Taal en Tongval. Jaargang 43
(1991)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Henk Bloemhoff, Hermann Niebaum
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overige deel van Overijssel echter kan nog geen lexikaal georiënteerd projekt laten zien dat een gebied van enige betekenis bestrijkt. Van het Duitse taalgebied daarentegen zijn of worden momenteel vrijwel alle dialekten in woordenboekprojekten vastgelegd.Ga naar voetnoot4 Het is hier niet de plaats uitvoerig het ideale diatopische woordenboek te schetsen; daarover werd bovendien reeds elders het een en ander meegedeeld.Ga naar voetnoot5 Wij gaan slechts op onze voorstelling daarvan in, voor zover dat nodig is ter toelichting van de konsekwenties die de opgelegde financiële beperkingen met zich mee kunnen brengen voor de opbouw en de feitelijke realisering van een dialektwoordenboek. Naar alle waarschijnlijkheid zijn lexikografische projekten die betrekking hebben op grote dialektgebieden eenmalig, en daarom moeten ze in ieder geval ook als onderzoeksinstrument kunnen dienen. Dat betekent dat men bij het opzetten van hun struktuur en de vaststelling van de wijze van redigeren zoveel mogelijk doelgroepen en, in verband daarmee, zoveel mogelijk gebruiksmogelijkheden van het woordenboek als geheel in het oog moet houden. Dialektologen in de ruimste zin, andere toekomstige wetenschappelijk onderlegde gebruikers zoals (kultuur)historici en volkskundigen, ontwikkelden met algemene kulturele interesse en in hun streek geïnteresseerden, zij allen moeten aan hun trekken kunnen komen. Dat betekent dat een dialektwoordenboek dat een grote regio bestrijkt, qua inhoud zo uitvoerig dient te zijn als maar mogelijk is. Uitspraak, grammatika, semantiek en de geografische verbreiding van de opgenomen bijzonderheden dienen nauwkeurig te worden gespecificeerd, en dan ook nog zó, dat ook niet-vakmensen al die informatie zonder al te veel moeite kunnen begrijpen. In het kader van de opzet van het streektaalwoordenboek kan voorts ook een taalpolitiek aspekt een belangrijke rol spelen. Zo werd met betrekking tot de beide hier gepresenteerde woordenboekprojekten met name ook in politieke kringen de wens geuit, de woordenboeken zo op te zetten dat ze kunnen dienen als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vraagbaak bij de meest uiteenlopende aktiviteiten in het proces van taalzorg. In dit verband moet ook worden opgemerkt dat in beide regio's de hoop leeft dat er een zekere normatieve werking van beide woordenboeken uit zal gaan, met name op het terrein van de spelling. Dit alles heeft natuurlijk gevolgen voor de keuze van de lemma's en voor aantal en omvang van de informatieklassen binnen het woordenboekartikel. Er moet, met andere woorden, gestreefd worden naar de totstandkoming van ‘volledige’ woordenboeken, die dus de gehele woordenschat omvatten. Men kan daarom zeker niet volstaan met het opnemen van alleen de woorden en betekenissen die de standaardtaal niet heeft, zoals het idioticon dat doet. Idealiter zouden de bedoelde streektaalwoordenboeken naast de uitspraak, grammatika en semantiek ook nog uitvoerige etymologische en volkskundige informatie moeten bieden.Ga naar voetnoot6 Wanneer men nu een hele scala aan dialektwoordenboeken nader beschouwt die betrekking hebben op één of meerdere regio'sGa naar voetnoot7, dan komt men al snel tot de konklusie dat de hierboven bedoelde, nog niet eens volledige theoretische eisen, vaak tot bescheidener proporties moeten worden teruggebracht. Het Drentse zowel als het Stellingwerfse woordenboek vormen in dit opzicht geen uitzondering. Niet zelden zijn de oorzaken van zulke redukties te vinden in de geschiedenis en de organisatie van de projekten. Zo ook in ons geval, reden waarom ons een vrij uitvoerige schets van die aspekten, die vanzelfsprekend nauw met elkaar samenhangen, gewenst voorkomt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIHet projekt Drents woordenboek nam in 1969 een aanvang onder leiding van Klaas Heeroma - de toenmalige hoogleraar-direkteur van het Nedersaksisch Instituut, in 1974 opgevolgd door Hendrik Entjes - met als uitvoerder Geert Kocks. Was het in eerste instantie Heeroma's bedoeling een Drents woordenboek te doen samenstellen op basis van slechts een beperkt aantal plaatsen die in Oostnederlands dialektgeografisch perspektief representatief waren, op instigatie van Kocks werd in 1972/1973 een dicht netwerk van groepen informanten (van gemiddeld vier personen) over heel Drenthe gelegd, waarmee het taalkultureel belang van het projekt (archivering, taal- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
