Taal en Tongval. Jaargang 43
(1991)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J.B. Berns
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Historisch overzichtGoossens (1977: 106vv) onderscheidt in zijn overzicht van de geschiedenis van de Nederlandse dialectologie vier periodes, de voor-taalgeografische tijd, de begintijd van de taalgeografie, de doorbraak van de dialectgeografie en de institutionalisering van de dialectgeografie. De dialectwoordenboeken worden behandeld onder ‘de voor-taalgeografische tijd’ en kennen een onderverdeling in: idiotica, vakwoordenboeken, kruidwoordenboeken en moderne taalgeografisch opgevatte woordenboeken. Tot die laatste kategorie behoren het WBD, het WLD, het WVD en het WZD, het enige voltooide woordenboek ‘dat aan de moderne dialectologische eisen voldoet’ (Goossens 1977: 115). In feite anticipeert deze indeling op de later gegeven periodisering. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
want de moderne taalgeografisch opgevatte woordenboeken gaan verschijnen na de institutionalisering van de dialectgeografie. Tegelijkertijd is het zo dat de traditie van (voor een belangrijk deel) door ‘dilettanten’ samengestelde woordenboeken is doorgegaan en in de laatste jaren een nieuw hoogtepunt beleeft. In Goossens' overzicht zijn alle woordenboeken tot 1976 opgenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Karakteristiek van de ‘oude’ dialectwoordenboekenEen overzicht van de stand van zaken van de Nederlandse dialectlexicografie tot 1968 geven Heeroma (1968: 115-130) Goossens (1968: 131-145). Van belang is ook de inleiding van Goossens in Maasen-Goossens (1975: 5-24). Heeroma schildert de feitelijke toestand van dat moment: ‘Das Amsterdamer Mundartenbüro beschäftigt sich nicht speziell mit der Lexikographie; es tun dies die beiden, in der Dialektkommission vertretenen, Universitätsinstïtute In Groningen - das Nedersaksische Instituut, das unter meiner Leitung steht - und in Nimwegen die Nijmeegse Centrale voor Dialect- en Naamkunde, unter dem Direktorat von A. Weijnen’ (Heeroma 1968: 128-129). Heeroma schetst verder het programma van de beide instellingen. Nijmegen geeft de twee belangrijkste, de Nederlands-Belgische grens overschrijdende woordenboeken uit, het WBD en het WLD, Groningen stelt zich bescheidener op en ‘dort geht man aus von schon handschriftlich vorhandenen, lokalen Wörtersammlungen von “Amateuren”, Sammlungen die durch eingehendere Untersuchungen am Ort und unter Mitwirkunkung eines Gesprächskreises von Mundartsprechern wissenschaftlich zu echten Mudartwörterbüchern vervollständigt werden’. Hij wijst op Deunk (Winterwijk), Entjes (Vriezenveen) en het op BergsmaGa naar voetnoot3 en Naarding voortbouwende Drentse woordenboek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het door Heeroma ontvouwde programma is in eerste instantie niet meer dan de constatering van feiten. Van een georganiseerde werkverdeling tussen de diverse instituten was geen sprake. Het Nedersaksisch Instituut was een duidelijk regionaal instituut; de Nijmeegse Centrale voor Dialect- en Naamkunde had verdergaande ambities dan de documentatie van de Brabantse en Limburgse dialecten, getuige het internationale project van de Europese taalatlas. De Dialectencommissie heeft het maken van dialectwoordenboeken nooit als haar taak beschouwd.Ga naar voetnoot4 Tot 1930 waren er in (Noord-) Nederland ruim vijftien dialectwoordenboeken, redelijk gespreid over het hele land. In voorbereiding was een groot Zeeuws woordenboek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na 1976Aan de reeks moderne taalgeografisch opgevatte woordenboeken kan worden toegevoegd het Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), waarvan een proeve werd gegeven door Bloemhoff (1986: DMB 38: 1-41; zie in dit verband ook de bijdrage van Niebaum en Bloemhoff aan dit nummer) en het Woordenboek van de Achterhoekse en Liemerse Dialecten (WALD), waarvan de eerste aflevering in 1984 verscheen. De opzet van het WALD sluit in grote lijnen aan bij die van de andere systematisch geordende woordenboeken, afwijkend is het consequente gebruik van dialect als metataal (Schaars 1991: 101-109). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DialectrenaissanceSedert het eind van de jaren zestig, in de ene streek iets later in de andere weer vroeger, kan men een verhevigde belangstelling voor het eigen dialect waarnemen. In de Duitse literatuur spreekt men wel van ‘Dialektrenaissance’, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Dialektwelle’ of van ‘Wiederentdeckung der Dialekte’ (Reinert-Schneider 1987: 7). Deze golfbeweging gaat gelijk op met een toegenomen belangstelling voor lokale en regionale geschiedenis, voor genealogisch onderzoek en voor ‘vroeger’, met name oude gebruiken en klederdrachten. Het is een algemene waarheid dat de belangstelling toeneemt als iets dreigt te verdwijnen. Daarmee is deze dialectgolf voor een deel te verklaren. Maar er zijn ook andere faktoren in het spel. Mattheier noemt als belangrijkste de steeds betere beheersing van de standaardtaal, waardoor een vorm van tweetaligheid ontstaat, die het dialect nieuwe kansen geeft (Mattheier 1980: 171vv), zij het op zeer beperkt domein (Van de Plank 1985: 106-107). In een aantal streken - grosso modo zijn dat de gebieden waar de positie van het dialect nog redelijk stabiel was, Zeeland en Westfriesland in het westen en de oostelijke helft van Nederland - is er eerder sprake van een zekere continuïteit, daar is de belangstelling voor het eigen dialect nooit weggeweest. De groep belangstellenden is groter geworden. Voor de dialectlexicografie betekent dit dat er veel nieuwe woordenboeken bijkomen of op stapel gezet worden en dat van oudere woordenboeken reprints verschijnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ReprintsIn het kader van deze dialectgolf verschijnt er een opvallend aantal heruitgaven van oudere dialectwoordenboeken, met als motivering grote belangstelling van een breed publiek, niet meer verkrijgbaar, nog altijd aktueel. Er is duidelijk een nieuwe markt ontstaan. Beter en diverser onderwijs aan grotere groepen van de bevolking werpt duidelijk zijn vruchten af.Ga naar voetnoot5 De wijze waarop de reprints gepresenteerd worden, laat wel een en ander te wensen over. Het commerciële belang prevaleert boven het wetenschappelijke. In 1985 verscheen een herdruk van H. Molema, Woordenboek der Groningsche Volkstaal. Winsum 1887. Groningen, Wolters-Noordhoff/Bouma's Boekhuis. De heruitgave wordt niet ingeleid, maar op de achterzijde van het omslag wordt een summiere verantwoording gegeven. Vergelijking van Molema met het Woordenboek van Ter LaanGa naar voetnoot6 laat zien dat de laatste vooral het ‘volkseigene’ op het oog had, terwijl Molema meer aandacht had voor de wetenschappelijke aspecten van de taal. Bovendien is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Molema's woordenboek een goede gids tot oudere teksten in de Groninger volkstaal.Ga naar voetnoot7 Overdieps woordenboek van Katwijk aan Zee verscheen in 1949. Het was al jarenlang uitverkocht en in 1987 kwam er een heruitgave van het woordenboek met de verhalen en de gesprekken van oude Katwijkers uit. In deze uitgave een uitgebreid aanvullend voorbericht, dat exemplarisch is voor de wijze waarop dialectwoordenboeken - ook heruitgaven - nu tot stand komen. ‘Aanvankelijk vormde de Oudheidskamer de zichtbare kern van die belangstelling [voor het eigen verleden]. In 1966 werd het Genootschap Oud Katwijk opgericht, en in 1983 kreeg Katwijk de beschikking over een eigen en drukbezocht museum’ (Voorbericht), dat die centrumfunctie overneemt. De plaatselijke boekhandelaar brengt de heruitgave op de markt. De herdruk van Jongeneel 1884 uit 1980 heeft geen voorwoord. De tekst op de achterkant is heel duidelijk: ‘Dit boek hoort bij alle Heerlenaren thuis. Maar ook taalkundigen en dialectvorsers zullen er veel plezier aan beleven.’ In de eerste uitgave zijn nog alleen de taalkundigen en de dialectologen de doelgroep. De leek komt slechts zijdelings even om de hoek kijken, als Jongeneel zijn spelling verdedigt: ‘Aan dezulken, die naar den roem van Heerlsche Frits Reuter's willen dingen, kan best de keus eener eigene spelling worden overgelaten’. In 1975 verscheen Het Urker woorden- en spreekwoordenboek. Met een lijst van ‘scheeps- en visserijtermen’. Een uitgave van de Vuurtoren te Urk. Elke nadere verantwoording ontbreekt. Al gauw werd duidelijk dat hier sprake is van een roofdruk. Het deel ‘Lijst van scheeps- en visscherijtermen’ is met ‘de Woordenlijst’ letterlijk overgenomen uit Meertens-Kaiser (1942: 345-355 en 356-496). De heruitgave is verlucht met foto's en tekeningen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat is het enige nieuwe; verder is de oude spelling en het oude buigingssysteem klakkeloos overgenomen. Dat men het ‘brede publiek’ op het oog had, blijkt uit het feit dat in de woordenlijst alle verwijzigingen naar andere bronnen zorgvuldig zijn afgeplakt. De Stichting voor het Bevolkingsonderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepolders heeft in 1990 ‘Urk’ opnieuw uitgegeven in een reeks ‘Flevo Profiel Facsimile’ De roofdruk van 1975 wordt