Taal en Tongval. Jaargang 49
(1997)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 1]J.B. Berns
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Thijm en de pauselijke bul ‘Ineffabilis’In 1995 verscheen de grote Thijmbiografie van de hand van Michel van der Plas: Vader Thijm: Biografie van een Koopman-Schrijver, 27 hoofdstukken, 711 bladzijden, inclusief bibliografie, noten en register. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In hoofdstuk 19 ‘Triomfen en naderend onheil (1875-1877)’ worden twee bladzijden - 444-445 - gewijd aan de onderneming Bulla Ineffabilis. De biograaf vermeldt de bekende feiten en voegt er uit de correspondentie enkele nieuwe aan toe, bijvoorbeeld dat de priester Michael Smiets, die de vertaling in het Maastrichts leverde, in een begeleidende brief schreef: ‘Er zijn 4 dialecten in de stad; ik heb den zuiversten en meest gebruikelijken gevolgd’ en dat de toenmalige bisschop van Utrecht, A.I. Schaepman (1815-1882)Ga naar voetnoot1, de inzamelingsactie niet wenste te ondersteunen of aan te bevelen. Hij voelde zich gepasseerd en als de heren meenden het episcopaat er buiten te moeten houden, moesten ze het zelf maar uitzoeken. Michel van de Plas registreert en verbaast zich niet over deze onderneming, hoogstens om de medewerking van Johan Winkler, door de opmerking: ‘niet eens katholiek’. Evenmin worden Thijms andere dialectologische activiteiten in een samenhangend kader vermeld, zij het impliciet in de opmerking: ‘En dan voelt hij zich opeens geroepen een overzicht te maken van de Amsterdamse dialecten nadat hij zijn vriend W.W. van Lennep heeft overgehaald om met hem, in een circulaire, zoiets als een enquête te houden onder de bewoners van de stad’ (Van der Plas 1995, 466). Over deze activiteiten verderop meer. Het leerstuk van de onbevlekte ontvangenis van Maria is neergelegd in de Bulla ‘Ineffabilis’ van 1854 en houdt in dat Maria vanaf haar geboorte niet belast is met de erfzonde. Paus Pius IX, ‘de Roma contra mundum-paus’ deed de afkondiging.Ga naar voetnoot2 Zoals gebruikelijk ontleent de bul haar naam aan het eerste woord van de arenga: ‘Pius episcopus et servus servorum ad perpetuum rei memoriam Ineffabilis Deus, cuius viae misericordia et veritas, cuius voluntas impotentia....’ De afkondiging van dit dogma was voor de boven genoemde ‘Fransche Geestelijke’ Marie-Dominique Sire, van de Congregatie van St. Sulpice te Parijs, daartoe aangemoedigd door Mgr. de Morlhon, bisschop van Puy, aanleiding om al in 1856 alle documenten die betrekking hadden op dit dogma, zowel van voor- als tegenstanders, te verzamelen en te vertalen. In 1867 kon hij de paus de eerste honderd banden met 300 vertalingen aanbieden, in 1877 gevolgd door nog eens 50 boekdelen, waarmee het getal der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vertalingen op ruim 400 kwam. Alleen katholiek Nederland ontbrak nog. In 1875 wendde de internuntius te Den Haag, Mgr. Capri, zich discreet tot Mevrouw Diert van Melissant, geboren van Sonsbeeck om op dit feit te attenderen. Zij nam contact op met Josef Albert Alberdingk Thijm en deze zou in 1878 aan paus Leo XIII - Pius IX was ondertussen overleden - een prachtig boekwerk aanbieden, getiteld: BVLLA ‘INEFFABILIS’ Alleen de band kostte al f 3000. ‘Het binnenwerk... vertegenwoordigde natuurlijk eene waarde, bij benadering zelfs niet aan te geven’, aldus het Nieuwsblad voor den Boekhandel in 1889. De vertalingen zijn gedrukt op fijn perkament en men gebruikte lettertypes uit de 15de, 16de en 17de eeuw. Alleen de initialen werden met de hand getekend. De inhoud van dit merkwaardige taalmonument is als volgt:
Introduction, van de hand van Alberdingk Thijm zelf
