Taal en Tongval. Jaargang 44
(1992)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P.C. Paardekooper
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 Het AfrikaansMet behulp van het omkeerwoordeboek van Combrink en Dodds (1988) dat gelukkig ook alle buigingsvormen omvat, kun je de regels van het Afrikaans vrij makkelijk (en vrij volledig) formuleren. We moeten drie groepen enkelvouden onderscheiden:
Ongeveer 260 woorden op het morfeem /ɪŋ/ hebben dus maar één uitgang; daarvan hebben ongeveer 14 uitsluitend /∂/ (bijna 5% van het totaal van 300), de grote massa heeft uitsluitend /s/ (82% van het totaal). Enkel die 14 woorden kunnen geen /s/ krijgen; de /∂/ is dus erg in de minderheid. Tegenover de duidelijke morfologische begrenzing van groep A en B1 i.v.m hun meervoudsuitgang, lijkt er bij de ondergroepen van B2 geen. Noch morfologisch (bv. de ‘woordsoort’ van het eerste lid) noch fonologisch (bv. het aantal lettergrepen of de plaats van het woordaksent) zie ik enige samenhang:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het duidelijkst illustreer ik die ‘chaos’ met een voorbeeld: tekeninge heeft maar één uitgang (B2a), rekenings/-e twee (B2c), maar bij de samenstellingen is er een nieuwe ‘chaos’: wins-en-verlies-rekenings heeft enkel /s/; die is daarentegen onbekend bij drie andere: tydrekeninge, bedryfsrekeninge en logaritmeberekeningeGa naar voetnoot1; de acht overblijvende sluiten zich met hun twee uitgangen aan bij het grondwoord rekenings/-e. Nou weten we uit ervaring wat voor kloof er kan zijn tussen woordenboek en taal. Gaat het met name bij /s/ tegenover /∂/ om plaatselijke, individuele, stilistische, generatieverschillen of om nog andere? Als taalkundige-moedertaalspreker kon kollega Odendal uit Johannesburg deskundig kommentaar geven. In antwoord op m'n vragen wees ie er allereerst op dat er bij de groep met twee uitgangen (B2c dus) een poging was ‘deur voorskrywers om die -e-mv te reserveer vir abstracta en die -s vir concreta. Alhoewel daar wel 'n mate van regverdiging hiervoor sou gewees het, sou dit bepaald 'n onverantwoorde veralgemening beteken het.’ De eksterne taalkunde spreekt het verlossende woord: (ik citeer opnieuw kollega Odendal) ‘Hoe formeler die styl, hoe makliker -e.’ Verder wordt ‘-s toenemend gebruik’.
Binnen de kontekst van de Afrikaanse woordenschat als stollingsprodukt van de 17e- en 18e-eeuwse strijd tussen ABHollands en tekst, is ook de verhouding van Afrikaans -s tot Afrikaans -e glashelder: de laatste uitgang is hier tekst(achtig), de eerste taal. Het lijkt erop dat nog in de 18e eeuw in een groot deel van Holland bijna alle woorden op /ɪŋ/ (afgezien van die met het morfeem /lɪŋ/) de /s/ als meervoudsuitgang hadden, die in tekst absoluut onduldbaar was. In 2.7 zullen we zien dat een waarneming van Boekenoogen die rekonstruktie bevestigt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Nederlandse dialektenMeervouden op -ings vormen een klein onderdeel van de afdeling ‘s-meervouden waar de tekst niks van wil weten’ en die zijn vrij zeker van huis uit