Taal en Tongval. Jaargang 53
(2001)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Chris De Wulf, Johan Taeldeman
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. OpzetIn de jaren veertig van de vorige eeuw zijn een aantal uitvoerige dialectgeografische bijdragen geschreven over de deletie van eind-n na sjwa in de Nederlandse dialecten: Hol (1940), Blancquaert-Tavernier (1944) en Hol (1947). De directe aanleiding daartoe was een discussie over de aanvaardbaarheid van -n-loze uitspraakvormen in de standaardtaal. Tal van discutanten, vooral uit onderwijskringenGa naar voetnoot1, beschouwden het weglaten van de -n als een teken van onverzorgd, slordig taalgebruik. Anderen, zoals De Vooijs - die wel vaker meer aansluiting bij het spontane mondelinge taalge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bruik bepleit heeft - vonden -n-deletie perfect gelegitimeerd want ook in de volkstaal van een groot deel van het taalgebied werd die -n weggelaten. Hol (1940) was toen de eerste die de -n-deletie in de dialecten in kaart probeerde te brengen (althans in werkwoordvormen), maar haar exposé ging zwaar gebukt onder (o.a.) het ontbreken van een uitvoerige en accurate materiaalverzameling. Het is geen onverdienstelijke eerste verkenning maar zowel de ruimtelijke distributie als de linguïstische conditionering van de -n-deletie zijn erg onprecies beschreven. Een zelfde bezwaar kan ingebracht worden tegen het artikel van Blancquaert-Tavernier (1944) en de tweede bijdrage van Hol (1947), die wel aan historische diepgang gewonnen had. Zoals verderop uit onze eigen uiteenzetting zal blijken, is de deletie van finale -n na sjwa een behoorlijk complexe materie in de dialecten van ± de westelijke helft van Nederlandstalig België. Nochtans komen Blancquaert-Tavernier op p. 21 tot het besluit ‘dat Fransch-Vlaanderen, West-, Zeeuwschen Oost-Vlaanderen + Zuid-West-Brabant een gebied vormen waar, op enkele locale uitzonderingen na, de n steeds aanwezig is’. Even ongenuanceerd is de uitspraak van Hol (1947: 241) ‘dat in geheel West-, Frans- en Oost-Vlaanderen, benevens in het westelijke deel van Brabant, tot even ten westen van de Zenne de -n wordt gezegd’. Nadien is de -n-apocope in de Ndl. dialectologie gedurende meer dan een halve eeuw een nauwelijks aangeraakt thema geweest. Nu we echter over heel uitvoerige materiaalverzamelingen beschikken (zie verder) en ook de hele moderne linguïstiek over de Ndl. dialectologie heen is kunnen gaan, achtten wij de tijd rijp voor een grondig onderzoek naar de geografische spreiding en de conditionering van -n-deletie na sjwa. Aangezien -n-deletie een soort complementariteit vertoont met -n-insertie, hebben we ook dit laatste verschijnsel bij deze studie betrokken. Omdat wij ons onderzoek in de diepte heel sterk wilden richten op allerlei deletiecondities, hebben wij een beperking in de ruimte aangebracht: wij concentreren ons op de dialecten van Vlaanderen (in de zin van Nederlandstalig België) en op die van de aangrenzende Nederlandse gebieden: Zeeland, Noord-Brabant en Nederlands Limburg. Ons materiaal ontleenden wij aan het Goeman-Taeldemanproject (GTP) uit de jaren 1980 en 1990, de Reeks Nederlandse Dialectatlassen o.l.v. Blancquaert en Pée (1925-1976), de vele dialectmonografieën en aanvullend eigen veldwerk (anno 2001) in Oost-en West-Vlaanderen. In een eerste hoofdstuk (2.) onderzoeken wij de relevante deletiefactoren in ons onderzoeksgebied. Vervolgens (hfst. 3.) schetsen wij de ruimtelijke spreiding van de diverse deletietypes. In hoofdstuk (4.) beschrijven we de diverse postlexicale arrangementen van onderliggende -ən in gebieden waar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de slot-n in principe bewaard is. Het laatste deeltje (5.) behandelt allerlei aspecten van -n-insertie. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Deletiefactoren / deletieconditiesOm te beginnen maken wij een onderscheid tussen grammaticale (1.1.) vs. fonologische (2.2.) deletiefactoren. Binnen het kapittel ‘grammaticale factoren’ (2.1.) onderscheiden we nog drie dichotomieën: (2.1.1.) flecterende adnominale (prenominale) woorden vs. niet-adnominale woorden op -ən; (2.1.2.) bij niet-adnominale woorden (vooral verba en nomina): mono-morfematische vs. bimorfematische bouwsels op -ən; (2.1.3.) zowel bij mono- als bimorfematische niet-adnominale woorden: verba vs. nomina (dus de woordsoort). Onder (2.2.) onderscheiden we m.b.t. de fonologische factoren nog een ‘linkerkant’ (2.2.1.) (= de consonantsegmenten die aan -ən voorafgaan) en een ‘rechterkant’ (2.2.2.) (= wat er op -ən volgt). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1. Grammaticale deletiefactorenDe grammaticale status van onderliggende -ən kan heel sterk verschillen en die verschillen blijken in de diverse delen van ons onderzoeksgebied een heel cruciale rol te spelen bij (eventuele) deletieprocessen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.1. Adnominale vs. niet-adnominale woordenIn de meeste zuidelijke Ndl. dialecten met een drie-generasysteem hebben prenominale woorden vóór mannelijke enkelvoudige substantieven onderliggend een uitgang -ən (een zgn. ‘genus-n’):
