Taal en Tongval. Jaargang 56
(2004)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nieke Roos
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geal Spreading, een automatische fonologische regel die de laryngale knoop van het slotsegment van de werkwoordstam uitbreidt naar de ondergespecificeerde plosief aan het begin van de uitgang. Bij stammen die uitgaan op een stemhebbende klank verschijnt /Də/ als [də], doordat het suffix de stamfinale laryngale informatie betreffende ‘stemhebbendheid’ overneemt (ofwel door voorwaartse spreiding van [+voice], ofwel door het delen van het kenmerk [voice]). Na werkwoordstammen die uitgaan op een stemloze consonant komt /Də/ aan de oppervlakte als [tə], door zich de laryngale karakteristieken voor ‘stemloosheid’ te verwerven (via voorwaartse spreiding van [-voice] of kenmerkdelinking). Beide benaderingen gaan uit van progressieve stemassimilatie, een proces dat zowel in het Nederlands als in de overige talen van de wereld maar weinig voorkomt (Lombardi 1995). De ‘traditionele’ theorieën kunnen niet verklaren waarom de assimilatie in progressieve richting verloopt bij de vorming van de zwakke verleden tijd in het Nederlands, maar regressief in alle andere gevallen (afleidingen en samenstellingen). Bij Booij volgt dit uit het onderspecificeren van de suffixinitiële coronaal, aangezien het de ondergespecificeerde positie is die gevuld moet worden in de oppervlaktevorm. Dit artikel behandelt recente zwakkeverledentijdsdata afkomstig uit de Veenkoloniën. De dialecten gesproken in dit grensgebied van de Nederlandse provincies Drente en Groningen onderscheiden zich van de standaardtaal doordat ze maar één verledentijdsuitgang hebben. Ik zal laten zien dat dit verschil te verklaren is met behulp van Booijs ‘onderspecificatieanalyse’. Centraal bij deze verklaring staat het proces van intersonorante verzachting, dat in de historie van de Veenkoloniaalse dialecten een belangrijke rol heeft gespeeld en nog altijd actief is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De Veenkoloniaalse zwakke verleden tijdDe te bespreken gegevens zijn afkomstig uit de dialectologische database die is samengesteld in het kader van het Goeman-Taeldeman-Van Reenen-project (GTRP, www.meertens.knaw.nl > ‘Morphology Atlas’). Van 1979 tot 1996 hebben onderzoekers in Nederland en Vlaanderen geluidsopnames gemaakt van 1876 woordvormen (waaronder 22 zinnetjes en 106 adjectivale woordgroepen). In totaal zijn vervolgens van 361 Nederlandse en 190 Belgische plaatsen de items getranscribeerd. Het resultaat is ondergebracht in een database, die op dit moment ongeveer 1,7 miljoen eenheden bevat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met een speciale versie van het computerprogramma MapInfo, door het Meertens Instituut op maat gemaakt voor dialectologen, zijn kaarten te genereren die de uitspraak weergeven van GTRP-gegevens in het Nederlandse taalgebied. Figuur 1 toont de dialectuitspraak van de zwakke verleden tijd ik bakte.Ga naar voetnoot(1) De overheersende uitspraak is [baktə], met een stemloos cluster zoals in de standaardtaal (de kleine zwarte stipjes). Van de hiervan afwijkende realisaties is het merendeel te vinden in het oosten. In de Achterhoek en de provincie Overijssel domineert [bɑkn̩] (aangegeven met ‘k’). Opmerkelijker is het patroon dat Belgisch Limburg, het zuiden van Nederlands Limburg en het Drents-Groningse grensgebied in het noordoosten laten zien: het eerste gebied heeft een stemhebbend cluster aangevoerd door een velaire fricatief ([baɣdə], de gamma's op de kaart); de laatste twee regio's hebben ook een stemhebbend cluster, maar ditmaal geleid door een velaire plosief ([bɑgdə], de grote zwarte stippen). Met een volledig stemhebbend cluster onderscheidt de zwakke verleden tijd in deze drie gebieden zich sterk van die van het Standaardnederlands. Figuur 1: Uitspraak van ik bakte in het Nederlandse taalgebied
