Taal en Tongval. Jaargang 47
(1995)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johan Taeldeman
|
(1) | een nabepaling ingeleid door van
b.v. de fiets van Jan/Anna |
(2) | een constructie met genitief -s
b.v. Jans fiets / Anna's fiets |
(3) | een verzwakte vorm van het possessiefpronomen 3e pers.
b.v. Jan z'n fiets / Anna d'r fiets |
Van de (laatste twee) constructies met een ‘morfologische’ bezitsaanduiding is (2) meer schrijftalig en (3) overwegend spreektalig.
Een heel interessante vraag nu m.b.t. beide constructies luidt als volgt: in welke mate geeft dat ‘morfologische’ possessief-element het genus van [X]or en/of [Y]um weer? Hieronder proberen we die te beantwoorden voor de twee AN-procédés, het Afrikaans en een aantal Vlaamse dialecten (met als voornaamste referentiepunt het systeem van m'n moederdialect, het Kleits).
1 De twee AN-procédé's
(a) De constructie met zgn. genitief -s is mettertijd een pure bezitsaanduider gewor den. Uit voorbeelden als Anna's fiets ~ Jans fiets, Anna's dochter ~ Jans dochter en Anna's huis ~ Jans huis blijkt dat de s geen enkele genusaanduidende functie meer heeft / kan hebben ten opzichte van [X]or én [Y]um. Nochtans kon die -s oorspronkelijk niet aan een feminiene [X]or aangehecht worden. We moeten de uitbreiding van genitief -s naar vrouwelijke bezitters toe dan ook beschouwen als een vorm van (formele) taalvereenvoudiging. Het gaat/ging hier nl. om analogiewerking die eigenlijk voor de hand ligt: aangezien de possessor-aanduidende substantieven doorgaans propiaal zijn en bijgevolg al het natuurlijke geslacht uitdrukken, is een tweede formele uitdrukking van het genus redundant. Genitief -s kon aldus gegeneraliseerd worden.
(b) Vanuit bovengenoemde invalshoek bekeken is de possessief-constructie met z'n/d'r in hoge mate redundant, want ze verwijst ten overvloede naar het natuurlijke geslacht van (propriale) [X]or. Dat juist de spreektaalconstructie meer redundantie bevat, beantwoordt wegens het vluchtiger karakter van spreektaal aan een logische verwachting.
2 Het Afrikaans
Behalve met een erg analytische van-nabepaling (b.v. die boek van Jan) drukt het Afrikaans de bezitsrelatie tussen [X]or en [Y]um vooral uit met het morfeem se (Ponelis: 1993):
b.v. Jan se boek
Anna se boek
Jan se dogter
Anna se dogter.
De totale genusloosheid van het relaterende element se is volkomen logisch: m.b.t. de bezitter kennen we via het propriale element [X]or al helemaal het natuurlijke geslacht en m.b.t. het doorgaans niet-propriale bezit [Y]um kent het Afrikaans nu eenmaal geen grammaticaal genus meer (die seun = die dogter = die kind).
3 De Vlaamse dialecten
Ook met betrekking tot het hier behandelde topic, nl. de manier waarop de bezitsrela tie tussen [X]or en [Y]um op een ‘morfologische’/syntactische ma-
nier uitgedrukt wordt, vertonen de Vlaamse dialecten heel wat interessante variatie, zelfs als we ons - noodgedwongen, wegens gebrek aan meer systematische gegevens - beperken tot de westelijke helft van Vlaams-België.
3·1 In de meeste dialecten van Oost-Vlaanderen worden we met een grotelijks redundant systeem geconfronteerd dat zowel naar [X]or als naar [Y]um toe het genus weergeeft. Cf.:
Jan zijnen auto | Anna (h)euren auto |
Jan zijne velo | Anna (h)eure velo |
Jan zijn dochter | Anna (h)eur dochter |
Jan zijn huis | Anna (h)eur huis |
Jan zijn huizen | Anna (h)eur huizen |
Vóór een [+enkv., -man.] en een [+mv.] substantief is de uitgang van de relator Ø, vóór een [+enkv., +man.] substantief evenwel (onderliggend) -/ən/, maar zoals ik al vroeger (Taeldeman 1981) aangetoond heb, wordt die ‘attributieve’ -/ən/ (= man.enkv.) als [ə] gerealiseerd vóór alle consonanten behalve t/d/b (waar -ən behouden blijft): vgl.