behoud) aanzienlijk werd vergroot.Ga naar voetnoot8 De vrijwillige medewerkers, die zich na enige berichtgeving in de regionale pers zelfs spontaan aanmelddenGa naar voetnoot9, vulden sedertdien maandelijks per groep een zestigtal vragenfiches in. Op gezette tijden kregen de medewerkers instrukties tijdens informantenbijeenkomsten. Een belangrijke rol zou het speciaal voor het woordenboekprojekt in het leven geroepen voorlichtings- en informatiemedium Drents woordenboek Medewerkerscontact (1973-1990) gaan spelen. Op basis van het materiaal dat wijlen Jan Naarding had verzameld (wellicht mede ten behoeve van een Drents woordenboekGa naar voetnoot10), op basis ook van geëxcerpeerde literatuur in het Drents en maandelijks veldwerk vanaf 1969 verricht in het dorp Sleen, dat vooral op grond van dialektgeografische inzichten als een centrale plaats werd beschouwdGa naar voetnoot11, startte het Nedersaksisch Instituut zijn maandelijkse enquête in de Drentse informantengroepen, die in zo'n honderd plaatsen waren gevormd. De administratieve staf bestond toentertijd en later uit twee vaste krachten, die lange tijd hulp ontvingen van administratieve medewerkers tewerkgesteld in het kader van bijzondere regelingen. Deze administratie droeg zorg voor het typen, de vermenigvuldiging, het verzenden en de archivering van de na invulling in antwoordenveloppes teruggezonden vragenfiches, en excerpeerde teksten in het Drents voor zover de overige taak, de administratieve ondersteuning van het Nedersaksisch Instituut als geheel, dat toeliet.Ga naar voetnoot12 In de Nedersaksische regio Stellingwerf (Zuidoost-Friesland) ontstond in de eerste helft van de jaren zeventig behoefte aan een Stellingwerfs woordenboek. Die behoefte nam toe naarmate de belangstelling voor het geschreven Stellingwerfs groeide.Ga naar voetnoot13 Nadat vanuit de regio verschillende keren was over- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
legd met Hendrik Entjes stelde het Nedersaksisch Instituut van 1975-1978 een student-assistentschap in voor het ontwikkelen van een woordenboek van het Stellingwerfs uit de genoemde regio. In 1977 en 1978 leverde ook het inpandige Fries Instituut formatieruimte. Voor de vervulling van het assistentschap werd een student Nederlands en native speaker van het Stellingwerfs aangetrokken.Ga naar voetnoot14 Nadat een deel van het werk van de Stellingwerfse schrijver H.J. Bergveld was geëxcerpeerd, werd op instigatie van Entjes en Kocks in de zomer van 1975 overgegaan tot eenzelfde wijze van geografische enquêtering als in Drenthe, waarbij gebruik werd gemaakt van het Drentse vragenmateriaal. De administratieve ondersteuning werd in eerste instantie verricht in het kader van het assistentschap. Na 1978 was er evenwel geen formatieruimte meer beschikbaar om het projekt door het Nedersaksisch Instituut voort te doen zetten. De uitvoerder bleef als vrijwilliger voor de organisatie van de verzending vanuit het Nedersaksisch Instituut zorg dragen en voor de archivering van het materiaal, evenals voor het maandelijks testen van de enquêtevragen in de informantengroep van Nijeberkoop. Het was nl. gebleken dat het Drentse woordmateriaal voor een niet gering deel betrekking had op begrippen en uitdrukkingen die in de Stellingwerver regio niet van toepassing waren. Tenslotte werd, uit praktische en financiële overwegingen, het projekt in 1982 overgeheveld naar het buro van de Stichting Stellingwarver Schrieversronte te Oosterwolde, de instelling die zich in 1972 had belast met de zorg voor het Stellingwerfs en de overige regionale kultuur van de gemeenten Oost- en West-Stellingwerf. Dit instituut zou voortaan de vermenigvuldiging van de vragenfiches, de verzending en de archivering uitvoeren. Door de Stellingwarver Schrieversronte werd, ter kompletering van het materiaal dat door eerder excerperen en enquêteren was verkregen, reeds vanaf 1979 enig vaktaalonderzoek verricht en werden vele Stellingwerfse teksten geëxcerpeerd.Ga naar voetnoot15 Haar buro verzond, ter informatie en ter ondersteuning van het moreel, het tijdschrift De Ovend drie maal per jaar gratis naar de informantengroepen in zo'n vijfentwintig dorpen. In De Ovend verscheen nl. een rubriek ‘Et Stellingwarfs Woordeboek’ met instrukties, nieuws over de vorderingen, etymologieën en taalkundige beschouwingen anderszins, veelal op het terrein van de taalgeografie. In vergelijking met andere ‘klassieke’ diatopische woordenboeken (vgl. b.v. noot 7) hebben het Drents zowel als het Stellingwerfs woordenboek dus, zo te zien, een opvallend homogene materiaalbasis. In dat methodologische opzicht wordt dan ook aan de eisen voldaan die men vandaag de dag aan dialektonderzoek stelt. Men zij er overigens op bedacht dat homogeniteit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet verward moet worden met kompleetheid. Wat het laatste betreft blijft er nog wel het een en ander te wensen over (vgl. par. III). Tegen de achtergrond van de komplexiteit van de dialektische woordenschat hoeft de heterogeniteit van