in de kustgebieden het talrijkst geweest (Paardekooper, 1990c: 1). Daarom lijkt het goed om vooral aandacht te wijden aan de meervouden op -ings (en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verwante types) in die kustprovincies, en om te beginnen met de konservatiefste: West-Vlaanderen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1 Het WestvlaamsDe Bo (1873) geeft niet systematisch meervouden, wel systematisch morfemen, maar ook bij achtervoegsels ontbreekt een systematische meervoudsaanduiding. Daarentegen geeft Desnerck (1988) die meervouden per woord wél konsekwent, maar hij behandelt geen morfemen, zodat speurtochten in z'n boek de basis moeten leveren van een overzicht, uiteraard erg onvolledig. Daarbij is een genusaanduiding - waar mogelijk - onmisbaar, want het wvl heeft bijna altijd een /n/-meervoud bij woorden op een /∂/, en die zijn meestal v (oge ‘oog’, (h)erte ‘hert’ enz. zijn soms een uitzondering). Omdat het Oostendse ‘genusgevoel’ sterk lijkt op het Hollandse, heeft Desnerck bij de meeste woorden op /∂/ automatisch ‘v’ gezet. Die aanduiding is dus onbetrouwbaar; ik moest De Bo volgen waar het kon. (Ik laat verder in het midden of ‘v zijn’ en ‘op een /∂/ uitgaan’ een kwestie is van kip en ei of niet: zie bv. het WNT onder oog (10.2251).)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Bo spelt ‘naar het ABN toe’, en maakt daarom meestal niet het onderscheid tussen /liŋk/ en /liŋ∂/; wel zegt ie dat genusverschil hier samengaat met betekenisverschil (1873: 640).
De ‘gelede’ wvl woorden die beantwoorden aan ABN-woorden op de morfemen /lɪŋ/ en /ɪŋ/ lijken dus een hele sterke voorkeur te hebben voor meervouden op /∂n/ door een samenspel van twee regels:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Konklusie: het wvl heeft voor ‘eenlettergrepige’ s-meervouden wel de hoogste frekwentie van ons hele taalgebied, maar voor meervouden op -ings enz. binnen de kuststrook misschien wel de laagste: binnen de gelede woorden is (was?) er enkel een klein restantje bij de Bo z'n appelnamen; de kleine groep van de ongelede heeft eveneens een paar -s'en bewaard. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2 Het ZeeuwsGhijsen konstateert het uitstervingsproces: ‘Bij uitg. -ieng(e), -ing(e) komt op G[oeree] O[verflakkee] s-meervoud voor (nog alleen bij ouderen), b.v.: afdêêlings, bekeurings, vergaerings’ (1968: 814). Het gaat hier om drie voorbeelden met het morfeem /iŋ(∂), ɪŋ(∂)/. Landheer bevestigt dat met een nuancering: ‘Ook woorden op -ing mits dit onbeklemtoond is, kunnen hun meervoud door -s vormen: haereŋs, kätteŋs, leideŋs “leidingen”, paeleŋs, spiereŋs, en zelfs uutdrukkeŋs [...] maar ouwerlieŋen, (n)ässelieŋen “veters”’ (1955: 58). Onder de rubriek ‘vermeldenswaard’ geeft ie op diezelfde bladzij nog zienkes ‘zinkings’ waarvan de voorganger wel zienkens (zienkiengs?) geweest zal zijn. Landheer geeft dus eerst vijf voorbeelden van ongelede woorden (als leiding ‘buis’ bedoeld is), dan een met het morfeem ABN /ɪŋ/, dan een met ABN /lɪŋ/. (N)ässelieŋen lijkt synchroon