- Anna (h)euren | auto / trui / duim / bal |
- Anna (h)eure | vent / kin / ring / mond |
De Oostvlamingen gebruiken dus een systeem dat in twee richtingen genusaanwijzingen geeft. Naar de bezitter toe zijn die volkomen redundant, naar het bezitsnomen toe echter niet. Integendeel: de uitgangen van zijn/heur bestendigen juist de genusonderscheidingen bij niet-levende nomina (die als [Y]um kunnen fungeren).
3·2 In de meer maritieme dialecten van West-Vlaanderen (zo ongeveer ten westen van de lijn Brugge-Ieper)Ga naar voetnoot2 is het ‘possessiefsysteem’ normaliter heel wat eenvoudiger: los van het natuurlijk geslacht van de bezitter (Xor) en het grammaticaal geslacht van het bezitsnomen (Yum) is er, net als in het Afrikaans, maar één bezitsrelator: in het noorden (referentieplaats Klemskerke, gegevens bezorgd door Magda Devos) is dat - /sən/ (die echter [sə] gerealiseerd wordt als het volgende woord met een consonant begint); in het zuidwesten (referentieplaats Izenberge, gegevens bezorgd door Hugo Ryckeboer) is dat -/s/. Voorbeelden:
Klemskerke (noorden) | Izenberge (zuidwesten) |
---|---|
Jan [sən] auto | Jan [z] auto |
Anna [sən] auto | Anna [z] auto |
Jan [sən] (h)iel | Jan [z] (h)iel |
Anna [sən] (h)iel | Anna [z] (h)iel |
Jan [sən] (h)uis | Jan [z] (h)uis |
Anna [sən] (h)uis | Anna [z] (h)uis |
Jan [sə] ring | Jan [z] ring |
Anna [sə] ring | Anna [z] ring |
Jan [sə] tante | Jan [s] tante |
Anna [sə] tante | Anna [s] tante |
Jan [sə] paard | Jan [s] paard |
Anna [sə] paard | Anna [s] paard |
Opmerkingen:
(1) De stemloze [s] in het Klemskerkse systeem laat zuiver fonologisch niet toe -sen af te leiden uit poss. pron. [zən], want in bovengenoemde voorbeelden zou de sisklank dan als [z] moeten verschijnen. Wellicht dient hier historisch uitgegaan te worden van een stapelvorm 's + zən → klankwetmatig -[sən].
(2) In het Izenbergs (en wellicht in vele andere Wvla. dialecten) bestaat er eigenlijk nog een tweede, gemarkeerd systeem, dat de bezitsrelatie met meer nadruk weergeeft:
Jan [sən] auto | Anna [nø:rn] auto |
Jan [sə] velo | Anna [nø:rn] velo |
Jan [sə] tante | Anna [nø:r] tante |
Jan [sə] paard | Anna [nør] paard |
Hierbij wordt er (precies wegens de nadruk) wél weer op een redundante wijze naar het geslacht van de bezitter verwezen. Wat de concordantie van de relator met het bezitsnomen [Y]um betreft, zien we een eigenaardige discrepantie:
(o) Als [X]or mannelijk is, verschijnt altijd -sən (dat evenwel [sə] gerealiseerd wordt als [Y]um met een consonant begint). Dit is dus gelijk aan het Klemskerkse eenheidssysteem van hierboven.
(o) Bij neur ([X]or is dan vrouwelijk) is er overeenkomst met het genus van het volgende [Y]um: als dat laatste mannelijk enkelvoud is, komt er een uitgang - ən bij; is [Y]um niet [+man., +enkv.], dan is er geen uitgang (net als in het Oostvlaamse systeem).
We hebben tot nog toe drie bezitsrelaterende systemen leren kennen:
(a) het meest complexe (in Oost-Vlaanderen) waarbij de relator niet alleen naar het geslacht van de bezitter maar ook naar het genus van het bezit ([Y]um) verwijst.
