[Nummer 1]
Woord vooraf
De Nederlands-Duitse grens snijdt dwars door oude dialectcontinua. Vroeger konden mensen uit Vaals en Aken of uit Mook en Kleef in het dialect met elkaar converseren. Ongeveer een kwart eeuw geleden is de Duits-Nederlandse dialectologie begonnen met onderzoek naar de vorming van nieuwe breuklijnen langs de staatsgrens die tevens taalgrens was geworden en naar het uiteengroeien van de dialecten aan weerszijden van de staatsgrens. Het grensonderzoek maakt daarbij gebruik van de resultaten van dialectgeografisch onderzoek naar de grensoverschrijdende dialectcontinua en van bestaand dialectologisch onderzoeksmateriaal.
Dit nummer van Taal en Tongval gaat over grensdialectologisch onderzoek. Het bevat vijf bijdragen die verbonden zijn door het thema van de Duits-Nederlandse taalgrens. De bijdragen komen voort uit het symposium dat op 16 mei 2003 in Venlo in het Limburgs Museum werd georganiseerd onder de titel: Sprache an der Grenze. Linguistisch onderzoek langs de Limburgs-Rijnlandse grens. Het symposium was primair gericht op de stimulering van onderzoek in het Limburgs-Rijnlandse grensgebied, maar daarbij richtte het zich ook op het noordelijk deel van de staatsgrens en het onderzoek dat daar plaatsvond of nog plaatsvindt. Doel van de bijeenkomst was de evaluatie van bestaande onderzoeksaanzetten en -resultaten en de formulering van vragen voor verder onderzoek. De zesde bijdrage aan het symposium kwam van de sociaal-geograaf Jan Smit. Het betrof de sociaal-geografische achtergronden van het grensgebied ten zuiden van de Rijn. Hoe informatief en stimulerend ook, de bijdrage van Smits paste minder in het taalkundig blikveld van Taal en Tongval en vandaar dat deze bijdrage niet tot een artikel heeft geleid. De vijf bijdragen die in dit nummer zijn opgenomen bieden een aansprekend overzicht over de onderzoeksvragen en onderzoeksresultaten van het Duits-Nederlandse grensdialectologische onderzoek.