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In dit artikel beperk ik me tot een studie van de assimilatiepatronen bij de vorming van de zwakke verleden tijd in het Drents-Groningse grensgebied, oftewel de Veenkoloniën. Uitgangspunt daarbij is het dialect van Mussel (Kloeke-code G015q). De GTRP-gegevens voor dit plaatsje in Zuidoost-Groningen laten zien dat het patroon van Figuur 1 niet specifiek is voor ik bakte; het verschijnt eveneens bij andere werkwoordsvormen en bij andere slotklanken van de werkwoordstam. In het Mussels komen bijvoorbeeld ook andere onderliggend stemloze stamfinale plosieven en fricatieven als stemhebbend aan de oppervlakte in de zwakke verleden tijd, terwijl onderliggend stemhebbende slotconsonanten van de werkwoordstam hun stemhebbendheid behouden (1-7).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Analyse van de Veenkoloniaalse zwakke verleden tijdKijkend naar de Musselse dialectdata voor de zwakke verleden tijd vallen er twee zaken op: (1) aan de oppervlakte zijn de slotklanken van de werkwoordstammen stemhebbend, en (2) het dentaalsuffix is [də]. In navolging van Booij neem ik een onderliggend ondergespecificeerde dentaaluitgang /Də/ aan. In de standaardtaal duikt deze op als [də] na werkwoordstammen die uitgaan op een stemhebbende klank en als [tə] na stammen die eindigen op een stemloos segment. Uit de observatie dat de Veenkoloniaalse uitgang voor de zwakke verleden tijd altijd [də] is, volgt dan dat alle stamfinale klanken in de Veenkoloniën onderliggend stemhebbend zijn. Figuur 2 illustreert de vorming van de Veenkoloniaalse zwakke verleden tijd uitgaande van Booijs onderspecificatieanalyse.Ga naar voetnoot(2) Figuur 2: Vorming van de zwakke verleden tijden (ik) tobde (links) en (ik) klopte (rechts)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ondersteuning voor de aanname dat alle werkwoordstammen in de Veenkoloniën onderliggend uitgaan op een stemhebbende klank, is te vinden bij Schuringa (1923). Die merkt op dat alle Veenkoloniaalse consonanten intersonorant stemhebbend zijn. Hieronder volgt een selectie van de voorbeelden die hij geeft (8-12):Ga naar voetnoot(3)
In de infinitiefvorm van een werkwoord is de slotconsonant van de stam eveneens intersonorant en daarmee stemhebbend. Zo is de Veenkoloniaalse uitspraak van lachen en lossen volgens Schuringa respectievelijk [lɑˠŋ̩] en [lɜzn̩], beide met stemhebbende stamfinale klank (zie 9 en 10 hierboven). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Geschiedenis van de Veenkoloniaalse zwakke verleden tijdDe Veenkoloniën onderscheiden zich dus van het Standaardnederlandse taalgebied doordat dat alle werkwoordstammen er onderliggend eindigen op een stemhebbende klank. Om dit verschil te verklaren duik ik in de historische | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontwikkeling van de zwakke verleden tijd in het Nederlands. Daarbij richt ik me op het moment dat assimilatie een rol begint te spelen bij de vorming van het zwakke preteritum. De onderstaande theorie is gebaseerd op Van de Wijngaard (1993), die een soortgelijke verklaring geeft voor de oorsprong van stemhebbende clusters in de zwakke verleden tijd van de Zuid-Limburgse dialecten.Ga naar voetnoot(4) In de Middeleeuwen wordt het zwakke preteritum in het Nederlands gevormd door /ədə/ vast te plakken aan de werkwoordstam. In de vroege Middelnederlandse teksten is deze uitgang nog te vinden in vormen als kloppede en tobbede.Ga naar voetnoot(5) Op een gegeven moment valt de initiële sjwa van /ədə/ weg, waardoor de slotklank van de werkwoordstam en de suffixinitiële alveolair naast elkaar komen te staan (kloppede wordt klopde en tobbede wordt tobde). Bij stammen die eindigen op een stemhebbend segment levert dat geen problemen op, omdat de beginklank van het suffix eveneens stem heeft (tobde blijft tobde). Stemloze stamfinale klanken botsen echter met het stemhebbende beginsegment van de uitgang, wat wordt opgelost door de suffixinitiële alveolair stemloos te maken (klopde wordt klopte). Zo ontstaat het Nederlandse systeem van de zwakke verleden tijd zoals we dat nog altijd kennen: [də] na een stemhebbende en [tə] na een stemloze slotklank van de werkwoordstam. Ook de Veenkoloniaalse dialecten vormen het zwakke preteritum aanvankelijk met /ədə/. Op het moment dat die uitgang achter een werkwoordstam wordt geplakt, staat de stamfinale klank echter tussen twee sonoranten en