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De compositie van het boek preludeert duidelijk op de latere officiële erkenning van het Fries als tweede rijkstaal, de dialecten en andere talen van het Rijk worden als het ware omarmd door het Nederlands en het Fries.Ga naar voetnoot5 Het boekwerk is versierd met ‘herladieke vercierselen, waarbij de costumen der verschillende gewesten een rol spelen’, (De Tijd 15-10-1876). De Amsterdamse vertaling wordt omringd door de wapenen van de nog bestaande families ‘wier papieren tot vóór het “Geusworden” der stad opklimmen’ (Circulaire); het zijn de families: Dommer, Roest van Alkemade, Beresteyn, Thym, Wuytiers, Heeremans, Grotenhuys en Diepenbroek. ‘Il est problable qu'il en existe encore un grand nombre d'autres, qui pourraient faire valoir les mêmes droits; mais à défaut des documents on n'a pu les découvrir’, Bulla blz. 7. Een pikant detail in deze is, dat de vader van Josef Alberdingk Thijm, Johannes Franciscus Alberdingk (1788-1858) eerst in 1835 de naam Thijm, van zijn vrouw, aan de zijne toevoegde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het boek is ingericht als de vroegere en latere verzamelingen dialectteksten. Bij sommige vertalingen worden door middel van noten verduidelijkingen gegeven, bijvoorbeeld dat de spelling ao [ɔ:] gelijk is aan frans noble; dat de h in het Vlaardings niet wordt gerealiseerd en dat ae er klinkt als in het Schevenings, om nog te zwijgen van de opmerking bij de vertaling in het dialect van Hunsingo: ‘Het woord katholiek hoort men in de volkstaal nooit’. De anonieme medewerker voor Westerwolde geeft onderaan de bladzijde in een noot een ‘vrijer vertaling’. Een opmerkelijk feit is dat zo'n onderneming kon slagen in zo'n korte tijd en dat de door Thijm aangeschrevenen allemaal positief reageerden en bijna zonder bedenken meewerkten, er is maar één kritische reactie en wel van de kant van de historicus Nuyens (De Streek), met wie Thijm overigens een jaar later ruzie zou krijgen, waarover later meer. Dat mevrouw Diert van Melissant, geboren van Sonsbeeck de nodige gelden bij elkaar kreegt is niet zo verwonderlijk, en natuurlijk heeft Thijm zich laten inspireren door het voorbeeld van de eerwaarde heer Sire en was de ‘zachte wenk’ van de internuntius nodig. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Thijm als taalkundige en dialectonderzoekerIn 1836 publiceerde Thijm in zijn eigen Volksalmanak voor Nederlandsche katholiekenGa naar voetnoot6 ‘It spreukie van knubbeluitezak (Amsterdams der deftige burgers van 1825)’. Zijn eerste taalkundige publicatie was Over de spelling van de bastaarswoorden in 't Nederduitsch. (Amsterdam 1843), een pleidooi voor aanpassing aan de Nederlandse spelling, waarbij bijvoorbeeld c en ph als k en f geschreven werden enz. Hij noemde deze activiteiten ‘Mijn eerste ronddwaling in de doolhof der taalkunde’. (Van der Plas 1995: 83-85). Spelling bleef zijn aandacht hebben, want in 1847 verscheen van zijn hand: De nederduitsche spelling in haar beginsel, haar wezen en eischen beschouwd. (Utrecht). In 1866 wijdde hij in de, in eigen beheer uitgegeven, biografie van zijn vader opnieuw aandacht aan het Amsterdams. (Dibbets 1972) Het verschijnen in 1874 van Johan Winklers Dialecticon zette hem aan tot twee vertalingen van de parabel van de verloren zoon: één in de taal van de ‘Heeren en keizersgrachtse beau-monde’ en één in de taal van de ‘Weesper Biercay’, die hij in hetzelfde nummer van - wederom ‘zijn’ - Dietsche Warande 10 (1874), 583-586 opnam, onder de titel ‘Nog ander Amsterdams’. In hetzelfde nummer was een vertaling van Johan ter Gouw, met de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