het woordenboekmateriaal o.i. toch niet in alle opzichten als nadelig te worden beschouwd.Ga naar voetnoot16 Van essentieel belang is wél dat men bij het koncipiëren van het artikel de verschillende materiaalsoorten naar afkomst differentieert en benoemt. Zo wordt er ook in geval van het Drents en het Stellingwerfs woordenboek niet alleen materiaal opgenomen uit de eigen maar ook uit oudere enquêtes, uit de oudere wetenschappelijke literatuur en, niet in de laatste plaats, uit de recente streektaalliteratuur. Ook het geschrevene moet immers worden opgevat als een vorm van Drents resp. Stellingwerfs: het mag uit taalsociologisch zomin als uit taalstruktureel oogpunt buiten beschouwing blijven, tenzij men zich opzettelijk, nl. in verband met bepaalde onderzoeksmotieven, tot ‘gesproken dialekt’ zou willen beperken. Beide woordenboeken voldoen, met behulp van relevante lokaliseringen en bronvermeldingen, aan de gestelde voorwaarde om te differentiëren. Het binnenkomende Drentse materiaal werd alfabetisch gesorteerd op de hoofdlemma's van de vragenfiches. Daarbij werden de fiches met hetzelfde hoofdlemma verenigd en alfabetisch geordend op de namen van de plaatsen, terwijl ze werden ingevoegd achter de fiches met lemma's, voorbeeldzinnen en vaste verbindingen uit de literatuur en die uit de informantengroepen uit Sleen. Opgegeven woorden en verbindingen die niet waren afgevraagd, werden naar hun eigen alfabetische plaats in het systeem overgebracht en alsnog in de enquête opgenomen, voor zover ze niet de desbetreffende alfabetische positie waren gepasseerd. Tegen die achtergrond lag het natuurlijk voor de hand dat, terzake van de uiteindelijke makrostruktuur van het Drents woordenboek, voor een alfabetisch-semasiologische opzet zou worden gekozen. We kunnen op deze plaats de voor- en nadelen van beide mogelijke ordeningsprincipes: het alfabetisch-semasiologische vs. het systematisch-onomasiologische niet uitgebreid bespreken.Ga naar voetnoot17 Aan de wenselijkheid van uitvoerige uiteenzettingen van betekenissen en gebruiksmogelijkheden (het dialektwoordenboek zal merendeels toch worden geraadpleegd ter verklaring van een woord) en de beoogde gebruikersvriendelijkheid, komt het alfabetisch-semasiologische woorden- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boek het meest tegemoet.Ga naar voetnoot18 Als duidelijk nadeel geldt echter dat pas met het publiceren kan worden begonnen, wanneer ál het materiaal is verzameld. In geval van een systematisch-onomasiologisch woordenboek daarentegen kan steeds na de bewerking van de woordenschat uit een bepaald zaakgebied (‘woordveld’) de desbetreffende aflevering worden uitgebracht.Ga naar voetnoot19 Idealiter moet o.i. het semasiologisch georganiseerde woordenboek aangevuld worden met onomasiologische ‘kernen’, bijv. in het verband van ‘begripsartikelen’.Ga naar voetnoot20 Helaas kan echter in onze woordenboeken, als gevolg van de tijdsdruk, niet van die bijzondere mogelijkheid gebruik worden gemaakt. De externe druk nam toe temeer als gevolg van de wetenschapspolitieke ontwikkelingen in de jaren tachtig. De door het Ministerie van Onderwijs gehanteerde financieringssystematiek vereiste kortlopend onderzoek gevolgd door vlotte publikatie (zo gezien heeft de keuze voor de semasiologische ordening zich al gewroken). Daarenboven bestond er in het beoordelingsoverleg wat de taalwetenschap betreft een tamelijk eenzijdige voorkeur voor theoretisch-vernieuwende projekten. Daardoor kwam het projekt Drents Woordenboek in de tweede helft van de jaren tachtig in een steeds nijpender positie. Vanzelfsprekend leefde er aan het Nedersaksisch Instituut de wens tijd in te ruimen voor theoretisch-initiërend onderzoek op het terrein van de lexikografie. De formatieruimte voor het instituut als geheel liep echter alleen maar terug als gevolg van de wetenschapspolitieke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontwikkelingen aan de universiteiten in het algemeen en aan de Groninger universiteit in het bijzonder. In 1986 hadden wij in het kader van een rapportage over de positie van het projekt Drents woordenboek en op grond van de mogelijke modellen van uitwerkingGa naar voetnoot21, de wens geuit tot de beschikbaarstelling van twee lexikografen in voltijdse betrekkingen. Als gevolg echter van de aan de Rijksuniversiteit Groningen opgelegde financieringssystematiekGa naar voetnoot22 slonk de voor het Drents woordenboek beschikbare formatie zodanig, dat vanaf de aanvang van de redigeerfase per 1 juni 1990 de vaste uitvoerder (Kocks) binnen zijn dienstverband aan het Drents woordenboek slechts 0,2 werktijd kan besteden. Een gelukkige omstandigheid en tegelijkertijd een dwingende voorwaarde voor het blijven aanwenden van facultaire onderzoeksruimte voor het Drents woordenboek is, dat de Groninger Faculteit der