Schematisch:
(b) het minst complexe (in het Afrikaans, het AN met genitief -s en het westelijke Westvlaams) waarbij de relator een pure bezitsuitdrukker is zonder nog aan geslacht of genus van [X]or of [Y]um te refereren.
Schematisch:
(c) een tussensysteem (in het AN met z'n/d'r en in het maritiem Westvlaamse systeem met nadruk) waarbij - overigens volkomen redundant - enkel naar het geslacht van de bezitter verwezen wordt.
Schematisch:
3·3 Binnen de scope van de Oost- en Westvlaamse dialecten bestaat er evenwel nog een vierde systeem dat eigen is aan (heel wat van) de continentaal-Westvlaamse dialecten en ook aan sommige (noordeljke) overgangsdialecten tussen Oost- en Westvlaams, waaronder mijn moederdialect het Kleits. Van dat dialect schets ik hier allereerst het elementaire systeem:
[Y]um = [+enkv., +man.] | [Y]um = [+enkv., -man.] | [Y]um = [+mv.] |
Jan [zən] auto | Jan [z] (h)iel | Jan [z] auto's |
Anna [zən] auto | Anna [z] (h)iel | Anna [z] auto's |
Jan [zən] trui | Jan [s] tante | |
Anna [zən] trui | Anna [s] tante | |
Jan [zə] velo | Jan [s] paard | |
Anna [zə] velo | Anna [s] paard |
Binnen dit systeem verwijst de bezitsrelator (geheel logisch) niet naar het geslacht van de bezitter maar wel naar het genus (en de numerus) van het bezitsnomen (Yum), dat aldus verstevigd wordt.
In een systeem waar er nog genusonderscheiden bestaan, is dit het ‘perfecte’ systeem: er is geen redundante verwijzing naar het geslacht van de bezitter maar wel een niet-redundante verwijzing naar / veraanschouwelijking van het genus van het bezitsnomen [Y]um. Als het grammaticale genus toch verloren zou gaan, dan zal die laatste genusverwijzing vanzelfsprekend ook verdwijnen (cf. het Afrikaans en de dialecten van Noord-West-Vlaanderen). Chronologisch moeten we de evolutie trouwens wellicht als volgt voorstellen: (1) verschrompeling van de genusaanduidingen in adnominale woorden/elementen en (2) vervolgens vervaging van het genus zelf.
Schematische voorstelling van het vierde (o.a. Kleitse) bezitsrelaterende systeem:
Schematisch:
4 Aanvullingen/verfijningen bij het ‘Kleitse’ systeem
Bij het vierde systeem, dat we, wat de vorm van de relator betreft, als volgt kunnen visualiseren:
kunnen we nog een aantal aanvullende/verfijnende opmerkingen maken:
4·1 Vóór beide allomorfen /zən/ en /s/ doet er zich in twee omgevingen nog een stamuitbreiding met /ən/ voor:
(o) Wanneer [X]or eindigt op een sisklank:
b.v.:
(o) Wanneer [X]or eindigt op een (onderliggende) -ə, die zelf geen deel uitmaakt van een suffix:
b.v.:
Beide stamuitbreidingen met ən manifesteren zich (soms in een lichtjes gewijzigde fonetische vorm) in de dialecten van ± heel West-Vlaanderen en in de overgangsdialecten naar het Oostvlaams toe (cf. o.a. het Waregems, gegevens van Vicky Van den Heede).
4·2 Dat de bezitsrelator naar het genus van het bezits-[Y]um verwijst, geldt uitzonderlijk niet voor de twee mannelijke substantieven vader en broer, cf.:
N[-man.] | N[+man.](norm.) | {vader} |
{broer} | ||
Jan[s] tante | Jan [zən] nonkel | Jan[s] vader |
Jan [s] kind | Jan [zən] trui | Jan [z] broer |
Anna [s] tante | Anna [zən] nonkel | Anna[s] vader |
Anna [s] kind | Anna [zən] trui | Anna [z] broer |
Op het eerste gezicht schuilt daar een zekere ‘logica’ in want in beide gevallen gaat het om een [Y]um met een natuurlijk mannelijk geslacht (zodat de genusaanduiding in feite redundant is), maar toch kan hier geen sub-regel geformuleerd worden want vóór andere [Y]um met een natuurlijk mannelijk geslacht (b.v. man, zoon, nonkel, neef) wordt de algemene regel wel toegepast, cf. supra Jan ZEN nonkel > < Jan S broer.