titel ‘Kalverstraatsch’ afgedrukt. Ter Gouw was niet tevreden over de wijze waarop Winkler zijn vertaling in het Dialecticon had afgedrukt, Thijm had kritiek op de wijze waarop Winkler over Amsterdammers en Amsterdams dacht en schreef. Wel had hij op het omslag van aflevering 5 van dezelfde jaargang een lovende aankondiging van Winklers werk opgenomen.Ga naar voetnoot7 Thijm heeft opvallend veel aandacht voor sociale en generatieverschillen in het Amsterdams. Aan de Ineffabilis was hij, blijkens een brief aan zijn dochter Catharina van 25 juni 1875 in dat jaar begonnen: ‘Je m'occupe ces derniers temps d'une belle oeuvre catholique’. (Cath. Thijm 1896: 252). ‘En dan voelt hij zich opeens geroepen een overzicht te maken van de Amsterdamse dialecten’, met deze woorden leidt zijn biograaf Thijms enquête naar het Amsterdams van 1877 in (Van der Plas 1996: 466). Samen met Van Lennep liet hij in het Handelsblad een aantal brieven opnemen met een oproep tot medewerking. Het resultaat verscheen al in 1877 als een brochure van 16 blz.: Het tegenwoordige Amsterdamsch.Ga naar voetnoot8 Over Thijms bemoeienissen met de dialecten van zijn stad is uitvoerig bericht door Dibbets (1972).Ga naar voetnoot9 In 1883 schreef hij een voorrede bij Tom. Peijpersz, Schetsen uit Limburg (Tilburg 1883). In deze inleiding komt het dialect slechts zijdelings ter sprake: ‘Wij maken hier met eenige ons minder gemeenzame kanten van het Limburgsche leven kennis, zoowel wat de taal als de zeden aangaat’. Tom. Peijperz blijkt de schuilnaam van Jaques Vrancken te zijn, een Limburgs priester, in 1895 pastoor te Reuver.Ga naar voetnoot10 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TekstverzamelingenThijm was vertrouwd met het fenomeen taalvergelijking op basis van tekstverzamelingen. Voor hem en zijn tijdgenoten was deze manier van werken niet vreemd. Hij had, zoals al ter sprake kwam, het Dialecticon van Johan Winkler grondig leren kennen. Het aanleggen van verzamelingen van godsdienstige parallelteksten was al vroeg begonnen. Allerlei opvattingen over het wezen van de taal uit een periode waarin de discipline Taalkunde nog niet bestond liggen eraan ten grondslag. De opvatting dat het Hebreeuws, de oertaal van de Bijbel, de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moeder van alle talen is, de verdieping door de Humanisten van de kennis van de drie geleerdentalen, Hebreeuws, Latijn en Grieks en het opkomen van de aandacht voor de eigen volkstaal en haar verhouding tot het Hebreeuws, in de zestiende eeuw, krachtig bevorderd door de Hervorming met in haar kielzog een hele reeks bijbelvertalingen, spelen hierbij een rol. Eveeens de toegenomen reislust en de ontdekking van allerlei vreemde volken en talen. Gelijdelijk ontstaat er zoiets als een primitieve ‘vergelijkende taalwetenschap’.Ga naar voetnoot11 De dialectologie van ‘de voor taalgeografische tijd’ nam deze manier van werken dankbaar over en produceerde een groot aantal tekstverzamelingen in dicht en ondicht. De oudste verzameling parallelteksten dateert van het eind van de veertiende eeuw. Tussen 1394-1427 gaf Johannes Schiltbergen uit München vertalingen van het onzevader in verschillende talen uit.Ga naar voetnoot12 Het jaar 1555 was een hoogtepunt, toen verscheen: Conrad Ges(s)ner, Mithridates, de differentiis linguarum tum veterum tum quae hodie apud diversas nationes in toto orbe terrarum in usu sunt (Zürich). Dit werk is in 1974 opnieuw uitgegegeven en van een voortreffelijke inleiding voorzien door Manfred Peters. Gesner nam ook Nederlandse vertalingen op die ons later weer bekend gemaakt werden door J.C. Adelung, die tussen 1806 en 1817 een vierdelig verzamelwerk het licht deed zien: Mithridates oder allgemeine Sprachwissenschaft. Hij leende naast teksten ook de titel van Gesner, een titel die alludeert op de naam koning van Pontos van wie beweerd werd dat hij alle talen van de 22 door hem onderworpen volkeren sprak.Ga naar voetnoot13 In deel 2 (1809) nam hij een aantal Nederlandse en Vlaamse onzevaderteksten op die hij voornamelijk ontleende aan Isaac le longs Boekzaal der Nederduytsche Bijbels (1732) en aan Gesner. Ook de taalkundige, Lambert ten Kate, nam in het eerste deel van zijn Aenleiding tot de kenisse van het verheven deel der Nederduitsche Sprake (Amsterdam 1773) als ‘Proeven der Europische Spraken’ de beginregel van het onzevader in allerlei talen op. In