Letteren het Provinciaal Bestuur van Drenthe bereid vond gedurende een periode van vijf jaar de aanstelling van een tweede uitvoerder te financieren, voor een taakomvang van 0,3 werktijd.Ga naar voetnoot23 Zonder dit konvenant van de Faculteit der Letteren en het Provinciaal Bestuur van Drenthe had het redigeren niet op substantiële wijze kunnen aanvangen. Achtte men de totstandkoming van het Drents woordenboek, zeker ook omdat het was geëntameerd, gestruktureerd en eerder was bekostigd door de Groninger universiteit, primair een zaak van de Rijksoverheid, toch was er het Provinciaal Bestuur veel aan gelegen het woordenboek ook werkelijk tot stand te zien komen. Een belangrijke overweging daarbij was, dat het woordenboekwerk zo'n twintig jaar lang was gedragen door een honderdtal informantengroepen. Dat werk, zo was men van oordeel, moest hoe dan ook worden volbracht, en wel met een publikatie die zo toegankelijk mogelijk diende te zijn voor een breed publiek. Terwijl eerder door de initiatoren van het Drents woordenboek toch in de eerste plaats gedacht werd aan een zeer uitvoerig en uitgebreid gedokumenteerd woordenboek, leidden de voorwaarden die het Provinciaal Bestuur van Drenthe begrijpelijkerwijze stelde (die van de toegankelijkheid èn de oplevering binnen vijf jaar) tot de situatie waarin het de betrokkenen mogelijk werd de definitieve uitwerking van het woordenboek ter hand te nemen met handhaving van hun voornaamste, minimale wetenschappelijke eisen, zoals uit het vervolg moge blijken. Uit het voorgaande laat zich gemakkelijk voorspellen dat voor de financiering van de lexikografische arbeid ten behoeve van het Stellingwerfs woor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
denboek andere wegen moesten worden gevonden. De eerder genoemde Stichting Stellingwarver Schrieversronte heeft na een aktieve periode van fondswerving in de periode 1984-1991 voor het Projekt Stellingwerfs Woordenboek voldoende formatieruimte aan haar instituut te Oosterwolde weten te kreëren, en wel met een omvang van ongeveer dertig uur per week voor een periode van zes jaar. Het Stellingwerfse projekt wordt aldaar uitgevoerd en kent een Kommissie van redaktioneel toezicht - waarin een viertal lexikografen van elders zitting hebben - en voorts nog een brede Raad van Advies. Onze ervaring met fondswerving en sponsoring in dezen zowel als - wat het Drents woordenboek betreft - het overleg met het Provinciaal Bestuur van Drenthe leert, dat een konkreet, realistisch projektplan een absolute voorwaarde is. Daarin moeten de werkzaamheden duidelijk zijn omschreven, vooral in relatie tot de kern van zo'n plan, het redigeerschema. Wat het Stellingwerfs woordenboek betreft was dit plan in 1986 in eerste instantie, als onderdeel van het projektplan als geheel, voorgelegd aan het Nedersaksisch Instituut. Het onderging in de loop van de tijd enige bijstellingen, die vooral op tijdsbesparing gericht waren. Het werd bovendien op verzoek van de belangrijkste subsidiëntenGa naar voetnoot24 nog eens op de haalbaardheid getoetst door een onafhankelijke instelling, nl. het Instituut voor Nederlandse Lexicologie te Leiden. Ook een twaalftal proefartikelen van woorden uit verschillende woordklassen bewees zijn nut, in de diverse beoordelingsrondes en bij het voorzien in begeleiding. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIIHet is tegen de achtergrond van het voorafgaande dat we de beperkingen op en de inrichting van het Drents en het Stellingwerfs woordenboek in wording hier nader willen schetsen. Beide woordenboeken bieden de desbetreffende regio's een hulpmiddel in het proces van taalzorg en vormen voor de onderzoekers een uitvoerige bron. De bruikbaarheid hangt af van de mate waarin inderdaad de aanwezige woordvoorraad, de betekenissen en de verbindingsmogelijkheden zijn beschreven. Ongetwijfeld is dit vooral afhankelijk van de kwaliteit van de enquête (zijn de vragen steeds adekwaat gesteld, zijn alle woorden en verbindingen afgevraagd) en van de accuratesse van de informanten. In hoeverre b.v. hebben zij, als er niet met naam en toenaam naar werd gevraagd, toch vaste verbindingen opgegeven als voorbeelden van het gebruik van het desbetreffende woord? En zijn de vrije | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verbindingen onder de (steeds gevraagde) ‘voorbeeldzinnen’ representatief genoeg voor het gebruik? Aan de hand van een vergelijking met woordenboeken van aangrenzende streektalenGa naar voetnoot25 en van het Nederlands en Fries wordt, voor de plaatsen Sleen en Barger Oosterveld in Drenthe en voor Nijeberkoop en enkele andere dorpen in het midden van Stellingwerf, elk van beide woordenboeken vervolledigd. De lexikografen kennen nl. deze dialekten en ze kunnen zich bij twijfel snel vergewissen doordat ze gemakkelijk toegang hebben tot de informanten