Cecile Vereecken werd in Gent geboren op 24 mei 1915. Aan het Meisjesatheneum van haar geboortestad volgde zij de Latijn-Griekse afdeling en vanaf 1932 tot 1937 studeerde zij Germaanse Filologie aan de Gentse Rijksuniversiteit. Daar ook promoveerde zij in 1944 tot doctor in de letteren en wijsbegeerte met een studie van de Gentse persoons- en plaatsnamen van circa 1000 tot 1253, die eigenlijk als voortzetting bedoeld was van Mansions Oud-Gentsche Naamkunde van 1924. Deze uitvoerige en bijzonder rijke studie verscheen door allerlei omstandigheden pas in 1968 als nr. XI in de Reeks Bouwstoffen en Studiën voor de geschiedenis en de lexicografie van het Nederlands, uitgegeven door het Belgisch Interuniversitair Centrum voor Neerlandistiek. De titel was: Gentse Naamkunde van ca. 1000 tot 1253. Een bijdrage tot de kennis van het oudste Middelnederlands.
Meteen na haar studies (1938) werd Cecile Vereecken assistente bij haar promotor prof. Edgard Blancquaert. In 1945 werd zij tot werkleider benoemd bij het toenmalige Seminarie voor Nederlandse Taalkunde en Vlaamse Dialectologie, annex Fonetisch Laboratorium (R.U. Gent). Die functie behield ze later onder prof. Willem Pée en prof. Frits Vanacker tot aan haar pensionering op 1 juni 1980. Op 25 februari 1958 was ze ook benoemd tot docent en belast met de cursus Klankleer en Orthofonie van het Nederlands aan het toenmalige Hoger Instituut voor Opvoedkundige Wetenschappen (in 1969 de Faculteit Psychologische en Pedagogische Wetenschappen).
Al geruime tijd vóór haar pensionering kreeg zij echter af te rekenen met ernstige gezondheidsproblemen. In 1959 werd zij geopereerd van een hersentumor. Dat leidde tot een maandenlange inactiviteit en tot een blijvend vitaliteitsverlies. Toch heeft ze ook nadien nog een (weliswaar beperkt) aantal verdienstelijke bijdragen geschreven en bleef ze de studenten Nederlands met raad en daad bijstaan bij de voorbereiding van hun scriptie. Zelf herinner ik me uit de jaren 1965-1966 een aantal heel boeiende gesprekken over allerlei aspecten van de Praagse fonologie, die me uiteindelijk flink vooruitgeholpen hebben bij de eindredactie van mijn scriptie over het Kleitse dialect. Aan de soms ‘beterwetende’ jonge assistenten bij ‘het Seminarie’ probeerde zij nooit haar eigen visie op te dringen maar op verzoek was ze altijd bereid haar (vaak originele) mening in een coöperatief gesprek mee te geven. Toen ze in 1980 met pensioen ging, was haar wetenschappelijke energie opgebruikt. Daarna heeft ze in het (intussen te) grote huis in de Gentse Rijsenbergstraat stilletjes afscheid genomen van de wetenschap, haar rijke vakbibliotheek en van de mensen en de dingen die haar tot het einde dierbaar waren gebleven.
Mevrouw Tavernier-Vereecken was - zeker in haar tweede levenshelft - een stille kracht, maar toch heeft ze een wetenschappelijk oeuvre van hoge kwaliteit