totaal verschenen er tussen 1427 en 1805 volgens de opgave van Burdach (1924) 39 polyglottische onzevader-verzamelingen.Ga naar voetnoot14 Ook tamelijk recent nog, werden verzamelingen parallelteksten aangelegd.Ga naar voetnoot15 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan het einde van de 18de eeuw kwam een nieuwe tekst op, vooral in het dialectonderzoek. Het is de parabel van de verloren zoon (Lukas XV, 11-32). Het verhaal van de zoon die op een dag aan zijn vader zijn aandeel in de erfenis vraagt, dat alras verbrast, berouwvol doch geheel berooid terugkeert en liefdevol weer wordt opgenomen, dit tot ongenoegen van zijn oudste broer, die altijd braaf had opgepast en hard had gewerkt en voor wie nog nooit een feestmaal was aangericht. De door Pop als ‘celèbre celtomane’ betitelde Jaques de Brigant was de eerste die deze gelijkenis gebruikte ‘comme texte à traduire en patois’ (Pop 1956: 10). Dat gebeurde in 1778 in zijn Eléments de la lanque des Celtes. Brigant was een hartstochtelijk bijbellezer, ‘qui la citait continuellement, et toujours d'une manière heureuse et ingénieuse’ (Pop 1950, 20). Jaques de Brigant koos deze parabel om zijn geschikte lengte en de eenvoud van de erin voorkomende uitdrukkingen. In 1807 werd op last van de minister van binnenlandse zaken in het Franse Keizerrrijk een enquête ingesteld naar de talen en dialecten. Baron Charles-Etienne Coquebert de Montbret nam de organisatie op zich. De eerste resultaten werden in 1824 gepubliceerd. De parabel heeft ook hier duidelijk het karakter van een ‘texte à traduire en patois’. (Pop 11956: 13). Voor het Fries was de ontdekking van een kladtekst tussen de nagelaten papieren van prof. Ev. Wassenbergh (1742-1826, Hoogleraar aan de Hogeschool te Deventer) van belang. Wassenberg werkte mee aan de Franse enquête van 1807. Zijn vertaling stamt waarschijnlijk uit 1811. (Miedema 1957). Simini-Aurembou (1988: 2, 114-139.) geeft een overzicht van de onderzochte Nederlandse plaatsen, met opgave van het archief waarin de de teksten zich bevinden. Het in de dialectologie beroemde werk Die Landesssprachen der Schweiz oder Schweizerische Dialektologie, mit kritischen Sprachbemerkungen beleuchtet (Aarau 1819) van Fr. J. Stalder is de vrucht van deze Franse enquête. (Studer 1954; Knoop 1982: 12-13).Ga naar voetnoot16 Een merkwaardige verzameling in dit verband is Johann Gottlieb Radlof, Die Sprachen der Germanen in ihren sämtlichen Mundarten dargestellt und erlautert durch die Gleichnissreden vom Säemanne und dem verlorenen Sohne. (Franfort/M 1817). Onder de ‘Stammgenossische Mundarten und | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sprachen’ nam Radlof Belgische,’ auch nieder- oder holländische’ teksten op, allemaal uit bestaande oude bijbelvertalingen. Voor de Duitse dialecten beschikte hij over eigentijdse vertalingen, o.a. van Jacob Grimm en Grotefend. Radlofs verzameling speelt in de Duitse dialectologie nauwelijks een rol. Knoop (1982: 13) spreekt van de ‘Außenseiter Radlof’ en gaat op zijn werk als zodanig niet in, maar Studer (1954: 224) - en bij mijn weten is hij de enige - heeft wel waardering: ‘Radlof legt wirklich vergleichbare Texte vor, eben germanische. Es wäre auch, obgleich für die grammatische Erklärung fast nichts getan war, zweifellos ernsthafter benützt worden, wenn der Verfasser seine Erläuterungen nicht in einen so albernen Terminologie (wie “Weiblaute” und “Mannlaute”) für Vokale und Konsonanten) gegeben hätte’. Radlof ontleende de teksten van de Verloren zoon aan de gedrukte bijbelsGa naar voetnoot17: Gouda 1477; Delft 1524, Antwerpen 1570, Delft 1579, Amsterdam 1694, Dordrecht: ‘De Gantsche H. Schrifture’ en besluit de reeks met ‘Kreools (Kopenhagen 1781)’.Ga naar voetnoot18 Anders dan Radlof bedoelde, kan men de Nederlandse teksten slechts beschouwen als een synopsis van evangelieteksten in vergelijking tot de Statenvertaling en de Negerhollandse, want