in kwestie. Voor de andere dorpen echter is de kompletering door de beperkte redigeertijd praktisch niet uitvoerbaar, omdat er nieuwe, langdurige afvraagprocedures nodig zouden zijn. Het bezwaar van het nastreven van werkelijke volledigheid voor slechts enkele plaatsen is echter naar onze indruk geringer dan het in theorie lijkt, en wel omdat door de vele woorden, betekenissen en verbindingen die door de informanten als alternatief werden opgegeven zowel als door de vele spontane vermeldingen, toch meestal een representatief te noemen beeld van de regionale spreiding ontstaat. Een korte uitweiding moge dit aannemelijk maken. De vijfentwintig Stellingwerver plaatsen met informantengroepen zijn ruwweg in de volgende dialektgebieden van bij elkaar gelegen dorpen te onderscheiden: 1) Noordwolde, Boijl en De Hoeve, 2) Steggerda, Peperga, De Blesse en Blesdijke, 3) Spanga, Scherpenzeel, LangelilleGa naar voetnoot26, 4) het overige West-Stellingwerf, waarbinnen het gebied westelijk van Wolvega en de resterende regio nog als eenheden kunnen gelden, 5) de Oost-Stellingwerfse dorpen Olde- en Nijeberkoop (in het materiaal uit die dorpen vindt men vaak overeenkomsten met het dialekt van het naburige West-Stellingwerfse Nijeholtpa), en 6) Makkinga en de overige Oost-Stellingwerfse dorpen, binnen welk gebied Oosterwolde, Fochteloo en Langedijke zich nu en dan onderscheiden door onderlinge overeenkomst. Bij het redigeren van het Stellingwerfs woordenboek blijkt nu dat binnen de hier gegeven (sub)groeperingen per item steeds minstens één informantengroep adekwate voorbeeldzinnen geeft of, bij ontstentenis van een woord (c.q. verbinding of betekenis) een synoniem of een bijna-synoniem in zinsverband. De belangstellende wetenschappers nu die het Stellingwerfs woordenboek t.z.t. gebruiken, zullen toch zelden met precisie het voorkomen van lexikale elementen willen weten bínnen zo'n gebied van drie à vier dorpen. Wie het woordenboek wil raadplegen met het oog op aktief gebruik of ter verklaring van een woord of verbinding en het relevante gegeven niet voor zijn dorp geattesteerd vindt, zal zich toch tevreden kunnen stellen met de vermelding van dat gegeven voor een zeer nabij gelegen dorp. Zou weliswaar van elk nieuw geregistreerd woord, ja van elk lexikaal bepaald element het voorkomen opnieuw over het gehele gebied moeten worden afgevraagd, zo'n exhaustieve aanpak moet, in verband met de geringe financiële mogelijkheden, van de hand worden gewezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afgezien van deze beperkingen m.b.t. de afvraging, moet, op grond van de nu eenmaal vastliggende redigeertijd, ook in de bewerking een reduktie worden toegepast, en wel op de informatieklassen die het woordenboekartikel idealiter bevat. De kategorie ‘etymologische bijzonderheden’ werd in de allereerste plaats geschrapt. Hoewel heel wat toekomstige gebruikers van het woordenboek etymologische uitleg interessant vinden, is de benodigde bewerking te arbeidsintensief. Indien de vraag naar een Drents/Stellingwerfs etymologisch woordenboek zou toenemen, zou een poging in het werk moeten worden gesteld te komen tot de financiering van een etymologisch lexikon. Verder is afgezien van het geven van uitvoerige, encyklopedische informatie over bijzondere zaakgebieden. Indien daartoe de behoefte zou bestaan, zouden naderhand bepaalde zaakgebieden alsnog afzonderlijke, zeer uitvoerige beschrijvingen kunnen krijgen.Ga naar voetnoot27 De ordening in beide woordenboeken is, zoals al werd meegedeeld, de alfabetische. In het Drents woordenboek wordt het hoofdlemma gevormd door de variant uit het dorp Sleen. Ook in taalgeografisch opzicht is dit dorp centraal gelegen. Indien zo'n Sleense variant in het materiaal ontbreekt, wordt een variant uit een nabij gelegen dorp in het Zuidoost-Drentse dialektgebied het lemma, of, bij ontstentenis, de vorm met de grootste geografische spreiding. In het Stellingwerfs woordenboek wordt het hoofdlemma bepaald door de grootte van het gebied waarin de variant voorkomt. Alle woorden en vaste verbindingen die zich in de korpora bevinden worden in principe in de woordenboeken opgenomen, met een aanduiding naar dialektgebied wat Drenthe betreft (of, als het om slechts enkele opgaven gaat, naar dorp of evt. auteur), en naar dorp (of evt. auteur) in geval van het Stellingwerfs woordenboek. Voor Drenthe worden, op basis van de struktuurgeografie (nl. inzake de aanwezige fonologische systemenGa naar voetnoot28) de volgende dialektgebieden onderscheiden: Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (met daarbinnen, als aparte eenheid, het zuidoostelijke veengebied), Midden-Drenthe, de Veenkoloniën en de Kop van Drenthe. In voorkomende gevallen wordt gebruik gemaakt van de aanduidingen Noord-, Zuid-, Oost- en West-Drenthe. Wanneer materiaal ontleend is aan het werk van streektaalschrijvers, wordt in het Drents woordenboek de afkorting van de schrijversnaam gebruikt. Dat gebeurt in het Stellingwerfs woordenboek eveneens voor zover het om eerdere hand- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