Het gaat om het onbepaalde en het bepaalde lidwoord, bezittelijke en aanwijzende pronomina, het vragend voornaamwoord welk(ɔn) en attributief gebruikte adjectieven (cf. Taeldeman 1980 voor meer details over flexie in prenominale woorden). In het dialect van Kleit (I 154a) - een overgangsdialect tussen Oost- en West-Vlaams en ook het moederdialect van de tweede ondergetekende - komt finale -n | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(na sjwa) ENKEL in zulke pre- of adnominale woorden in aanmerking voor deletie, nl. als het volgende woord met een consonant begint die niet t/d/b is. Dezelfde fonologische context levert er, zoals uit de volgende voorbeelden blijkt, bij niet-adnominale woordenGa naar voetnoot2 echter geen deletie van -n op:
Het laatste trio voorbeelden geeft nog een ander verschil te zien tussen -ən in adnominale en niet-adnominale woorden: waar in beide categorieën de onderliggende -n bewaard belijft (vóór t/d/b), kan ze postlexicaal soms verschillend ‘behandeld’ worden: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In hfst. (4.), waar we dieper op de postlexicale transformaties van niet-gedeleerde -n (na sjwa) ingaan, komen we op dit intrigerende verschil terug Het fundamentele onderscheid (nl. behoud of geen behoud van -n in adnominale vs. niet-adnominale woorden) dat we hierboven voor het Kleits in detail geschetst hebben, is bijna overal in het onderzochte gebied relevant:
Kaartjes (1) tot (6) geven een beeld van het behoud van ‘genus’-n (in adnominale woorden) vóór substantieven die resp. beginnen met d-, t-, b-, p- en h- en vocaal. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kaart (1): een lange(n) dag (970)
Kaart (2): een dikke(n) tak (969)
Kaart (3): een hoge(n) berg (973)
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kaart (4): een ronde(n) pot (972)
Kaart (5): een hoge(n) hoed (980)
KAART (6): een goede(n) oogst (981)
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Slechts in enkele kleinere delen van het onderzochte gebied krijgt -n (na sjwa) geen verschillende behandeling in adnominale en niet-adnominale woorden:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We onthouden uit deze paragraaf echter vooral dat de deletiecondities voor -n (na sjwa) in meer dan 80% van het onderzochte gebied fundamenteel verschillen in adnominale vs. niet-adnominale woorden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.2. Monomorfematische vs. bimorfematische woorden (niet-adnominaal)In sommige dialect(gebied)en speelt ook het al dan niet-suffigale karakter van -ən (in niet-adnominale woorden) een conditionerende rol bij het -n-deletieproces. Net als in het A.N. (zie o.a. Van de Velde-Van Hout 2000) zien we in dialectgebieden met courante apocope van -n in niet-adnominale woorden dat eind-n beter behouden blijft in monomorfematische sequenties. Voor diverse delen van Brabant en het zuidwestelijke kwart van Belgisch-Limburg blijkt dat heel duidelijk uit een vergelijking van kaarten (7) (wapen, met niet-suffigale -ən) en (8) (mv. pijpen, met suffigale -ən): wapen heeft de eind-n veel beter bewaard. Sommige oudere monografieën uit die gebieden wijzen daar expliciet op, o.a.:
Volgens Goemans (ibid.) en Grootaers (ibid.) is dat -n-behoud in de hand gewerkt doordat -n vroeger gevolgd en dus gesteund werd door een sjwa, die langer bewaard bleef met een suffigale status (in de 1ste pers. enkv. O.T.T. van werkwoorden als ik tekən-ə) dan met niet-suffigale status (b.v. het substantief ovən-ə). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kaart (7): wapen (695)
Kaart (8): pijpen (mv/453)
Kaart (9): lopen (1323)
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1.3. Nomina vs. verba (in bimorfematische sequenties)In bimorfematische sequenties blijkt -n-deletie soms (ook) door de woordsoort geconditioneerd te zijn. Als dat zo is, dan blijken nomina (in hun meervoudsvorm) -n beter te bewaren dan verba (infinitief, persoonsvormen in het meervoud, voltooid deelwoord van ‘sterke’ werkwoorden). Dat komt op kaarten (8) (mv. pijpen) en (9) (inf. lopen) heel duidelijk tot uiting in drie gebieden:
Blijkens eigen onderzoek in het Meetjesland en nazicht van de RND-gegevens wordt -n veel vaker gedeleerd in verbale dan in nominale woorden. Deze tendens manifesteert zich o.a. heel duidelijk in het dialect van de eerste auteur (het Aalters, I 187):
Dat verschil in fonologisch gedrag tussen ‘nominale’ en ‘verbale’ -ən dient o.i. minstens evenzeer vanuit een specifiek nederlandistische als vanuit een | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
universele context verklaard te worden. In Ndl. werkwoordvormen is sjwa alleen (zonder -n) als uitgang al voldoende; bovendien wijst de toestand in veel talen erop dat het onderscheid enkelvoud/meervoud (eventueel resp. - ə/-ən) in (verbale) persoonsvormen niet zo belangrijk is. Bij substantieven echter prefereren talen een duidelijk formeel verschil tussen enkelvoud en meervoud. In de Brabantse en de Limburgse dialecten is dat onderscheid voldoende uitdrukbaar via de oppositie -Ø (enkv.) / -ə (mv.). In de zuidwestelijke dialecten echter, d.w.z. in West- en Frans-Vlaanderen, Zeeland (behalve het Land van Hulst) en de westelijke twee derde van Oost-Vlaanderen, eindigt de enkelvoudsvorm van heel veel substantieven (zie o.a. Taeldeman 1979: 83) al op (niet meer suffigale) sjwa, zodat daar de meervoudsvorm nog wat meer (in casu -n) nodig heeft. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. Fonologische deletiefactoren (ter linker- en rechterzijde)2.2.1. De linkerzijdeHiermee bedoelen wij de aard van de consonant die aan -ən voorafgaat. Gemiddeld / globaal is deze factor niet zo belangrijk m.b.t. het al dan niet deleren van -n (wel m.b.t. het postlexicale arrangement, m.a.w. de oppervlaktevorm van niet-gedeleerde -n; zie daarover hfst. 3). Toch kunnen we voor één, niet strak lineair af te bakenen gebied op de relevantie van deze fonologische factor wijzen. In de / sommige (?) dialecten van de westelijke helft van Oost-Vlaanderen (o.a. Oostwinkel / I 189) is -n vooral in werkwoordvormen en vóór een woord met consonantische anlaut (echter niet t-/d-/b-) makkelijker weglaatbaar na niet-coronale C dan na coronale C:
De verklaring voor dit verschil is o.i. precies in de articulatieplaats van de voorafgaande consonant gelegen: waar die van eind-n afwijkt (= [-cor.]), valt -n gemakkelijker weg wegens de grotere articulatorische complexiteit (als ze niet wegvalt, gaat ze aan de voorafgaande C assimileren, b.v. lo̅p[m̩] kijken). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2.2. De rechterzijdeVeel crucialer voor de al dan niet deleerbaarheid van -n is de rechterzijde. Voor een adequate beschrijving van dat verschijnsel in het door ons onderzochte gebied moeten we vier soorten rechtercontexten onderscheiden (zowel bij adnominale als bij niet-adnominale woorden):
De minst voor deletie in aanmerking komende context is ongetwijfeld (b): daar bevindt -n zich in intervocalische positie (tussen voorafgaande sjwa en de anlautvocaal van het volgende woord). In die context vertoont -n de neiging om naar de onset van de volgende syllabe over te gaan en dat maakt de overlevingskans van die -n optimaal (wegens de bekende onveranderlijkheidstendens van onsets). In de (meeste) Brabantse en Limburgse dialecten is dit, althans bij niet-adnominale woorden, de enige fonologische context waarin historische -n nog hoorbaar is:
Met De Vriendt (zie deze bundel) mogen we ons afvragen of er hier in de Brabantse en Limburgse dialecten nog wel sprake kan zijn van een synchrone deletieregel, want net in de enige positie waarin die dialecten oude -n bewaard hebben (nl. als het meteen volgend woord een vocalische anlaut heeft), inserteren ze een -n ook al is die er historisch / onderliggend niet:
Er lijkt heel wat voor te zeggen om ook in sequenties als lopə[n] en vliegə van een onderliggende vorm op -ə te vertrekken en de [n] als postlexicaal | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geïnserteerd te beschouwen. Toch menen wij voor de Zuid-Brabantse (en eventueel ook andere) dialecten een argument(je) te hebben om alsnog van een onderliggende -n uit te gaan. Daar zien we nl. in woorden met de historische sequentie *ou + w + ə(n) de volgende alternantie: ɑ̅ + ν (spirantisering) vóór hist. -ən vs. ɑ̅ + Ø (deletie door vocalisering) vóór hist. -ə:
Aangezien b.v. in de infinitief van houden de variant met [ν] verschijnt, zijn we geneigd die vorm een onderliggende representatie met -ən toe te kennen. Anders is de alternantie synchroon moeilijk motiveerbaar.
