Taal en Tongval. Jaargang 56
(2004)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eline Vanhecke
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. InleidingVlaanderen is tijdens de (lange) negentiende eeuw onmiskenbaar het toneel geweest van een aantal zeer ingrijpende omwentelingen, zowel op algemeenmaatschappelijk als op linguïstisch niveau. Hoewel de taalmaatregelen van de verschillende opeenvolgende regimes bepalend geweest zijn voor de ontwikkeling van het Nederlands in Vlaanderen, is slechts weinig bekend over het effectieve taalgebruik in die periode. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er bestaan wel voldoende secundaire bronnen die een nauwkeurig (algemeen) overzicht verschaffen van de toenmalige politieke, economische, sociale en culturele ontwikkelingen. Wat de taalsituatie in de negentiende eeuw betreft, bieden de relevante publicaties meestal niet meer dan een (meta-linguïstische) beschrijving van de institutionele, politieke en/of sociale aspecten ervan (i.e. taalwetgeving, -politiek en -strijd). Concrete gegevens over het werkelijke 19de-eeuwse taalgebruik zijn uiterst schaars, vooral door het beperkte onderzoek op basis van originele bronnen uit die tijd. Toch zijn er in de Vlaamse archieven een massa primaire bronnen aanwezig, die het mogelijk maken de 19de-eeuwse schrijftaal grondig te analyseren en te beschrijven. Het is dus verbazend dat hiervan tot voor kort zo weinig gebruik werd gemaakt en dat het onderzoek naar de historisch-sociolinguïstische situatie van het Nederlands in die cruciale 19de eeuw zo laat op gang is gekomen.
Om dat te verhelpen werd ongeveer 12 jaar geleden in het departement Nederlandse Taalkunde van de Vrije Universiteit Brussel gestart met een grootschalig historisch-sociolinguïstisch onderzoek naar het Nederlands in het 19de-eeuwse Vlaanderen. In een aantal deelprojecten werden en worden nog steeds op basis van relevante sociolinguïstische variabelen en gebruik makend van origineel primair bronnenmateriaal verschillende domeinen systematisch onderzocht: taal en klasse, taal en administratie, taal en media, taalplanning... (cfr. Vandenbussche, De Groof, Vanhecke & Willemyns, 2004). Het belang van dergelijke studies werd ondertussen al aangetoond, aangezien de voorlopige resultaten erop wijzen dat vele traditionele opvattingen over de 19de-eeuwse situatie op foute interpretaties berusten of niet empirisch onderbouwd zijn (Willemyns, 2004). Zo kan onder meer weerlegd worden dat de taalpolitiek van Koning Willem I mislukt zou zijn (Willemyns & De Groof, 2004) en dat de verantwoordelijkheid voor de verfransing voornamelijk bij het Franse Bewind moet worden gezocht.
Eén van de aangehaalde deelprojecten is een promotie-onderzoek naar de 19de-eeuwse schrijftaal op bestuurlijk/ambtelijk niveau. Centraal hierin staat de vraag of en hoe (stedelijke) kanselarijen inspeelden op of beïnvloed werden door de verschillende taalplanningsdoelstellingen, de al dan niet opgelegde normen en de vaak tegenstrijdige taalpolitiek van de opeenvolgende regimes in Vlaanderen in de 19de eeuw. Op basis van een uiterst gedetailleerde analyse van een zeer omvangrijk corpus van originele handgeschreven documenten, worden de aspecten taalkeuze en taalgebruik en de wisselwerking met de uiterst gevarieerde historisch-politieke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
