreef Albert Verwey: L'orientation de la Littérature hollandaise. De lezers, die in hetzelfde tijdschrift de vaste medewerker H. Messet keer op keer zijn grenzenloze bewondering voor Querido hoorden uitspreken, zullen verrast zijn door de verschijning van de redacteur van ‘De Beweging’, die overtuigd is dat het naturalisme zich overleefd heeft, en dat ons proza andere banen zoekt. Voor de vreemdeling is hier in hoofdtrekken de ontwikkelingsgang van onze letteren geschetst; de landgenoot herkent er dadelik de schrijver in van Nederlandsche Dichters, Toen de Gids werd opgericht, Het leven van Potgieter en de Inleiding. Het zwaarte-