De vier hierboven genoemde rechtercontexten zijn nu m.b.t. de mate waarin ze deletie (kunnen) veroorzaken in het onderzochte gebied, als volgt hiërarchiseerbaar:
Wij geven hieronder enkele voorbeelden van gebieden waar (vooral) de rechterkant beslist over de al dan niet deleerbaarheid van -n:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er is ons geen enkel (zuidelijk) dialect bekend waarin -n ook intervocalisch wegvalt of kan wegvallen, behalve het kleine gebiedje in het westen van Frans-Vlaanderen, waarvan Ryckeboer (1975: 83) zegt dat in werkwoordvormen ‘de slot-n zelfs vóór een volgende vokaal vaak niet wordt gehoord’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. De geografische distributie van slot-n-deletie in de zuidelijke Nederlande dialecten3.1. Het macro-kader (het hele Ndl. taalgebied en aangrenzende Duitse gebieden)In het eerste hoofdstuk is ongetwijfeld duidelijk gebleken dat -n-apocope bijna nergens een absoluut verschijnsel is (in de zin van ofwel altijd ofwel nooit apocope). Het niet-absolute karakter (soms wel, soms niet) kan zich linguïstisch op drie manieren manifesteren: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bovendien kunnen er zich nog allerlei combinaties van (a), (b) en (c) voordoen. Het is dan ook onbegonnen werk om voor elk onderdeel van het hele Nederlandse taalgebied een scherpe situatieschets van de -n-apocope aan te bieden. Via het schema hieronder en de bijhorende synthesekaart (= kaart 10) proberen wij enkel een vrij ruw algemeen beeld op te hangen dat ons evenwel zal toelaten om verderop de situatie in de zuidelijke Ndl. dialecten in een breder synchroon en diachroon kader in te bedden. Het schema is in eerste instantie gebaseerd op tal van GTP-kaarten (waarvan sommige ook in deel IV van de F.A.N.D. zullen verschijnen), maar verder is er ook gebruik gemaakt van (de) oudere monografieën en van de al vaak vermelde vroegere studies, vooral van Hol (1940 en 1947) en van Blancquaert & Tavernier-Vereecken (1944). Fundamenteel onderscheiden we vier grote types van gebieden:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kaart (10): synthese
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze vrij ruwe schets - die uiteraard om precisering vraagt via lokale(re) studies - biedt ons voldoende mogelijkheden om de historische achtergrond van het -n-deletielandschap onder de loep te nemen. Vóór ons heeft Hol (1947) daar al een poging toe ondernomen. Kort samengevat komt haar visie hierop neer: het noordoosten en het zuidwesten hebben de aloude toestand (met +/- algemene -n) bewaard, terwijl de centrale(re) en zuidoostelijke gebieden een innovatie (nl. -n-apocope) hebben gekend. Enerzijds is die langs de Rijn vanuit zuidelijker Duitse dialecten naar het noordelijker Rijnland en vandaar via Rijn en Maas naar het Middennederlandse Rivierengebied en wellicht zelfs naar Holland overgebracht, anderzijds moet er een autonome apocoperingsimpuls uitgegaan zijn van (Zuid-)Brabant. Met de belangrijkste ingrediënten van deze visie kunnen wij het eens zijn. De influx van -n-loze vormen vanuit het Nederrijnse gebied wordt perfect ondersteund door kaart(beeld) (11), waarop naast GTP-data ook gegevens uit de Deutscher SprachatlasGa naar voetnoot7 verwerkt zijn. Dat grote rivieren en meer bepaald de Rijn - zeker in tijden dat ze de belangrijkste transport- en contact- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kaart (11): ww. 3e pers. mv. (GTP + DSA)
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kaart 12: kat(te) (265) en katte(n) (266)
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wegen op langere afstand waren - ook als uitstekende geleiders van taalvernieuwingen fungeerden, is voldoende bekend uit de Duitse dialectologie (zie o.a. Frings 1956).Ga naar voetnoot8 Dat voor de Zuidelijke Nederlanden de oudste (14de-eeuwse) attestaties van -n-loze vormen in Brabantse teksten te vinden zijn, weten we al via Van Loey (1962: 93). Perfect in de lijn van die visie ligt het feit dat het gebied tussen de twee aanvoercentra (de Rijn met Keulen in het oosten en Zuid-Brabant meer in het westen) - Limburg dus, en dan vooral zuidelijk Limburg - ook al vroeg -n apocopeerde en het verschijnsel ook nu nog vrij algemeen kent (type II).
Toch moeten we er ons voor hoeden de complexe geografie van de -n- deletie uitsluitend vanuit een expansionistische en veeleer monogenetische invalshoek (slechts twee aanvoercentra) te willen verklaren. Om te beginnen gaat het hier om een vrij natuurlijk fonologisch proces, nl. de deletie van een coronale consonant in de coda van een (onbeklemtoonde) syllabe.Ga naar voetnoot9 De apocope van -n is dan ook een bekend fenomeen in (delen van) alle West- en Noord-Germaanse taalgebieden. Hoe natuurlijker een taalverandering, hoe meer een polygenetische opkomst overwogen moet worden (en hoe minder expansie vanuit één of een paar centra). Bovendien kan zo'n verandering vergemakkelijkt of bemoeilijkt worden door allerlei structurele factoren. Zo lijkt het ons absoluut geen toeval dat de apocope (nog?) niet echt is kunnen doordringen in die gebieden waar een woordeinde op al dan niet suffigale -ə heel nadrukkelijk voorkwam / voorkomt doordat er geen sjwa-apocope optrad. Zoals uit kaart (12) blijkt, bedoelen wij hier het noordoostelijke en het zuidwestelijke dialectgebied: daar bleef eind-ə bewaard en (dus?) ook eind-n na sjwa. De ruimtelijke distributie van beide verschijnselen vertoont zoveel parallellie dat een causaal verband voor de hand ligt. Die visie vinden we trouwens al geformuleerd in Weijnen (1966) en Van Loon (1986). Enigszins ambigu in deze aangelegenheid lijken de Zeeuwse eilanden. Daar zijn alle werkwoordvormen (behalve het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gerundium) al -n-loos (wellicht onder Hollandse invloed) maar in substantivische en ook sommige adjectivische vormen hield -n (voorlopig?) stand. De verklaring hiervoor is o.i. te zoeken in het feit dat net in die woordsoorten ook nog veel ongelede vormen op -ə overleven (b.v. strātə, vrouwə, bĕddə, schōne, diepə, tienə, enz.).