een twijfelachtig geval; misschien ‘voelt’ de Overflakkeeër hier toch /lɪŋ/. Diachroon lijkt het een variant van nesteling (nestel + ing) ‘veter’ dat in het Oostends néstelieng: als mv heeft. Het verband dat Landheer legt met de klemtoon (in een voetnoot spreekt ie over ‘een rhytmische factor’) lijkt me voor de mv-uitgang afwezig, maar wel duidelijk voor de klinker vóór de tweede /ŋ/, en bij zienkes (synchroon m.i. ongeleed) ook voor de tweede /ŋ/ zelf, die n werd. Ik kom op die zaak terug in 2.5 en in 2.9. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3 Het OostvlaamsIk vind geen sporen van meervouden op -ings in Lievevrouw-Coopman (1950-1951) (het Gents) dat overigens geen spraakkunst en geen morfologie geeft, in Joos (1900) die wel een kleine spraakkunst bevat, in Boucherij (1907-50vv) en zelfs niet in Teirlinck z'n uitvoerige spraakkunst (1924: 135v). Een paar steekproeven met haring, paling enz. in de ovl woordenboeken hebben geen s-meervoud opgeleverd. Vrij zeker zijn ze in deze provincie dus nauwelijks inheems (nauwelijks inheems geweest?). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.4 Het BrabantsJacob (1937: 67v) vermeldt geen enkel mv op -ings. ‘Vermeldenswaard’ (inderdaad) zijn in de Bont z'n dialekt (het Noordbrabantse Oers) de vormen kettings, kunnings ‘(in het kaartspel)’Ga naar voetnoot4, ontginnings, rekenings, tekenings, verdiejpings en wijdings (1962: 344v). De twee eerste woorden zijn ongeleed, de rest bevat het morfeem /ɪŋ/. Tegenover dat feit verrast het ons dat Pauwels in z'n biezonder uitvoerige en degelijke beschrijving van het Aarschots van ± 1900 (1958: 278v) geen enkel meervoud op -ings geeft. Voor het Antwerps geeft noch de middelmatige omvangrijke spraakkunst van Smout (1905: 67) noch het hele korte overzichtje van Cornelissen en Vervliet (1899: 51) een vermelding van meervouden op -ings. Steekproeven nemen heeft hier geen zin, omdat het hele uitvoerige woordenboek zelf, geen meervouden geeft. We moeten dus vanwege de betrekkelijk hoge ouderdom van de beschrijvingen én van de Brabantse dialekten zelf, konkluderen dat zulke meervouden waarschijnlijk ‘vanouds’ tot het noorden van de provincie beperkt zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.5 Het ZuidhollandsOpprel (1896: 51) geeft onder de 20 s-meervouden die min of meer afwijken van het ABN geen enkel geval op -ings; het woordenboekje zelf vermeldt geen meervouden (woorden op ABN /ɪŋ/ hebben hier /∂ŋ/: stelleng bv.), maar een voorbeeld geeft ‘toevallig’ het meervoud annēmeling∂ (1896: 44). Dat het Oudbeierlands dus meervouden op -ings gekend heeft, is niet zo waarschijnlijk, maar het blijft mogelijk. Hoe staat het in het Katwijkzees? Ik citeer Overdiep: ‘Het meervoud van woorden op -ing is, als in het Fries, nu en dan -es: zinkes (zinkings ‘zenuwpijnen’). Zoo bestaat er naast den volleren vorm kozzing (kozze) het meervoud kozzes, waaruit kozze kan zijn afgeleid’ (1940: 107). Er zitten onduidelijkheden in die tekst. Allereerst ‘als in het Fries’: in 2.8 zullen we nog zien, dat -es daar niet voorkomt: leunes ‘leuningen’ enz. lijken daar onbekend. Ik denk aan een drukfout: -s i.p.v. -es? Verder: bestaan er van woorden op -ing ‘minder volle’ vormen op -e, of is kozze maar één toevallig voorbeeld? (Zinkes zal wel een plurale tantum zijn, zoals in de meeste andere dialekten.) - Wel noteer ik uit Overdiep z'n | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woordenboek (1949: 63) nog een ‘toevallig’ vermeld meervoud: vissings ‘zware platen onder een houten dek’Ga naar voetnoot5. In de beschrijving van het Gouds van Lafeber geeft het uiterst beknopte spraakkunstje geen meervouden op -ings; wél andere (afwijkende) op -s (1967: 27). Als toevallige en sporadisch vermelde gevallen vond ik in het eigenlijke woordenboek nog ‘leunengs/z en leunenge’ (1967: 125) en zinkes met de reïnterpretatie-variant zinkers (190). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.6 Hollandse scheepstaalDe ideale plaats voor een bespreking van de Hollandse scheepstaal, is die tussen het Zuid- en het Noordhollands. Het gaat hier immers om een soort verzamelbak van verschillende Hollandse dialekten die in een aantal opzichten vertraagd door het ABN beïnvloed zijn. Als tegenwicht tegen het verdwenen Zuidhollands vooral, is die scheepstaal belangrijk; een groot voordeel was bovendien dat er relatief oude beschrijvingen van bestaan, met name die van Winschooten (1681), waarvan v. Lennep (1856) een vrij zelfstandige bewerking is (Paardekooper, 1990a). Ik heb het WNT als aanvulling gebruikt (W is Winschooten, vL van Lennep). Zelfs als we bedenken dat de eerste twee werken niet systematisch meervouden geven, is de oogst nog gering: de bestrijding van de meervouden op -ings is in tekst al heel oud. We vinden dan baddings ‘platen van Noors dennehout’ (WNT 2.852), barrings ‘waarloze rondhouten’ (vL 253), betings ‘staanders’ (WNT 2.2229), broekings ‘zware touwen’ (W 222, vL 37, WNT 3.1482), gordings ‘opkortingen’ (WNT 5.439) met dempgordings (vL 42) en smeergordings (vL 203), kettings (WNT 7.2546), pattings ‘?’ (vL 201; niet in het WNT), plattings ‘platte strengen’ (W 123, WNT 12.2438), puttings ‘touwen voor stengewant’ (W 198, vL 171, WNT 12.4993Ga naar voetnoot6), seizings ‘strengen’ (vL 196, WNT 14.1290) met beslagseizings (vL 25), buikseizings (W 47, vL 46), kabelseizings (vL 196) en rifseizings (W 108, vL 196), sjorrings ‘touwen om iets vast te leggen’ (WNT 14.1403), vissings ‘klampen waar de mast in staat’ (zie het Katwijks: 2.5) (WNT 3.1482 en 21. 1223), vullings ‘openingen langs de binnenhuid’ (vL 252, WNT 23.1315), warings ‘gangboorden’ (WNT 24.1197), zaling ‘dwarshouten aan de top van een mast’ (vL 270 geeft geen mv) met langszalings (vL 201), en zwierlings ‘soort gaten’ (vL 201). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Buiten beschouwing bleven de leenwoorden mammierings ‘geleibuizen’ (vL 135, die v.d. Goes, Ystroom citeert), presennings ‘geteerde zeildoeken’ (W 197) en servings ‘touwomwikkelingen’ (WNT 14.1322). Over de ontleenrichting van puttings (Ned. > Eng. of omgekeerd) staken de stemmen: WNT 12.4993v).