treedt in deze streektalen Schuringa's proces van intersonorante verzachting in werking. Het gevolg hiervan is dat in de oude Veenkoloniaalse vormen van de zwakke verleden tijd alle stamfinale segmenten stem hebben: stemloze slotklanken worden stemhebbend (kloppede wordt klobbede) en stemhebbende blijven stemhebbend (tobbede blijft tobbede). Deze verzachting is aanvankelijk louter fonetisch, maar fonologiseert na verloop van tijd doordat de stamfinale klank in het werkwoordparadigma overwegend intersonorant en zodoende stemhebbend is. Wanneer vervolgens de initiële sjwa van /ədə/ wegvalt, blijft de slotklank stem houden. Omdat het suffixinitiële segment, dat nu direct volgt, eveneens | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stemhebbend is, ontstaan er geen ‘stemconflicten’ en zijn er geen reparaties nodig (klobbede wordt klobde; tobbede wordt tobde). Het resultaat is een systeem met maar één verledentijdsuitgang: [də]. Oorzaak van het verschil tussen de Standaardnederlandse en de Veenkoloniaalse vorming van de zwakke verleden tijd is dus de intersonorante verzachting, die er in het Drents-Groningse grensgebied voor heeft gezorgd dat alle stamfinale consonanten stem hebben. De vraag is nu waarom dit verschijnsel alleen werkzaam is (geweest) in de Veenkoloniën en niet in de omringende dialecten of de standaardtaal. Mijn theorie is dat Duitse arbeiders het hebben ingevoerd toen ze zich tijdens en na de ontginning vestigden in het gebied (Ten Horn 1993). Het Duits kent het proces van intersonorante verzachting namelijk ook (zie onder anderen Jessen 1998, die het passive voicing noemt). Recentelijk lijkt er onder invloed van het Standaardnederlands meer variabiliteit te sluipen in de Veenkoloniaalse dialecten. Zo laten de GTRP-gegevens zien dat intersonorante verzachting niet meer algemeen optreedt. Een intersonorante consonant is de ene keer stemhebbend (13a-17a), de andere keer stemloos (13b-17b). Dit verschilt niet alleen per woord, maar ook per dialect. In het dialect van Mussel heeft mossel bijvoorbeeld een stemhebbende intersonorante /s/, maar missen een stemloze.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De GTRP-data over de Veenkoloniaalse infinitieven in het bijzonder tonen eveneens een variabel beeld (vergelijk 18a met 18b).Ga naar voetnoot(6)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Conclusies en discussieIn het Middelnederlands werd de zwakke verleden tijd gevormd door het toevoegen van /ədə/ aan de werkwoordstam. Op een gegeven moment viel de suffixinitiële sjwa weg, waarna het stamfinale segment de beginklank van de resterende uitgang assimileerde. In de standaardtaal resulteerde dat in een oppervlaktecontrast [də]-[tə] voor het suffix. Doordat de Veenkoloniën ten tijde van de sjwa-deletie alleen maar stemhebbende stamfinale consonanten hadden als gevolg van de aan het Duits ontleende intersonorante verzachting, ontstond daar geen contrast maar een uniforme uitgang [də]. Bovenstaande theorie gaat ervan uit dat zowel de Standaardnederlandse als de Veenkoloniaalse assimilatie progressief is. Het zou echter ook kunnen dat de dialecten in het Drents-Groningse grensgebied regressief assimileren, net als de Zuid-Limburgse streektalen. Onderliggend zou er dan wel een onderscheid zijn tussen stemhebbende en stemloze stamfinale consonanten, maar dit verschil zou worden opgeheven doordat de laatste stem krijgen onder invloed van de stemhebbende suffixinitiële klank. Bij deze alternatieve verklaring rijst de vraag waarom het Veenkoloniaals er bij de vorming van de zwakke verleden tijd een andere assimilatierichting op nahoudt dan het Standaardnederlands. Mogelijk dat preteritumsuffigering in de Veenkoloniën hetzelfde morfologische stratum bezet als samenstelling en daardoor ook dezelfde (regressieve) assimilatierichting vertoont. Hiertegenover zou dan de standaardtaal staan met suffigering en compositie op verschillende morfologische niveaus, waardoor deze processen ieder een andere richting van assimilatie laten zien (respectievelijk progressief en regressief). Meer onderzoek is nodig om deze vermoedens hard te maken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|