In het licht van dit alles zouden we voor de zuidelijkere Nederlandse dialecten een kaartbeeld mogen verwachten met twee grote gebieden: een westelijk gebied zonder -n-apocope en een oostelijk (Brabant + Limburg) met -n-apocope. Zoals uit hfst. 2 al gebleken is, valt de realiteit een stuk complexer uit. Dat komt doordat een aantal grammaticale en fonologische factoren een nuancerende en diversifiërende rol spelen. Op het eerste vlak noemen we het onderscheid adnominale vs. niet-adnominale woord(vorm)en. Op fonologisch vlak is die rol vooral toebedeeld aan wat zich ter rechterzijde bevindt. Ons geografisch overzicht van de zuidelijke dialecten, dat hieronder volgt, maakt dan ook primair een onderscheid tussen adnominale en niet-adnominale woord(vorm)en. In tweede instantie kijken we naar de fonologische ‘rechterzijde’; tertiair betrekken we er nog allerlei andere (vooral grammaticale) factoren bij. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. Slot-n-deletie in de zuidelijke Ndl. dialecten in ADNOMINALE woordenZoals al eerder gezegd werd, gaat het hier om attributief gebruikte woord(vorm)en vóór mannelijke substantieven in het enkelvoud. Wegens zgn. accusativisme hebben die voorbepalende woordvormen historisch / onderliggend de uitgang -ən. De geografische variatie m.b.t. behoud of verlies van die -n wordt helemaal bepaald door de aard van de anlaut van het volgende woord. Het beeld dat we hieronder van die variatie ophangen, gaat terug op Taeldeman (1980) en talrijke kaarten op basis van het GTP-materiaal, waarvan er een aantal (kaart 1 tot 6) in deze bijdrage opgenomen zijn.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met die laatste conditionering sluit het zuidoosten van West-Vlaanderen aan bij het Oost-Vlaamse gebied.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
M.b.t de zuidelijkere Ndl. dialecten dringen zich uit dit geografisch overzicht vier conclusies op inzake de deleerbaarheid van -n in adnominale woorden: (1) Linguïstisch wordt de weglaatbaarheid van eind-n uitsluitend door de fonologische ‘rechterzijde’ (het beginelement van het volgende woord) bepaald. (2) Vóór een (volgend woord met in de anlaut een) vocaal is genus-n overal aanwezig (b.v. nə nieuwən auto). (3) Heeft het volgende woord een consonantisch begin, dan zijn er bijna altijd sterke restricties op het -n-behoud. Gemiddeld garanderen t-/d-/b-/h- (deze laatste natuurlijk alleen waar hij niet geprocopeerd is) een veel steviger -n- behoud dan de overige consonanten. (4) Afgezien van de in het aanzetstuk ongearticuleerde (en in de westelijker gebieden ook geprocopeerde) h- is het trio t-/d-/b- m.b.t. -n-behoud gemiddeld (maar niet in alle gebieden) nog in lichte mate als volgt hiërarchiseerbaar: d- > b- > t-.
De vraag naar de natuurlijkheid van dat -n-conserverende consonantentrio is al eerder gesteld (zie o.a. Taeldeman 1980: 227 en ook De Vriendt 2001 in deze bundel). Heel wat natuurlijker zijn in alle geval de duo's <d + b> (= stemhebbende obstruenten) en <d + t> (= coronale obstruenten) en zelfs het kwartet <d + t + b + p> (= anterieure obstruenten). En toch zien we enkel in Limburg een (her?)conditionering naar één van die drie natuurlijker verzamelingen (met name naar <d + t>). Het natuurlijke kwartet blijkt zelfs nergens te opereren. Dus zowel in de ruimte als in de tijd (cf. de 120 jaar oude materiaalverzame-ling-Willems, ca. 1885) blijven we uiteindelijk met het minder natuurlijke trio <d + b + t> (in die hiërarchie) geconfronteerd worden. O.i. werpt de volgende tabel toch enig licht op deze aangelegenheid: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In die tabel staan links de waarden van de voor -n cruciale features. Rechts vinden we de waarden voor dezelfde features maar dan bij de vier hierboven genoemde obstruentem Daarbij valt op dat (1) d, die eind-n ongetwijfeld het best bewaart, dezelfde constellatie heeft (althans voor de betrokken features), (2) b en t, die eveneens (maar in sommige streken minder sterk) een -n-conserverend effect hebben, maar voor één cruciaal feature van -n verschillen, en (3) dat p, die nergens de flexie-n vasthoudt, al twee featureverschillen met -n vertoont. Een en ander is samenvatbaar in de volgende formulering: beginobstruenten aan de rechterzijde moeten zeker de kenmerken [+ anterieur] en [- continuant] hebben en mogen verder