maans (met een dynamische scandering) is? Bovendien is de klinker in de Vlaamse us-relicten althans nu in de regel kort. Wat de mengeling van Diets en Latijn betreft, die Voigt voor vers 548 verwerpt, maar voor het geheel van de verzen 548 en 549 (omdat het cum in vers 549 een toevoeging is?) wel aanneemt, als in de twaalfde eeuw in een klooster een stukje Diets op het perkament kwam, dan werd het er met een stukje Latijn verbonden: dat is zowel in het ene Oudnederlandse zinnetje Hebban olla uogala als in het andere Tesi samanunga het geval. Daar is aan toe te voegen dat het cum van vers 549 zonder
meer een herhaling van het eerste stuk van cominus in vers 548 kan zijn; in dit laatste ‘woord’ werd het met o geschreven om dat slechts minimaal van dominus te laten afwijken, daarna met u. In de ‘scherp geaccentueerde’ uitspraak met u van de herhaling vinden we dan een voor het Vlaams nog Voormiddelnederlandse ‘scherpe’ klinkerrealisatie. Verdienstelijk in de verklaring van Voigt blijft echter zijn inzicht dat de vervorming van het dominus vobiscum in de mond van de wolf uit het geheel van de drie ‘woorden’ cominus ovis cum bestaat.
Van de drie Ysengrimus-vertalers Van Mierlo, Schönfelder en Mann hebben de eerste twee zich kennelijk door Voigt laten overtuigen. Van Mierlo 1946:152 vertaalt:
Zoo leert hij 't Dominus vobiscum van de Mis;
En Isengrim verblijd: Comenus, zegt, ovis,
En voegt er ‘kom’ aan toe, met stevig Dietsch accent,
Niet ‘veni’ zooals in de taal der school bekend.
En Schönfelder 1955:105: ‘Als dann Isegrim geheißen wurde, ‘Dominus vobiscum’ (Der Herr sei mit euch) zu sagen, sprach er sogleich mit Freuden: ‘Cominus ovis’ (Herbei, Schaf) und rief darauf in deutscher Sprache mit scharfer Betonung: ‘Kumm’, da er nicht das lateinische Wort ‘Veni’ (komm) gebrauchen wollte.’ Hier kan men zich wel afvragen, of de vertaler met zijn uitleg ‘Herbei’ een vermoeden heeft gehad dat in cominus het woord kom stak.
De vertaling van Mann 1987:447 luidt: ‘Promptly instructed to say “Dominus vobiscum!”, Ysengrimus cheerfully repeated “Lambus-here-come!”, interpreting “cum” as the vernacular word, with a sharp accent, rather than the Latin “veni”.’ In de aantekening bij deze plaats wordt haar interpretatie er niet helderder op: ‘The wolf misinterprets the liturgical phrases along lines dictated by his own obsession: uobiscum is transformed into ouis (“sheep”), and dominus is transformed into the similar-sounding cominus and then inte(r)preted as if it were the vernacular imperative “cum!” (“come!”).’