Welke tweelettergrepige enkelvouden het morfeem /ɪŋ/ bevatten, durf ik niet met zekerheid te zeggen (sjorrings lijkt een voorbeeld), welke het morfeem /lɪŋ/ bevatten, ontgaat me eveneens; hoogstens zou zwierling daarvoor in aanmerking komen. De grote massa zal wel ongeleed zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.7 Het NoordhollandsGeen kleine verrassing was het feit dat Boekenoogen geen enkele twijfel kent: ‘-s wordt gevoegd achter alle woorden op -ing, dus palings, harings, tweelings, v∂rtálings, enz.’ (1897: LIX). We moeten taalbeschrijvers op hun woord geloven, al kan een enkel mv op /ɪŋ∂/ hem ontsnapt zijn. Het is niet vermetel om Boekenoogen z'n Zaans, dat zó dicht bij het taalcentrum Amsterdam lag, als grotendeels representatief te beschouwen voor een toen wat ouderwets Amsterdams. Inzake meervouden op -ings lijkt dat Zaans in elk geval heel sterk op het Afrikaans. Een uitzondering vormt natuurlijk dat ene Zaanse woord op het morfeem /lɪŋ/ (tweelings) waarvan geen enkele bron in of buiten Noord-Holland een parallel geeft. Karsten vermeldt ruim dertig jaar later voor het Drechterlands helaas geen enkel voorbeeld met /lɪŋ/: ‘vooral na nasalen’ treffen we meervouden op -s: ‘herings, haringen, leunings, leuningen, palings, palingen, tekens, tekenen, verdiepings, verdiepingen’ (1931: 77). Uit drie Waterlandse dialekten geeft v. Ginneken (1954: 49v)Ga naar voetnoot7 nog een stel voorbeelden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.8 Het KuilenburgsLiever als ‘Het Utrechts’ kies ik bovenstaande titel, omdat Kuilenburg wel es voor het gebied bezuiden het IJselmeer de oostelijkste plaats zou kunnen zijn, waar -ings bekend is: v.d. Water geeft voor het Bommelerwaards bv. geen enkele vorm op -ings (1904: 364). Maar Ausems geeft ze wél: ‘haeriŋs of burgerlijk haoriŋs, kettiŋs, làidiŋs “leidingen”, paoliŋs, maar aonneemeliŋe “eerste-communicanten”, wegens de bijtoon van -liŋ in dit woord, doopeliŋe’ (1953: 73). We vinden hier de m.i. onjuiste verklaring terug van Landheer (waarnaar Ausems dan ook verwijst): zie 2.2. Ook bij Ausems lijkt de regel te zijn: bij /lɪŋ/ altijd /∂/, bij /ɪŋ/ wel en niet als morfeem /s/; altans in een zeker aantal woorden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.9 Het FriesHiervoor dank ik alle gegevens - daaronder de twee kaartjes - aan Jarich Hoekstra en de Fryske Akademy. Ik begin met zijn overzicht; het kommentaar na punt 3 is van mij.
De kaartjes zijn om verschillende redenen erg belangrijk: ze geven ons voor het eerst een gedetailleerd geografisch overzicht van de gebruikte meervouden. Een soortgelijke toestand kan bv. in Zuid-Holland geheerst hebben in het midden van de 19e eeuw waar vanuit de steden de triomf van de /∂/ begonnen moet zijn. Overigens blijkt nergens uit deze twee kaartjes dat er vroeger een homogeen Fries -s-gebied geweest is, dat via het Stadsfries opgerold wordt. Zo'n Hollandse en Nederlandse invloed is er m.i. ongetwijfeld geweest, maar daarnaast moet het oudere Fries toch zowel /∂n/ als /s/ gekend hebbenGa naar voetnoot8. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.10 Het GroningsTer Laan ken geen twijfel: een s komt (behalve in aarms enz.) ook voor in ‘vergoaderns, rekens, verdaipns, bukkens en zo alle woorden die in 't Hollands op ing uitgaan’ (1953: 27). Dat doet meteen aan Boekenoogen denken, maar bij Ter Laan z'n voorbeelden ontbreken gevallen met het formeen /lɪŋ/. Ik heb z'n regel geverifiëerd bij de heren A. Sassen en S. Reker. Hun formulering levert hetzelfde beeld op:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.11 Het DrentsVolgens inlichtingen van meneer Kocks wijken de regels van het Drents weinig af van die van het Gronings, - altans zover na te gaan is uit het materiaal van de enquête Goeman-Taeldeman. Wel lijkt het type /løn:/ ‘leuning’ minder frekwent. Bij Sassen (1953: 92) komen in elk geval een groot aantal vormen voor met een /ɪŋ/-morfeem: ‘huushòliŋs huishoudingen; [...] b∂lastiŋs belastingen; stoeptrekiŋs stuiptrekkingen; v∂gaad∂riŋs vergaderingen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Samenvatting en besluit
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik geef m'n hypotese graag voor een betere. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|