maar voor één van de features [coronaal] en [stem] van de voorafgaande -n verschillen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3. Slot-n-deletie in de zuidelijke Ndl. dialecten in NIET-ADNOMINALE woord(vorm)enIn een eerdere paragraaf (3.1.) hebben we betoogd dat het al dan niet wegvallen van finale -n (ook) door een belangrijke structurele factor geconditioneerd is of toch kan zijn, nl. de aan-of afwezigheid van doorgaans niet-suffigale eind-ə. Waar in de ongelede woordvorm een eind-ə kan voorkomen, mist het suffix -ə (zonder -n) de nodige distinctiviteit. Als het voorafgaande klopt, zouden we een -n-apocoperingskaart mogen verwachten waarop duidelijk twee hoofdgebieden te onderscheiden zijn: een westelijk / Vlaams + Zeeuws gebied mét -n (wegens geen apocope van niet-suffigale -ə) en een oostelijk / Brabants + Limburgs gebied zónder - n (wegens apocope van niet-suffigale -ə). De grens tussen beide zou dan ongeveer moeten samenvallen met de (oostelijkste) grens van het sjwa-behoud. Uit het volgende overzicht zal blijken dat die grens zich inderdaad manifesteert, maar niet in een absolute vorm: ook ten westen (in Oost-Vlaanderen) kan eind-n onder welbepaalde omstandigheden wegvallen en ten oosten (in Brabant en Limburg) is eind-n in niet-adnominale woorden niet helemaal afwezig. De impact van die toch wel erg fundamentele grens | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kaart (13) n-deletie in niet-adnominale woorden
Kaart (14): komen keuren/kijken (RND nr. 107)
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunnen we als volgt omschrijven: in het westelijke gebied (met uitzondering van enkele nog te bespreken gebiedjes en plaatsen) valt -n nooit weg vóór een pauze en ook vóór een consonant zijn er op z'n minst sterke beperkingen op de deleerbaarheid ervan. In het oostelijke gebied valt -n in principe vóór pauze en vóór (alle) consonanten weg. Kaart (13) toont een (ruwe) indeling van ons onderzoeksgebied m.b.t. n-deletie in niet-adnominale woorden. De dikkere grenslijn visualiseert daarbij de hierboven besproken fundamentele west/oost-tweedeling. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3.1. Het westelijke (Vlaamse + Zeeuwse) gebiedIn dat westelijke gebied worden we grosso modo met een terraslandschap geconfronteerd, in die zin dat naar het (zuid)westen toe de eind-n nadrukkelijker aanwezig is. We beschrijven dat terras in vier fases / subgebieden:
Die tendens is sterker ingeval het ‘linker’ woord een werkwoord is. Voorbeelden:
Ter illustratie nemen we hier een kaartje met RND-materiaal van de sequentie ...komen keuren (zin 107) op (zie kaart 14). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
N.B. Dit is een van de weinige subgebieden waar de fonologische conditionering van -n-deletie gelijk is voor adnominale en niet-adnominale woord(vorm)en.
Deze drie westelijke subgebieden hebben dus gemeen dat -n nooit vóór pauze wegvalt, maar vóór consonant (niet t-/d-/b-) zien we een naar het oosten toenemende weglaatbaarheid van -n.
In dat grote westelijke gebied vormen een aantal kleinere gebieden en ook enkele ‘geïsoleerde’ plaatsen (doorgaans steden) een uitzondering in die zin dat eind-n daar onder bepaalde omstandigheden ook vóór pauze kan wegvallen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kaart (15): molen (387) en wapen (695)
Kaart (16): eten (1185) en breken (1691)
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3.2. Het oostelijke (Brabantse + Limburgse) gebiedHier is de -n-apocope maximaal: ze manifesteert zich systematisch vóór pauze en ook vóór alle consonanten. Alleen als het volgende woord met een vocaal begint, blijft -n (als een soort verbindingselement) bewaard. Toch is er één grammaticale categorie waarop -n-deletie niet systematisch van toepassing is: ongelede woorden op -ən (die liefst door een niet-coronale | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
consonant voorafgegaan wordt). Voorbeelden: teken, (ik) teken, wapen, leugen, oven (zie kaart 7 van wapen, en ook de oudere monografieën van Goemans 1897, Grootaers 1907, Pauwels 1958 en De Bont 1962). Binnen dat grote oostelijke gebied zien we slechts twee zones waar duidelijk minder geapocopeerd wordt in niet-adnominale woorden:
Dat brengt mee dat ook hier de conditionering van de -n-deletie gelijk is voor adnominale én niet-adnominale woorden.