matige fichering gaat, maar in geval van een aantal recente geautomatiseerde bestanden volstaat een vermelding ‘l’ voor schriftelijke bron. Beide woordenboeken geven een afkorting van een auteursnaam indien het om losse notities van eerdere onderzoekers gaat. Ze maken slechts gebruik van de geëxcerpeerde literatuur of van de genoemde notities indien dat materiaal niet wordt overlapt door de gegevens die de enquêtes hebben opgeleverd. Wat Drenthe betreft gaat het vooral om de eerdere notities van Naarding. Het materiaal van wijlen de amateur-onderzoeker en schrijver H.J. Bergveld dient in de Stellingwerven als belangrijkste bron voor de kompletering van het materiaal. In dat gebied werd, zoals al werd opgemerkt, gebruik gemaakt van de Drentse enquête, maar deze moest na de maandelijkse test in de Nijeberkoper informantengroep meestal worden aangepast. De leemtes werden vaak opgevuld met materiaal uit de woordverzameling in handschrift van H.J. Bergveld en soms met bijzonder materiaal verkregen door optekening van mondeling taalgebruik. Beide korpora omvatten thans - per dorp - 11460 resp. 10400 fiches met tenminste één afgevraagd (hoofd)lemma en meestal - als gewenste illustratie van het gebruik - een aantal vrije verbindingen in voorbeeldzinnen en/of vaste verbindingen, al dan niet in voorbeeldzinnen gedemonstreerd. In het Drentse projekt werd het materiaal uit de diverse dorpen na binnenkomst per lemma alfabetisch bijeengebracht; binnen zo'n verzameling werd op dorpsnaam gealfabetiseerd. Nu echter is besloten tot een vermelding per dialektgebied is een zodanige ordening minder funktioneel geworden. In Stellingwerf bleef zo'n hergroepering naar lemma om tijdsredenen achterwege. Omdat het in deze regio om maximaal vijfentwintig ingevulde vragenfiches per lemma gaat, verkrijgt men gemakkelijk een overzicht van het materiaal van de op de redaktietafel uitgespreide fiches, zeker nu deze steeds worden gegroepeerd naar de hierboven genoemde, kleine dialektgehelen. In het Stellingwerfse projekt werd het materiaal uit een viertal centraal gelegen dorpen bij mondelinge enquêtering vastgelegd op de vragenfiches. Dit materiaal is daardoor bijzonder uitvoerig en bevat vele spontane vermeldingen, reden waarom het inmiddels is geïnspekteerd en zodanig bewerkt dat al het woorden zinsmateriaal uit deze dorpen nu op z'n alfabetische plaats staat. Het Stellingwerfse voorbeeldmateriaal dat door de redakteur wordt ingebracht, wordt getoetst op nog niet aanwezige lemma's. Het daartoe speciaal ontwikkelde komputerprogramma brengt zo'n lemma op de juiste alfabetische plaats en doet het vergezellen van ‘voorbeeldzinnen’, tot een maximum van vijf. Dat wil zeggen dat het lemma wordt vergezeld van linker- en rechter konteksten van vijf woorden of minder, al naar gelang eerder, dus vóór het vijfde woord links c.q. rechts van het woord, een punt in de tekst | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
optreedt. In ditzelfde bestand bevinden zich ook de lemma's (met dito ‘voorbeeldzinnen’) uit de ingelezen Stellingwerfse streektaalliteratuur. Bij het redigeren meldt het programma waarin de woordenboekartikelen worden geschreven de aanwezigheid van voorbeeldzinnen in dit bestand. Na afweging kunnen ze automatisch in het artikel worden opgenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IVCentraal in woordenboeken als de twee die wij hier bespreken, staat, als vanzelfsprekend, een ‘betekenisdeel’. Vooral hierin moet men pogen aan de interesses en belangen van de onderscheiden gebruikers tegemoet te komen. Dat houdt in dat men de betekenisomschrijvingen niet zozeer geeft tegen de achtergrond van een bepaalde theorie van de woordsemantiekGa naar voetnoot29, maar veeleer op pragmatische wijze, gericht op een algemeen ontwikkelde gebruiker. Het woordenboek is zo voor niet-dialektsprekers toegankelijker, terwijl de noodzaak om uitvoerig en ingewikkeld te beschrijven, vervalt. Dat levert natuurlijk een tijdsbesparing op. De op de betekenisdefiniëring volgende vrije verbindingen (‘voorbeeldzinnen’) geven nóg meer informatie, ze geven de semantische gebruiksmogelijkheden en, niet in de laatste plaats: dankzij die voorbeelden wordt vaak duidelijk, waarom een betekenisomschrijving zó en niet anders geformuleerd moest worden. De lexikograaf kan uit vele voorbeelden putten, omdat die op haast alle vragenfiches wel te vinden zijn. De gegeven voorbeeldzinnen hebben strikt genomen géén andere geldigheid dan voor de desbetreffende informantengroep. Alleen hernieuwde afvraging zou een algemenere geldigheid kunnen aantonen, maar zo'n onderneming is om praktische redenen niet te realiseren. De introduktie van de op de vrije verbindingen volgende vaste verbindingen zonder betekenisspecialisatie en de daarop volgende verbindingen mét betekenisspecialisatie verloopt vloeiend, d.w.z. zonder speciale vermelding of markering.Ga naar voetnoot30 De spreekwoorden (en cliché's e.d.) worden aangekondigd door een asterisk en vormen de laatste informatieklasse. Ze zijn in hoge mate gelexikaliseerd: in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