context onderzocht. In het onderhavige artikel wordt het (nagenoeg afgeronde) deel met betrekking tot de taalkeuze voorgesteld. Om de onderzoeksresultaten in de (taalpolitieke) context te kunnen plaatsen, is het van belang eerst een beknopt overzicht te geven van de relevante historische ontwikkelingen die het taallandschap van Vlaanderen in de 19de eeuw mee hebben bepaald. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Historisch-linguïstische contextIn de negentiende eeuw werden de Zuidelijke Nederlanden, waaronder Vlaanderen, geconfronteerd met drie sterk verschillende regimes, die elk met een duidelijke en meestal tegenstrijdige taalpolitiek geprobeerd hebben bepaalde taalplanningsdoelstellingen te bereiken (Willemyns, 2003; De Groof, 2004).Ga naar voetnoot(1) Van 1795 tot 1814 was Vlaanderen door Frankrijk geannexeerd. Daarna vormde het 15 jaar lang samen met de Noordelijke Nederlanden het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. In 1830 werd Vlaanderen deel van het nieuwe koninkrijk België. Ondanks de algemene voorkeur voor het Frans als taal van bestuur werd door de gezagshebbers die aan het Franse Bewind voorafgingen, geen expliciete taalpolitiek gevoerd. De Franse overheid was daarom de eerste die in Vlaanderen een extreme taalwetgeving introduceerde, met de ‘één land-één taal’-doctrine als uitgangspunt. In 1803 werd wettelijk vastgelegd dat vanaf 1804 alle officiële documenten nog uitsluitend in het Frans opgesteld mochten worden. Dit had tot gevolg dat het de facto prestige en belang van het Frans nu de jure werden bevestigd, vooral in de domeinen van bestuur en gerecht. De kennis en het gebruik van deze taal was echter in zeer grote mate sociaal bepaald. In werkelijkheid was de overgrote meerderheid van de Zuid-Nederlandse bevolking het Frans niet machtig en dus niet in staat om de ingevoerde regels na te leven (De Groof, 2004). Toch is het een feit dat, toen Vlaanderen in 1814 verenigd werd met de Noordelijke Nederlanden, het Nederlands veel prestige en officiële functies had verloren. Tijdens dit Verenigd Koninkrijk der Nederlanden werd in de Vlaamse gewesten opnieuw de ‘één land-één taal’-ideologie doorgevoerd, maar deze keer in het voordeel van het Nederlands. Het is opmerkelijk dat Koning Willem I rekende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op de (veronderstelde) taaleenheid tussen Noord en Zuid om de eenheid van zijn koninkrijk te bevorderen. In theorie was inderdaad ongeveer 75% van zijn onderdanen Nederlandstalig (De Jonghe, 1967: 24), maar de werkelijke situatie in Vlaanderen was veel ingewikkelder. Willem I werd niet alleen geconfronteerd met (ten minste) drie verschillende taalvariëteiten (Frans, dialect en een geïntendeerd StandaardnederlandsGa naar voetnoot(2) (cfr. Vandenbussche, 2003), maar bovendien waren ook de Vlamingen er zelf niet van overtuigd dat hun taal dezelfde was als die van de ‘Hollanders’ (Willemyns, 2003). Dit weerhield er Willem I echter niet van om een aantal radicale taalmaatregelen op te leggen met de bedoeling het openbare leven in Vlaanderen volledig te vernederlandsen. In 1819 werd een KB afgekondigd waardoor vanaf 1823 het Nederlands de verplichte taal werd voor het openbare leven in de Vlaamse provincies.Ga naar voetnoot(3) Vanaf 1825 begon echter verzet te groeien tegen de algemene politiek van Willem I. Aanvankelijk behoorde de taalwetgeving niet tot de discussiepunten, maar omdat het een zo prominent onderdeel was van Willems algemeen beleid werd taal steeds meer een symbool voor de oppositie. Het verzet kwam niet zozeer voort uit ‘noodzaak’ (want iedereen bleek in staat om de wet van 1819 toe te passen), dan wel uit de politiek onwil van Willems' landgenoten. De twee belangrijkste politieke stromingen in België op dat moment waren de (radicale) liberale bourgeoisie en de reactionaire tegenstanders van een liberale politiek, voornamelijk de clerus (Willemyns 2003: 185-202). In België werd Willem I dus van twee kanten aangevallen, maar zijn noordelijke landgenoten boden hem evenmin voldoende steun. De Jonghe (1967: 267) zegt hierover ‘Van zulk een Noorden dat verstikt in zijn onuitputtelijke pedanterie en inderdaad tussen 1814 en 1830 een laagtepunt zijner historie bereikt heeft en te klein is om de grootheid van Willem I te begrijpen, kan geen aantrekkingskracht