de drukplaatsen vertegenwoordige geen dialectische verscheidenheid. Aan het reeds meermalen genoemde werk van Johan Winkler gaat een aantal vertalingen van de parabel in Nederlandse dialecten vooraf die links en rechts in tijdschriften zijn verschenen vanaf 1830 en vervolgens 1836, 1837, 1840, 1870, 1871.Ga naar voetnoot19 In 1874 verscheen het Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon, een werk dat bijna onze enige en zeker onze beste bron is voor de kennis van de taaltoestand in het Nederland van de vorige eeuw. (Meertens 1958; Goossens 1977: 116). In 1973 nog verscheen een taalatlas, gebaseerd op de vertalingen van de parabel van de verloren zoon.Ga naar voetnoot20 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DialecttekstenGrote verzamelingen dialectteksten waren Thijm ook niet onbekend. In deel drie van de Germaniens Völkerstimmen van Johann Mathias Firmenich (Berlijn 1854) is een afdeling ‘Niederländische (holländische) Mundarten’ opgenomen (blz. 641-797), met Vlaamse, inclusief Fransvlaamse, Nederlandse en Friese teksten. De Noordnederlandse en Friese teksten werden verstrekt door J.H. Halbertsma, de Vlaamse grotendeels door V. Delecourt.Ga naar voetnoot21 Deze V. Delecourt, volgens Firmenich ‘Vicepräsident in Brüssel’, moet wel Victor Hubert Delecourt zijn wiens levensbericht in de Handelingen van de Maatschappij van 1854 verzorgd werd door zijn vriend, J.A. Alberdingk Thijm. Hij was een warm pleitbezorger van de Vlaamse zaakGa naar voetnoot22 en van de gedachte ‘dat er ééne algemeene nederduitsche tael bestaet, die zich van Duinkerke tot Königsberg uitstrekt en die, in een gebied van 250 uren lengte, minder toch in dialecten verschilt dan menig andere sprake’.Ga naar voetnoot23 De tweede grote dialectbloemlezing van deze periode is die van J.A. en L. Leopold, Van de Schelde tot de Weichsel. Nederduitsche dialecten in dicht en ondicht. Drie delen. Groningen 1882. (Weijnen 1966: 5). De indelingskaart van de Nederlandse dialecten door Jellinghaus (1892) steunt voor een belangrijk deel op deze dialectteksten, blijkens de titel beschouwde hij dit type teksten als ‘Aufzeichnungen der Niederländer’.Ga naar voetnoot24 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De dialectenquêteDe enquête van 1877 naar het Amsterdams is een veel moderner middel voor dialectonderzoek. Wie de door Thijm en W.W. van Lennep opgestelde vragenlijst bekijkt, wordt getroffen door het moderne karakter ervan. Er wordt eerste gevraagd naar de ‘uitspraak der klinkers’, vervolgens naar ‘het gebruik der medeklinkers’, waarbij de intervocalische -d- bijzondere aandacht krijgt, ‘eigenaardige uidrukkingen’, waarbij het om variatie in de standaardtaal lijkt te gaan, getuige voorbeelden als wortelen - penen; luiken - blinden, maar ook diminueringen van het type reepies tegenover reepjes. (Bijlage 2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook hier waren er voorgangers. De oudste pogingen zullen Thijm, die immers lid was van de van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, bekend zijn geweest. Reeds in 1852 hield de Maatschappij een dialectenquête, die, omdat er geen respons kwam in 1857 werd herhaald. Een enquête die zeker wat de aard der gestelde problemen betreft, verrassend modern genoemd mag worden, ook vergeleken bij de ‘40 zinnen van Wenker’ aan het eind van de eeuw. De tweede poging faalde ook.Ga naar voetnoot25 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bulla ‘Ineffabilis’Ik keer terug naar de bulla Ineffabilis. Het blijft een merkwaardig taalmonument, dat eigenlijk geen rol speelde en speelt in het dialectonderzoek.Ga naar voetnoot26 De geografische spreiding is matig. Drente, Overijsel en Utrecht ontbreken geheel; Brabant is slechts vertegenwoordigd door Breda en Gelderland door Uddel en Zutphen. Thijms informanten zijn ten dele dezelfde als die van Winkler of waren actief met de studie van hun dialect bezig. De