woordgroep ‘Schouwens dialect’ om taalgeografische en grammaticale redenenen. Het dialect van Schouwen vormt een eenheid met dat van Duiveland en de adjectivische afleiding moet zijn ‘Schouws’. In het boek zelf stelde hij dat het dialect van Schouwen-Duiveland vernieuwende invloeden vanuit het Hollands heeft ondergaan en niet conservatief genoemd mag worden. Daarmee begon hij een discussie met prof. Weijnen, die nooit tot een oplossing is gekomen. De Vin bleef bij zijn standpunt en Weijnen herhaalde het zijne, ook in zijn Handboek (tweede druk 1966, 456) en werd daarin mede gesteund door Meertens' recensie van het proefschrift (TNTL 72 (1954), 153-159).
Dr. de Vin bleef zich naast zijn drukke leraarsbaan bezighouden met zijn grote liefde, het dialect en de dialectliteratuur van Schouwen-Duiveland, dat alles in het kader van de Zeeuwse taalgeografie. Twee grote opstellen in dit tijdschrift getuigen hiervan: ‘De (dialect) grenzen van Zeeland 1’. In: Taal en Tongval, 31 (1979), 194-221; 2, in: Taal en Tongval, 32 (1980), 137-178. In verschillende jaargangen van de Kroniek van het Land van de Zeemeermin, jaarboek van de Vereniging Stad en Lande van Schouwen-Duiveland, publiceerde hij bijdragen over dialectschrijvers van Schouwen-Duiveland. (Jaargang 1, 3, 4, 7, 8 en 10).
Hij werkte ook mee aan het tijdschrift Ons Erfdeel, waarin hij een reeks artikelen publiceerde over de taaltoestand in Frans-Vlaanderen. Hij probeerde de Nederlanders bewust te maken van de Fransvlaamse en Vlaamse problemen. De titel van zijn eerste artikel over dit onderwerp luidt: ‘Nederlanders, let op uw saeck!’. (Ons Erfdeel 1958, II, 2, blz. 4-5). In Neerlandia (65, (1961), 154-158) publiceerde hij een opstel ‘Onze taal in Zuid-Vlaanderen’, waarin hij een samenvattend overzicht geeft.
Zijn journalistieke verleden kwam af en toe boven, bijvoorbeeld toen hij zich mengde in aktuele kwesties als de eenheid tegenover de verscheidenheid van de Zeeuwse dialecten via polemieken in de dagbladpers. Ook met betrekking tot Frans-Vlaanderen. Zo schreef hij een ‘Wederwoord aan Anton van Duinkerken naar aanleiding van zijn “Rondreis in Frans-Vlaanderen”’. (Ons Erfdeel 1963, VII, 2, blz. 23-28). In ‘Rondreis in Frans-Vlaanderen’ (Ons Erfdeel 1962, VI, 2, blz. 6-9) had Van Duinkerken verslag gedaan van een tocht door Noord-Frankrijk samen met zijn Nijmeegse collega A.A. Weijnen; hij had toen moeten vaststellen dat van het Nederlands daar nog maar zee weinig over is.
In zijn proefschrift had Dr. de Vin een uitgebreide woordenlijst in het vooruitzicht gesteld. Zijn recensenten hadden daarvan grote verwachtingen. Deze is nooit verschenen. Maar het regioboek Schouwen-Duiveland, waaraan hij tot aan zijn dood werkte, mag wel als een inlossing van deze belofte