uitgaan’. Op het einde van zijn bewind, in 1829 en 1830, dacht Willem I dan ook dat het nuttig kon zijn een aantal toegevende taalbesluiten uit te vaardigen. Er | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werd opnieuw een systeem van faciliteiten voor Franstaligen gecreëerd, zodat Nederlands niet langer de exclusieve taal voor het openbare leven was. Het is echter wel veelzeggend dat in Vlaanderen van die faciliteiten geen gebruik werd gemaakt (Willemyns & De Groof, 2004). Ondanks die tegemoetkomingen van Willem I escaleerde het verzet in de zogeheten Belgische Omwenteling. In november 1830 werd Vlaanderen deel van het nieuwe koninkrijk België. Het parlementaire systeem werd gedomineerd door de bourgeoisie, die het Frans als enige geschikte administratieve taal beschouwde ondanks het feit dat twee derde van de Belgische bevolking Nederlandstalig was. Vrijwel meteen na de gezagswissel werd het Frans tot de officiële taal verheven. De ‘verantwoording’ waarom een dergelijke positie onmogelijk was voor het Nederlands, luidde als volgt: ‘Considérant d'autre part que les langues flamande et allemande, en usage parmi les habitants de certaines localités, varient de province à province, et quelquefois de district à district, de sorte qu'il serait impossible de publier un texte officiel des lois et arrêtés en langues flamande et allemande’ (Peeters 1930: xiv).Ga naar voetnoot(4) Blijkbaar werd dus ‘over het hoofd gezien’ dat in de jaren voordien de wetteksten wél in het Nederlands werden uitgevaardigd (en in het Duits in het Duitstalige gebied) en dat bovendien de taal die slechts in ‘sommige plaatsen’ werd gebruikt, in feite de meerderheidstaal was. In een brief uit 1832 van de Waal Charles Rogier, de latere Belgische premier, aan de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Raikem, wordt de werkelijke bedoeling van de overheid duidelijk geformuleerd: ‘Les premiers principes d'une bonne administration sont basés sur l'emploi exclusif d'une seule langue et il est évident que la seule langue des Belges doit être le français. Pour arriver à ce résultat, il est nécessaire que toutes les fonctions, civiles et militaires, soient confiées à des Wallons et des Luxembourgeois; de cette manière, les Flamands, privés temporairement des avantages attachés à ces emplois, seront contraint d'apprendre le français et l'on détruira ainsi peu à peu l'élément germanique en Belgique’ (Peeters 1930: xiv).Ga naar voetnoot(5) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Weliswaar werd in 1831 grondwettelijk vastgelegd dat het gebruik der talen vrij was, maar de facto was het Frans als prestigetaal intussen ook de taal van bestuur, administratie, onderwijs en leger (Willemyns, De Groof & Vandenbussche, 2003). Zowel Nederlands als Duits werden tot ‘tweederangs’-talen gedegradeerd (Vandenbussche, 2004). Pas in 1898 werd het Nederlands als officiële landstaal (naast het Frans) erkend, dank zij de zogenaamde Gelijkheidswet. Het dient gezegd dat de verworven functies van het Nederlands na 1830 voornamelijk de verdienste geweest zijn van de Vlaamse Beweging. Deze socio-politieke en taalkundige beweging van ambtenaren, juristen en literatoren die zich sterk verbonden voelden met de moedertaal en destijds wél de taalpolitiek van Willem I gesteund hadden, ijverde ervoor om de positie van het Nederlands in het nieuwe koninkrijk België te ‘veilig’ te stellen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Analyse en onderzoeksresultatenHet is dus duidelijk dat de Vlaamse taalpolitieke situatie in de 19de-eeuw zeer gevarieerd was, maar hoe de Vlaamse gemeentekanselarijen werkelijk met de opgelegde -en vaak tegenstrijdige- taalwetten van de verschillende regimes omgingen, was tot voor kort nauwelijks bekend. De resultaten van het onderhavige onderzoek naar de reële taalkeuze brengen hierin klaarheid.