Op kaart (13) proberen we dit geografisch overzicht van -n in niet-adnominale woorden te visualiseren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Postlexicale arrangementen van niet-geapocopeerde -(ə)nTot nog toe hebben we het enkel over de aan- of afwezigheid van onderliggende -/(ə)n/ gehad. Als die -/n/ behouden blijft, kan ze echter nog allerlei post-lexicale modificaties ondergaan die door het consonantisme ter linkeren/of ter rechterzijde geconditioneerd zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1. De aard van de modificatie(s)4.1.1. SyllaberingIn een groot zuidwestelijk gebied (net als in de noordoostelijke dialecten) wordt bewaarde -/ən/ gesonantiseerd / gesyllabeerd, d.w.z. dat de sjwa in de -n geïntegreerd wordt. In grote trekken is dit zuidwestelijk verschijnsel beperkt tot de vier ‘Vlaanders’: Frans-, West-, Zeeuws- en Oost-Vlaanderen (inclusief het zuidwesten van Brabant, links van de Zenne). Op de Zeeuwse eilanden komt gesyllabeerde [n̩] enkel in de staart van Zuid-Beveland voor. Binnen dat Vlaamse syllaberingsgebied moeten we nog een tweedeling maken tussen een westelijk subgebied met algemene syllabering (na alle consonanten) en een oostelijk subgebied, waar -n enkel na een coronale consonant gesyllabeerd wordt. Zoals uit kaart (16) blijkt, loopt die grens van noord naar zuid dwars door Zeeuws- en Oost-Vlaanderen: in het Land van Hulst, het Waasland en de Denderstreek wordt -ən enkel na coronale consonant gesyllabeerd. Wanneer de aan -ən voorafgaande consonant sonorant (maar niet -r) is, gebeuren met -n̩ twee dingen: (1) rekking + evt. nasalering van de sonorante C en (2) deletie van -n. Schematisch:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1.2. Pogressieve plaatsassimilatie van gesyllabeerde -n̩Ga naar voetnoot12Wanneer de consonant vóór -n̩ een obstruent is, past -n̩ zich qua articulatieplaats aan die voorafgaande obstruent aan. Schematisch:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij laryngalisering van beide laatste, velaire obstruenten (-> [ʔ] en [h]), kan de -n̩ zich vanzelfsprekend niet aanpassen. In dat geval vindt er geen syllabering plaats en gaat de -n op in de (genasaleerde) sjwa. Schematisch:
Volgt op deze laatste twee sequenties met laryngale C echter een woord met vocaalbegin, dan wordt -n weer apart hoorbaar:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1.3. Regressieve assimilatie van -n in niet-gesyllabeerde -ənVolgt er op niet-geapocopeerde en niet-gesyllabeerde -(ə)n een consonant met een andere articulatieplaats dan -n - in de praktijk kan dat enkel een b- zijn - dan assimileert -n nog tot -m:
Uit dit alles blijkt dat we hier met een getrapte postlexicale modificeringsketen te maken hebben:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schematisch: Aangezien de modificaties op niveau 3 obligaat voortvloeien uit niveau 2, is een fusie van beide niveaus te verantwoorden. We illustreren die postlexicale gelaagdheid aan dialecten uit het oosten en het westen van Oost-Vlaanderen: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op het hoogste niveau wordt over al dan niet apocoperen ‘beslist’; daarop kunnen (bij niet-apocope) nog syllabering en allerlei assimilatorische modificaties plaatsvinden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2. Een verschillende postlexicale behandeling van -ən in adnominale en niet-adnominale woorden op niveau (2) + (3)Al vanaf het begin van deze uiteenzetting is duidelijk gemaakt dat de condities voor deletie van -n (= postlexicaal niveau (1) in de vorige paragraaf) erg kunnen verschillen in adnominale woord(vorm)en vs. niet-adnominale woorden (zie vooral 2.1.1.). Veel bondiger vermeld (zie p. 4) maar intuïtief en ook vanuit een theoretisch-fonologisch oogpunt veel merkwaardiger is echter het feit dat het (grammaticale) onderscheid adnominaal vs. niet-adnominaal ook soms relevant is m.b.t. allerlei syllaberings- en assimilatieprocessen die we hierboven (4.1.) op een lager postlexicaal niveau hebben gesitueerd (eigenlijk: moeten situeren). Wij geven allereerst nog een paar voorbeelden uit het moederdialect van de tweede auteur (maar ook de eerste auteur kent het verschil in zijn moederdialect, het Aalters I 187).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De voorbeelden maken duidelijk dat bij niet-adnominale woorden meteen (na niveau 1) syllabering (hierboven = niveau 2) plaatsvindt samen met assimilatie van plaats aan de voorafgaande consonant (= niveau 3). In adnominale woorden wordt niet-geapocopeerde (ə +) -n niet gesyllabeerd MITS ofwel de voorafgaande consonant (in het adnominale woord zelf) ofwel de anlaut-consonant van het volgende woord (die dan enkel b- kan zijn) ofwel beide C's niet-coronaal zijn. Bevindt -ən zich tussen twee coronale consonanten in, dan treedt er wel syllabering op.
Alles samen is het dus toch wel erg verwonderlijk dat een laag gehiërarchiseerde fonologische overgang als syllabering in hoge mate grammaticaal geconditioneerd is! Uit het voorbeeld onder (27) dien[əm] berg blijkt dat niet-gesyllabeerde -(ə)n alleen nog (regressieve) assimilatie van articulatieplaats (aan b-) ondergaat. Hoe groot het gebied is met de hierboven beschreven verschillende postlexicale behandeling van -ən in adnominale en niet-adnominale woorden, konden wij niet precies achterhalen. Wij denken dat het een ingrediënt is van het (noord)westelijke Oost-Vlaams. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Insertie van -n-Het spiegelbeeld van -n-apocope is -n-insertie. In heel veel talen van de wereld kunnen we constateren dat coronale consonanten die postvocalisch / in auslautpositie (kunnen) wegvallen, op die zelfde plaats kunnen worden ingelast als het volgende woord met een vocaal begint. Voorbeelden: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de (meeste) Brabantse en Limburgse dialecten valt (althans in niet-adnominale woorden) eind-n altijd weg, tenzij het volgende woord met een vocaal begint. In zo'n situatie kan de native speaker het gevoel krijgen dat die -n (louter) als een linking-n- gaat functioneren en gaat hij die ook invoegen na een woord dat lexicaal op -ə eindigt (b.v. koffə-n-en thee). Al eerder (paragraaf 2.2.2.) hebben we ons met De Vriendt (zie deze bundel) afgevraagd of we hier niet nog een stap verder moeten gaan, in die zin dat we nu ook voor woord(vorm)en met een historische -n een synchrone lexicale voorstelling zonder -n moeten poneren. Dat zou dan impliceren dat aan elke [n] tussen sjwa en de anlautklinker van het volgende woord een postlexicale / geïnserteerde status toegekend wordt. In paragraaf (2.2.2.) menen we althans voor de Zuid-Brabantse dialecten nog op een argumentje) gewezen te hebben pro lexicale voorstellingen met -n. Een bijzonder intrigerende uitbreiding van de -n-insertieregel wordt gesignaleerd in De Bont (1962: 201-205) voor de Noord-Brabantse Kempen.Ga naar voetnoot13 Daar komt -n-insertie ook voor als het volgende woord met een t-/d-/b-/h- begint. Voorbeelden (van De Bont zelf):
In dat dialect(gebied) valt -n zowel in adnominale als in niet-adnominale woorden systematisch weg behalve vóór vocaal en de hierboven genoemde consonanten. Dat we in diezelfde context een soort ‘hypercorrecte’ -n-insertie krijgen, is niet zo onlogisch maar toch ook niet zo evident als in een intervocalische positie, waar van een pure hiaatvullende functie sprake kan zijn. Deze ‘uitgebreide’ -n-insertie vinden we dan ook niet in andere dialecten met overigens dezelfde deletiecondities (b.v. het Gents). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Samenvatting en slotbeschouwingen6.1. Deletie van -nIn de zuidelijke Nederlandse dialecten blijkt -n-deletie van een complex samenspel van fonologische en grammaticale factoren af te hangen en bovendien vertonen die conditionerende factoren nog aanzienlijke verschillen van streek tot streek.