semantisch opzicht zijn ze als ongeleed op te vatten en formeel gezien zijn ze ‘onveranderbaar’. Ze volgen daarom op alle betekenissen en overige verbindingen; een ordening na een bepaalde betekenis met de bijbehorende overige verbindingen zou hoogst zelden funktioneel zijn. In voorkomende gevallen worden de spreekwoorden e.d. toch nog gevolgd door volkskundige informatie, zoals weer- en spotrijmen. In beginsel wordt van álle leden uit elke informatieklasse de geografische verbreiding en/of bronvermelding gegeven, dus ook van de betekenissen, de vrije en de vaste verbindingen. Dat gebeurt door het noemen van afgekorte auteurs- of plaatsnamen of van een dialektgebied; de laatstgenoemde vermelding wordt voorafgegaan door een frekwentieaanduiding. Aan de eigenlijke betekenisdefiniëring gaat de grammatikale informatie vooraf. In beide woordenboeken zullen echter de bijzondere vormen van het sterke en onregelmatige werkwoord ontbreken, te weten de preteritale stamtijden, het participium preteritum en de als gevolg van vokaalwisseling optredende speciale vormen van het presens (type: griepen - hi' j gript ‘grijpen - hij grijpt’). Het desbetreffende materiaal uit het Stellingwerfs is al wel volledig verzameld, maar het is de bedoeling om het in een appendix of zelfs in een (deel)grammatika het licht te doen zien. Wat Drenthe betreft is veel van het benodigde materiaal al verzameld t.b.v. het projekt Taalatlas van Drenthe, maar het moet nog worden aangevuld. De genoemde reduktie inzake grammatikale vormen levert voor beide woordenboeken een aanzienlijke tijdsbesparing op wat het redigeren betreft; de variatie in Drenthe zowel als in Stellingwerf is nl. heel groot, zodat men met een zeer bewerkelijk korpus te maken heeftGa naar voetnoot31. Het is echter evident dat er in de toekomst alsnog een (klank- en) vormleer moet verschijnen waarin het sterke en onregelmatige verbum in het Drents uitputtend wordt behandeld. Voor het Drents woordenboek geldt als verdere beperking bovendien nog, dat de diminutiefvormen niet worden gegeven. Dat wil zeggen, opneming van het verkleinwoord vindt - onder een eigen hoofdlemma - alleen plaats in geval van semantische specialisatie. Ook bij de diminutiva geeft de grote geografische verscheidenheidGa naar voetnoot32, zoals die m.b.t. het optreden van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
glottisslag als beginkonsonant van ‘het’ suffix in onderling verschillende fonologische konteksten, de nodige problemen. Zo heeft niet elke groep informanten deze minimale konsonant konsekwent weergegeven. Het probleem laat zich herleiden tot een tijdsprobleem, omdat aanvullende, mondelinge afvraging vereist is. Net als de vorming van de sterke en onregelmatige verba moet ook de diminuering in het Drents in een andere publikatie worden beschreven. De geografische verschillen zijn bij de diminutiva in het Stellingwerfs minder groot. In het Stellingwerfs woordenboek laten zij zich dan ook vrij eenvoudig beschrijven. In de behoefte aan overige grammatikale informatie kan wél worden voorzien. Het woordgeslacht (de, het) wordt gegeven op basis van het gebruik op de vragenfiches, zonodig aangevuld met de kennis van de lexikograaf. Bijzondere pronominale verwijzingen (nl. door ‘zij’) kunnen alleen worden opgenomen voor zover ze uit het materiaal spreken of de lexikograaf anderszins uit het Drents bekend zijn. De komplementen die verba optioneel of verplicht hebben, kan men eveneens uit het vele materiaal aflezen, zodat gebruikelijke karakteriseringen als ‘overgankelijk’ en ‘onovergankelijk’ zich doorgaans gemakkelijk laten geven. Wanneer een werkwoord door de meeste groepen in het overgankelijke gebruik wordt gedemonstreerd, valt een onovergankelijk gebruik des te eerder op. In dergelijke gevallen is een gebruik natuurlijk niet werkelijk voor het gehele dialektgebied geattesteerd. Omdat evenmin duidelijk is of het dorp dat een onovergankelijk werkwoord demonstreert niet ook de overgankelijke variant kent, wordt volstaan met het vermelden van beide mogelijkheden zonder nadere aanduiding per regio of dorp. (De leden van welke informatieklasse dan ook worden in beginsel zo goed mogelijk gelokaliseerd. Naar de semantische mogelijkheden is steeds expliciet gevraagd; zodoende wordt wel elke betekenis gelokaliseerd, evenals