Het onderzoek naar de 19de-eeuwse kanselarijtaal in Vlaanderen werd uitgevoerd op basis van massa's archiefmateriaal dat nooit eerder voor dergelijke taalkundige analyses werd gebruikt. De onderzoeksgegevens komen in de eerste plaats voort uit de stadskanselarijen van Antwerpen en BruggeGa naar voetnoot(6), en uit twee afgeronde pilootstudies in de gemeentekanselarijen van Willebroek (Vanhecke, 1998) en Grembergen (Van Meersche, 2003). Om een uitgebreider beeld van de algemene | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
situatie in Vlaanderen te krijgen (en om op die manier tevens de aanvankelijke conclusies te kunnen bevestigen of bij te stellen), werden daarnaast nog gegevens verzameld in de archieven van ongeveer 30 extra gemeentenGa naar voetnoot(7): Aalst, Lebbeke, Oudenaarde en Zele (provincie Oost-Vlaanderen); Bornem, Geel, Mechelen, Mol en Turnhout (provincie Antwerpen); Borgloon, Hasselt en Tongeren (provincie Limburg); Brussel, Diegem, Diest, Etterbeek, Evere, Ganshoren, Grimbergen, Haacht, Halle, Jette, Keerbergen, Liedekerke, Machelen, Meise, Overijse, Ruisbroek, St. Martens-Bodegem, Tervuren, Tildonk, Vorst en Wezembeek-Oppem (Brabant). Op kaart 1 worden alle onderzochte gemeenten aangeduid.Ga naar voetnoot(8) Kaart 1, Onderzochte gemeenten
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In elke gemeente werden volgens dezelfde methodologie vergelijkbare tekstsoorten geanalyseerd, namelijk de handgeschreven verslagen van de gemeenteraadszittingen of bij afwezigheid (of onbeschikbaarheid) van de vergaderingen van het Schepencollege. Aan de hand van deze documenten werd telkens nagegaan of de betrokken kanselarijen Nederlands dan wel Frans gebruikten. Daarnaast werd ook nagegaan of en hoe dit spoorde met de toenmalige taalwetgeving - en of de taalkeuze eventueel ook door andere motieven kan worden verklaard. De gegevens werden samengevat in een reeks kaarten die de effectieve taalkeuze in de verschillende gemeentelijke kanselarijen heel visueel voorstellen. De hierna volgende kaartjes tonen de situatie op zeven cruciale momenten in de negentiende eeuw. Kaart 2, 1819.
Zwart: uitsluitend Frans - donkergrijs: Frans dominant - lichtgrijs: tweetalig Frans/ Nederlands - wit: taalkeuze onbekend | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze kaart geeft de taalkeuze weer in 1819, dus vijf jaar na het einde van de Franse annexatie en nog vóór de nieuwe taalwetten van Willem I toegepast dienden te worden. Het is duidelijk dat tijdens de Franse overheersing het Nederlands nagenoeg volledig uit de ambtelijke documenten verdwenen was.Ga naar voetnoot(9) In Brussel werden weliswaar tweetalige documenten opgesteld en in de gemeenten Turnhout, Lebbeke, Grembergen en Wezembeek-Oppem werd nog af en toe Nederlands gebruikt, maar in geen enkele gemeente gebeurde de officiële administratie exclusief in het Nederlands. Enkele jaren later, in 1823, was de situatie helemaal anders. Kaart 3, 1823.
Wit: uitsluitend Nederlands - lichtgrijs: Nederlands dominant - donkergrijs: Frans dominant Kaart 3 toont de situatie in 1823, het jaar waarin op grond van de wet van 1819 het Nederlands de enige officiële ambtstaal was geworden. Het is verbazend hoe strikt de regeling overal werd nageleefd. In alle onderzochte gemeenten werd inderdaad nog uitsluitend Nederlands gebruikt, ook in die kanselarijen die kort voordien nog volledig Franstalig werkten. Bovendien bewijzen de onderzoeksresultaten dat de taalwet niet enkel werd toegepast, maar dat de meeste administraties zelfs al op het Nederlands hadden overgeschakeld nog voor dat verplicht was. Er zijn maar twee uitzonderingen: in Brussel bleef een tweetalige situatie bestaanGa naar voetnoot(10) en Zele bleef gedurende de eerste helft van 1823 voornamelijk Frans gebruiken, maar schakelde uiteindelijk nog in hetzelfde jaar over op Nederlands. Samen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gevat: tegen het einde van 1823 was het adminstratieve apparaat in Vlaanderen volledig vernederlandst. Kaart 4, September 1830
Zwart: uitsluitend Frans - donkergrijs: Frans dominant - lichtgrijs: Nederlands dominant - wit: uitsluitend Nederlands Kaart 4 geeft de situatie in september 1830 weer, nadat Koning Willem weer volledige taalvrijheid geïntroduceerd had en de kanselarijen in Vlaanderen dus de mogelijkheid hadden om weer Frans te gebruiken. Het is opmerkelijk dat op dat moment vrijwel geen enkele van de onderzochte stedelijke en gemeentelijke administraties van die gelegenheid gebruik maakte. Integendeel, alle scribenten bleven Nederlands gebruiken voor het opstellen van hun officiële documenten. Er waren drie uitzonderingen: in Oudenaarde werd uitsluitend Frans gebruikt, in Lebbeke werd het Frans dominant (met Nederlands als tweede taal) en in Zele bleef Nederlands wel de belangrijkste administratieve taal, maar werd ook nu en dan Frans gebruikt. Kaart 5, November 1830.