Op fonologisch vlak blijkt vooral de rechteromgeving een sterke invloed uit te oefenen. In dat opzicht kunnen we de volgende hiërarchie van deleervermogen opstellen: Die hiërarchie fungeert eigenlijk als een implicationele schaal in de volgende zin: als er zich -n-deletie voordoet in positie (n+1), dan doet ze zich zeker ook voor in positie (n).
Met betrekking tot de grammaticale conditionering zijn twee duidelijke tendensen aan het licht gekomen:
Wanneer het gaat om een (klank)verschijnsel waarop zóveel variabele condities kunnen inwerken, zou je logischerwijs verwachten dat er zich in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sommige (sub)gebieden al sterke conditievereenvoudigingen voorgedaan hebben. Aangezien het bovendien toch wel om een postlexicaal fenomeen gaat, mag verwacht worden dat vooral de grammaticale conditioneringsaspecten fel gereduceerd en soms zelfs volledig geneutraliseerd worden. In de door ons onderzochte zuidelijker Ndl. dialecten hebben we zo'n neutralisering maar in vier gebieden aangetroffen:
Wat de geografie van de -n-deletie betreft, moeten we alweer een fundamenteel onderscheid maken tussen adnominale en niet-adnominale woord(vorm)en. In adnominale woorden is het -n-behoud nagenoeg beperkt tot ons onderzoeksgebied: de zuidelijker Ndl. dialecten (met de Grote Rivieren als noordgrens). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de noordelijker dialecten signaleert het GTP-materiaal enkel in Twente en de Achterhoek mogelijk behoud van ‘genus-n’. In de zuidelijke helft gaven onze kaarten (1 tot 6) een veelkleurig landschap te zien wegens de vrij grote variatie in de -n-behoudende volgconsonanten, al zijn d-/h-/b-/t- - in die volgorde - zowat overal de beste -n-conserveerders.
M.b.t. -n-apocope in niet-adnominale woorden valt het Ndl. dialectlandschap ruwweg in twee soorten gebieden op te splitsen: die met en die zonder -n-verlies vóór een pauze en vóór een consonant, al hebben we ook enkele tussengebiedjes gesignaleerd met een complexere conditionering (bv. verbale vs. niet-verbale woordvormen op de Zeeuwse eilanden, het al dan niet suffigale karakter van -ən o.a. in de kop van Noord-Holland, de aard van de volgconsonant in het oostelijke derde van Oost-Vlaanderen). De gebieden zonder -n-apocope (in niet-adnominale woorden) zijn in het zuidwesten en het noordoosten te situeren. Elders wordt -n overwegend of zelfs systematisch gedeleerd. Een en ander is duidelijk zichtbaar op kaart (11). Dat kaartbeeld is het (huidige) resultaat van twee soorten factoren:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.2. Insertie van -nInsertie van -n- doet zich normaliter enkel voor tussen twee woorden waarvan het eerste op een sjwa eindigt en het tweede met een vocaal begint (b.v. ik paktə-n-əm). Het verschijnsel moet ontstaan zijn als een soort hypercorrectie in gebieden waar oorspronkelijke -n (in niet-adnominale woorden) nog enkel in bovengenoemde intervocalische positie bewaard bleef, dus in gebieden met -n-deletie vóór pauze. Op den duur kan zich daar een heuse spiegelregel van de (oudere) apocoperegel ontwikkeld hebben: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat kan uiteindelijk tot een algehele herstructurering leiden (of al geleid hebben) in die zin dat oorspronkelijke / historische -ən nu een onderliggende voorstelling op -/ə/ (gekregen) heeft, waarop dan door toepassing van regel (x') sequenties als etən ĕn drinkə gerealiseerd worden. Een paar artikels in deze bundel (De Schutter en De Vriendt) bepleiten deze visie. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|