enige die kritisch tegenover de onderneming stond is Nuyens die aan Thijm schreef: ‘Of ge 't vraagt, 't is onzin om zulk stuk in ons boerendialect over te brengen. We hebben geen bijzonder dialect, òf er zijn er 300 in ons land: Plat Amsterdamsch, Leidsch, Haagsch, Hoornsch, Putjehornsch, Pekelaasch, Westwoudsch (waar N. woont JBB) enz. Maar ik zal u geven, wat ge begeert. Alle abstracte ideeën worden door ons volk in zeer goede bewoordingen teruggegeven; item alle kerkelijke uitdrukkingen’. Duurkens (1917-'18: 407) doet Nuyens opmerking af met de opmerking dat uit dit briefje blijkt ‘Dat hij (Thijm. J.B.B.) bij zijn aanvrage om medewerking niet altijd terecht kwam bij mannen, die van dialectenstudie een helder begrip hadden, of haar een warm hart toedroegen’. In dit licht bezien is Weijnens opmerking met betrekking tot de vertaling van de Ineffabilis voor de Baronie van Breda nog interessanter: ‘Het praktisch belang moge nu niet zo groot meer lijken, voornamelijk omdat de stof en de toon (en de syntaxis van de grondtekst) zo ver buiten de sfeer van de volkstaal liggen’. (Weijnen 1952: 21). Thijm zelf is in zijn Introduction zeer ingenomen met zijn informanten: ‘Ayant eu le bonheur de nous voir confier le plan et la rédaction du volume Néerlandais, nous avons trouvé pour l'executer des collaborateurs experts et zélés, même dans les rangs où l'on ne s'attendrait guère à les rencontrer pour la coöpération à une telle oeuvre’ (blz. 3). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op een enkeling na, zijn de informanten die Thijm van dialectgegevens voorzagen geen onbekenden in de voortaalgeografische periode van de Nederlandse dialectologie. Ik laat ze hier de revue passeren in de volgorde waarin hun bijdragen in het boek zijn opgenoemen, met tussen haakjes het nummer van de vertaling in het Dialecticon.Ga naar voetnoot27
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitWe kunnen wat lacherig doen over de presentatie van dit werk. De opgenomen voetnoten en verklaringen verwachten van de Heilige Vader een buitengewoon gedetailleerde kennis van het Nederlands en en zijn varianten, ofschoon door -weliswaar niet altijd consequente - referenties aan het Frans enige hulp wordt geboden. Het is duidelijk dat Thijm de teksten niet heeft gedrukt, zoals ze hem werden aangeboden. Duurkens had inzage in de drukproeven, waarin veranderingen waren aangebracht na navraag bij de betreffende auteur. (Duurkens 1917-18: 408). Zowel Abbé Sire als Alberdingk Thijm wilden de leider van een wereldkerk een boek aanbieden waarin in alle mogelijke ‘tongen en talen’ het dogma van de onbevlekte ontvangenis centraal stond. Thijm wilde bovendien het glorierijke pontificaat van Pius IX verheerlijken. Voor hem was | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
belangrijk dat er een prachtig boek kwam dat een Nederlands evenbeeld van het grote werk van Sire moest zijn en daarom zoveel mogelijk talen en dialecten van het koninkrijk moest bevatten. Hij maakte op die manier een boek in de trant van de oude tekstverzamelingen, waarin de vaste tekst, het leerstuk van de onbevlekte ontvangenis naar analogie van het Onzevader en de gelijkenis van de Verloren Zoon, de rijke taalvariatie moest demonstreren. Thijm heeft de paus willen eren en niet de dialectkunde willen dienen.Ga naar voetnoot30 Hij is in de ban van het idee van pater Sire dat alle talen van de wereld een bijdrage moesten leveren aan de verheerlijking van de Moeder Gods. Hij wilde een nieuw monument oprichten, ‘un monument polyglotte à Celle à qui une tradition autorisée assigne sa place au centre de la compagnie des élus qui, le jour de la Pentecôte, reçurent le dons des langues par la descente de l'Esprit-Saint’ (Préface, blz. 2.). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage 1De tekst van het eigenlijke dogma der Onbevlekte Ontvangenis in Nederlandse vertaling (De Katholiek 27 (1855):101-102).