de verbindingen.) Het Stellingwerfs woordenboek zal, i.t.t. het Drentse, ook de woordvarianten in het fonetisch schrift weergeven en bijzondere syntaktische informatie verstrekken over b.v. de woordvolgorde (vgl. b.v.... omdat hi' j him heurd had zingen vs.... omdat hi' j him zingen heurd had ‘... omdat hij hem had horen zingen’) en over het bijzondere verschijnsel van dubbele deelwoordvorming (van het type Hi' j zol dat daon hebben kund ‘hij zou dat gedaan kunnen hebben’, vgl. Bloemhoff 1979). Ter afsluiting van deze paragraaf sommen wij hierna de opgenomen informatieklassen op, waar nodig gedifferentieerd naar regio. Hieronder zijn, ter illustratie, nog een zestal artikelen in ontwerp uit beide woordenboeken opgenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. ingang, rangordecijfer homoniemen; 2. (in het Stellingwerfs woordenboek:) spelling- en regionale varianten (evt. voorafgegaan door een aanduiding van de mate van voorkomen) of verwijzing van neven- naar hoofdlemma; 3. de vermelding de of het naar gelang het woordgeslacht, evt. gevolgd door een bijzondere pronominale verwijzing met zij; 4. meervoud; 5. verkleinings- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitgang (Stell. wdb.); 6. woordsoort anderszins; 7. buigings- en plaatsbaarheidsbijzonderheden; 8. onregelmatige vergrotende en overtreffende trap; 9. de aanduiding overgankelijk en/of onovergankelijk; 10. hoofdvormen van het regelmatige werkwoord (Stell. wdb.); 11. bijzonder gedrag in een werkwoordsgroep (Stell. wdb.); 12. weergave in het fonetisch schrift (Stell. wdb.); 13. als 2, nl. in geval van het Drents woordenboek; 14. betekenisdefiniëring inklusief gebiedsaanduiding en/of bronvermelding; 15. voorbeeldzin(nen) in kursief, gevolgd door lokalisering en/of bronvermelding; 16. vaste verbindingen, opklimmend in graad van semantische en formele specialisatie, elk gevolgd door lokalisering en evt. één of meer voorbeeldzinnen met lokalisering (als onder 14 en 15); 17. spreekwoorden, dito gelokaliseerd, ingeluid door een asterisk; 18. lexikale eenheden groter dan het spreekwoord (weerrijmen, spotrijmen etc., evenzo gelokaliseerd). Een bijzonderheid van het Stellingwerfs woordenboek is verder nog dat vaste verbindingen die op de uitspraak na gelijk zijn aan die in het Nederlands, doorgaans worden opgesomd zonder nadere betekenisdefiniëring. Bovendien worden woorden waarvan de informatie - evt. op de uitspraak na - gelijk is aan die in het Nederlands, alleen weergegeven door een lemma, de fonetische weergave en het equivalent uit het Nederlands. Voor de bewerking van het Drents woordenboek geldt dat geografische varianten van samenstellingen slechts worden behandeld, indien zich daarin semantische dan wel vormelijke lexikale specialisatie voordoet (zoals in het geval van bindfonemen). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VBinnen afzienbare termijn kunnen er een tweetal belangwekkende, nieuwe dialektwoordenboeken uit het Nedersaksisch taalgebied worden gerealiseerd. In het licht van de financieringsperikelen van langlopende taalkundige projekten, met name de vaak als ‘oninteressant’ te boek staande lexikografische, is dat een ontwikkeling die enige aandacht verdiende. Het materiaal dat daarmee het licht zal zien en de wijze waarop aan beide woordenboeken vorm wordt gegeven, zal voor beide regio's, Drenthe en Stellingwerf, van grote betekenis zijn in het voortgaande proces van zorg voor de eigen taal en kultuur. Voor de taalwetenschap ontstaat met betrekking tot de gebieden in kwestie een in tweeërlei opzicht nog ongekend rijke bron. Naar onze mening valt er, ondanks de gesignaleerde perikelen, voor de geïnteresseerde in de dialektlexikografie behalve enige bruikbare informatie ook hoop te putten uit het vorenstaande. Een gedegen projektplan, een levendige fondswerving en, hoe pijnlijk soms ook, een realistische reduktie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en/of het onderbrengen van bepaalde komponenten in aparte beschrijvingen, maken anno 1991 een langlopend lexikografisch projekt niet bij voorbaat onrealistisch, terwijl een aanpak die uit een wetenschappelijk oogpunt aanvaardbaar is, naar onze overtuiging tot de mogelijkheden blijft behoren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ZusammenfassungNach zwanzig- bzw. fünfzehnjähriger Sammelphase befinden sich das Drents Woordenboek und das Stellingwerfs Woordenboek jetzt im Stadium der Ausarbeitung. Im vorstehenden Beitrag werden beide Projekte skizziert, wobei u.a. auch die angesichts finanzieller Zwänge und daraus abzuleitender Vorgaben unvermeidlichen Vereinfachungen in Aufbau und Gestaltung der Wörterbücher diskutiert werden. Das Ziel sind auf wissenschaftlichen Prinzipien basierende Wörterbücher, die möglichst vielen denkbaren Benutzungs-situationen entsprechen können. |
|