Zwart: uitsluitend Frans - donkergrijs: Frans dominant - lichtgrijs: Nederlands dominant - wit: uitsluitend Nederlands | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op kaart 5 ziet men hoe amper twee maanden later de situatie opnieuw radicaal anders was. In de jonge Belgische staat bestond geen specifieke taalwetgeving voor het lokale bestuur, maar het Belgische ‘Voorlopig Bewind’ toonde wel openlijk zijn voorkeur voor het Frans als officiële taal van het land. Het is frappant hoe snel sommige kanselarijen, waar voordien enkel in het Nederlands werd genotuleerd, gevolg gaven aan de onuitgesproken voorkeur van de nieuwe regering door opnieuw Frans te gebruiken. De meest opvallende voorbeelden hiervan zijn grotere steden als Antwerpen, Brugge en Tongeren. Kaart 6, 1831.
Zwart: uitsluitend Frans - donkergrijs: Frans dominant - lichtgrijs: Nederlands dominant - wit: uitsluitend Nederlands Op kaart 6 is te zien dat kleinere gemeenten al gauw massaal het voorbeeld van de steden volgden, zeker omdat de vrijheid van taalkeuze nu grondwettelijk was vastgelegd. In veel gemeentelijke administraties werden weliswaar nog beide talen gebruikt, maar het Frans verkreeg een steeds dominantere positie. Kaart 7, 1840.
Zwart: uitsluitend Frans - donkergrijs: Frans dominant - lichtgrijs: Nederlands dominant | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op kaart 7 is het effect van de groeiende verfransing het duidelijkst te merken: in 1840 had het gebruik van het Frans in de onderzochte kanselarijen een hoogtepunt bereikt. Dit lijkt erop te wijzen dat 1830 eigenlijk het annus horribilis is geweest voor het Nederlands, aangezien de overheid van meet af al het mogelijke deed om het Nederlands uit officiële functies te weren. Kaart 7 toont echter dat men hierin niet is geslaagd. Immers, in tegenstelling tot wat over het algemeen werd aangenomen, is het Nederlands in 1840 (nog steeds) niet volledig uit de adminstratie verdwenen. In zes van de onderzochte gemeenten was het Nederlands nog steeds de dominante taal en de stadskanselarij van Turnhout functioneerde zelfs nog steeds uitsluitend in het Nederlands. Dergelijke voorbeelden zijn echter uitzonderingen; het algemene beeld van de taalkeuze in 1840 was dat het Frans weer nagenoeg dezelfde hegemonie- positie had als in 1819. Kaart 8, 1880.
Donkergrijs: Frans dominant - wit: uitsluitend Nederlands Kaart 8 toont de situatie veertig jaar later. Vooral dankzij de initiatieven van de Vlaamse Beweging en de eerste taalwetten werden geleidelijk aan meer rechten verworven voor het Nederlands en hierdoor zag het taallandschap er in 1880 weer heel anders uit. Het Nederlands kreeg weer een vrij sterke positie en dat zou zo verder gaan tot het uiteindelijk rond de eeuwwisseling de exclusieve administratieve voertaal zou worden in de Vlaamse gemeentehuizen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Enkele besluitenOp basis van de bovenstaande gegevens kunnen een aantal interessante vaststellingen gedaan worden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|