Derhalve, na zonder ophouden in vernedering en vaste Onze bijzondere gebeden en de openbare gebeden der Kerk aan God den Vader door Zijnen Zoon te hebben opgedragen, opdat Hij, door de kracht des H. Geestes Ons zoude besturen en versterken; - de hulp ingeroepen hebbende van geheel het hemelsch Hof, en met verzuchtingen den Geest Onzen Parakleet om bijstand gesmeekt hebbende, en Deze het dus ingevende; zoo is het dat Wij, ter eere der Heilige en Ondeelbare Drievuldigheid, tot siering en luister der H. Maagd en Moeder Gods, ter verheffing van het Katholiek geloof, en ter uitbreiding der Christelijke Godsdienst, op gezag van Onzen Heere Jesus Christus, der gelukzalige Apostelen Petrus en Paulus en het Onze, verklaren, uitspreken en bepalen, dat de leer velke houdt dat de allerzaligste Maagd Maria in den eersten stond van Hare Ontvangenis door eene eenige bijzondere genade en bevoorregting des Almagtigen Gods, om den wille der verdiensten van Christus Jesus den Behouder des menschdoms, van alle smet der erfschuld vrij is bewaard, door God is geopenbaard, en alzoo door alle geloovigen vast en bestendig moet geloofd worden. Alzoo, wanneer er mogten wezen, die, hetgeen God verhoede, het, onderstonden anders dan door Ons bepaald is in het hart te meenen, dezen mogen weten, en zijn zij het in het vervolg indachtig, dat zij door eigen oordeel veroordeeld ten opzigte des geloofs schipbreuk geleden hebben en van de eenheid der Kerk zijn afgevallen; en bovendien, dat zij ipso facto zich de straffen bij het Regt bepaald op den hals halen, bijaldien zij hetgene zij in het hart meenen, met woord of schrift of op eenige andere uiterlijke wijze, zich vermeten kenbaar te maken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage 2Het tegenwoordige Amsterdamsch, volgens nasporingen van Prof. J.A. Alberdingk Thijm en Mr. W.W. Van Lennep.
In 1877 werd door de heeren mr. W.W. Van Lennep en prof. J.A. Alberdingk Thijm aan een aantal voor die taak geschikt geoordeelde personen een circulaire uitgereikt, houdende vragen aangaande het Amsterdamsch. Met de meeste welwillendheid is ons de vergunning verleend, uit de destijds verkregen en door den heer V.L. gerangschikte uitkomsten het een en ander mee te deelen. Tot een juist begrip hiervan is het echter noodzakelyk de bedoelde vragen te laten voorafgaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitspraak der klinkersAls zuivere uitspraak van de Nederlandsche open of lange a wordt de klank aangenomen, liggend tusschen de hoofdvokaal in: paerel en vaers en in het Engeleche broad; de a alzoo, die ook in het Hoogduitsche staat, Eng. far, Fransche base gehoord wordt. Klinkt op de tong der Amsterdammers, wier spraak door u beluisterd is, de a:
|
|