In de Vlaamse dialecten geldt overigens van alle prenominale bepalingen dat ze vóór vader en broer niet het (verwachte) mannelijke genus weergeven (zie ook De Schutter 1966: 79).
b.v. (Gents):
mijn vrouw | mijne(n) zoon | mijn vader |
zijn tante | zijne(n) nonkel | zijn broer |
4·3 M.b.t. het ontstaan van de mannelijke bezitsrelator zən (b.v. Jan/Anna zən auto) zie ik twee mogelijkheden:
(a) Zən komt uit het verdofte bezittelijk vnw. zijn → z'n (= mannelijk), dat in tweede instantie wegens redundantie veralgemeend is naar alle, ook niet-mannelijke bezitters in het enkv. (Anna ZEN auto naar analogie van Jan ZEN auto, net als AN Anna's auto naar analogie van Jan's auto).
(b) Zən is het resultaat van een herstructurering van genitief -s plus de ‘mannelijke’ buigingsuitgang -en; dus Jan ZEN auto uit Jan'S + EN auto. In tweede instantie voltrok zich ook hier een veralgemening naar niet-mannelijke 'S + EN (b.v. Anna'SEN auto). Vóór andere dan mannelijke enkv. substantieven (= Yum), waar -en ontbreekt, komt enkel S voor (b.v. Jan'S dochter, Anna'S kinders). Dus Jan'S+EN auto naar analogie van Mijn (poss.) + EN auto.
4·4 Die naar de bezitter toe (= Xor) geslachtsloze bezitsaanduider zən (cf. Jan zen.../Anna zen...) moet vroeger ook steviger in de Oostvlaamse dialecten verankerd geweest zijn want hij komt nog relictmatig voor in bijnamen van het type [X]or = psn. + zen + [Y]um = psn.:
cf. Tiste(n) ZEN Peet, Marijntje ZEN Ward (voorbeelden uit Vlierzele, gegevens Lieve De Swaef), Peetie ZE Piers, Moochtie ZEN Tjefie (vbn. uit Zingem, gegevens Veroni que De Tier).
Dat zou dan betekenen dat Oost-Vlaanderen pas in recentere tijden op het doorzichti ger maar ook redundanter systeem met de volle vormen zijn en haar overgeschakeld heeft.
Dit is maar een eerste poging om een door dialectologen ietwat vergeten bezitscon structie nl. [X]or = psn. + [rel.poss.] + [Y]um van onder het stof te halen. Om praktische redenen (nl. de beschikbaarheid van materiaal) hebben we ons hier moeten beperken tot de dialecten van West- en Oost-Vlaanderen. Ondanks het ontbreken van geografische scherpte menen wij de essentie van de concurrerende constructies in dat gebied beschreven en toegelicht te hebben. Verruiming van de focus in de historische en de geografische zin lijkt erg aanlokkelijk. Misschien een kolfje naar de hand van onze emeriterende Limburgse collega Jan Goossens, die we tenzeerste waarderen. Namens de hele vakgroep Nederlands van de Gentse universiteit wens ik hem nog vele vruchtbare jaren toe, ook als redacteur van ons geliefd tijdschrift.
Bibliografie
ANS | ||
1984 | Algemene Nederlandse Spraakkunst, red. G. Geerts - W. Haeserijn - J. De Rooij - M.C. Van den Toorn. Wolters, Noordhoff, Groningen. | |
Schutter, G. de | ||
1966 | De verbuiging van het onbepaald lidwoord en van een aantal bijvoeglijke woorden in de Zuidnederlandse dialecten. In: Taal en Tongval 18, p. 72-99. | |
Ponelis, F. | ||
1993 | The Development of Afrikaans. Peter Lang, Bern/Frankfurt a.M. | |
Taeldeman, J. | ||
1981 | Omtrent Vanacker. In: Taal en Tongval 33, p. 118-122. |