hierin met geen woord genoemd.Ga naar voetnoot8 Aparte vermelding verdient de heruitgave in 1986 van het Woordenboek van het Deventer dialect, onder voorzitterschap van H.J. van Baalen. Dit is niet zo maar een herdruk van de uitgave van Draaijer (1896). Evenals dat gebeurd was met de heruitgave door Van de Lande-Fijn van Draad (1936) werd ook nu met behulp van een werkgroep het Deventer woordenboek onder de loep genomen en werd er geschrapt wat verdwenen was en toegevoegd wat ontbrak. Op deze manier ontstond een gemoderniseerde Draaijer. Ook het Heerder woordenboek is een goed voorbeeld In 1937 stelde L. Bosch, die onder het pseudoniem Bât achter de Meule in 1930 al een bundel Riempies had uitgegeven, een omvangrijke Heerder woordenlijst samen. ‘De bedoeling van de vervaardiger is een handleiding in 't licht te geven om het dialect van Herde te leeren verstaan en spreken door hen, die slechts het beschaafd Nederlandsch alsmede enkele woorden der moderne talen kennen’. Van deze gestencilde woordenlijst bevindt zich een exemplaar in de bibliotheek van het P.J. Meertens-Instituut. Deze woordenlijst moet de basis gevormd hebben voor L. Bosch, Beknopt Heerder Woordenboek. Huizen 1940. Supplement. Z.p. 1941. Supplement. Heerde, Z.j. In 1945 was een tweede druk gereed, die in 1948 echt op de markt kwam (Heerde, W. van der Most en Zonen). ‘De bedoeling van dit werkje is een bescheiden bijdrage te leveren tot de kennis der Veluwsche dialecten’, aldus het voorwoord, dat ook in de tweede druk is opgenomen. Van dit woordenboek verscheen in 1979 een herziene en uitgebreide uitgave, maar nu onder auspiciën van de Heerder Historische Vereniging. D. Otten en A. Klein Kranenburg, Woordenschat van het Heerder en Wapenvelder Dialect. Herzierning en uitbreiding van het Beknopt Heerder Woordenboek van L. Bosch. Heerde 1979). Een heel eigen plaats neemt in dit geheel de publikatie van het Limburgs Idioticon (Maasen - Goossens 1975) in. Het is de bundeling van de tussen 1885 en 1902 verschenen ‘Woordenzangen’ in het tijdschrift 't Daghet in den Oosten.Ga naar voetnoot9 Het is een handige uitgave, die op geheel verantwoorde wijze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van verspreid verschenen woordenlijsten een handzaam idioticon maakt in de beste betekenis van het woord. In zekere zin is het een vorm van reprinten, maar een verantwoorde. Dat geldt op een andere manier voor de gedrukte uitgave van het cahier Willems voor Beek-Elsloo in: Dialect van Beek-Elslo, door J.L.H. Roebroek (1851-1924), met inleidingen van F. Ramaekers en P. Goossens (Deel 3 in de reeks Wat Baek ós bud).Ga naar voetnoot10 De uitgave opent met een ‘Ten geleide’ van Professor Dr. A. Weijnen, waarin het belang van deze uitgave nog eens onderstreept wordt. Na een ongemeen felle aanval op de eenzijdigheid van de sociolinguïstiek prijst Weijnen de belangstelling voor en de bestudering van ‘juist het typische’ van het eigen dialect, waarvoor ‘een groot lezers- en koperspubliek’ is. Letterlijk zegt hij: ‘Daarom zijn dialectbeschrijvingen die de volle rijkdom van het dialect tonen dan ook op hun wijze in hoge mate maatschappelijk relevant’.Ga naar voetnoot11 Verscheen het Limburgs Idioticon in het kader van een wetenschappelijke commissie, dit boek is het initiatief van een Historische vereniging. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het milieu en de initiatiefnemersIn het eerste kwart van deze eeuw worden los van elkaar verenigingen opgericht met als een van de doelstellingen de instandhouding en bevordering van het eigen dialect. Voor het oosten van het land de Vereeniging tot Onderzoek van Taal en Volkseigen in het Oosten van Nederland (1902), met als eigen orgaan de Driemaandelijkse Bladen (1902-1930, 1949 -). De voornaamste doelstelling is ‘opsporen en verzamelen van alles wat op 't gebied van taal en volksleven in de oostelijke provinciën belangrijk is’. Die ‘oostelijke provinciën’ zijn Drenthe, Overijsel en Gelderland.Ga naar voetnoot12 De in 1949 heropgerichte Driemaandelijkse Bladen, ‘Tijdschrift voor taal en volksleven in het Oosten van Nederland’ zijn sedert jaargang 7 (Nieuwe Serie) tevens ‘Orgaan van het Nedersaksisch Instituut’ Groningen: ‘De Grönnnneger sproak’ (1917); Westfriesland: het ‘Historisch Genootschap Oud-Westfriesland’ (1926); Limburg: ‘VELDEKE, vereniging tot instandhouding en bevordering van de Limburgse volkscultuur’ (1926); Zeeland: ‘Zeeuwsche | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vereeniging voor Dialectonderzoek’ (1926).Ga naar voetnoot13 Drente: ‘Het Drents Genootschap’ (1929), met een eigen maandblad ‘Drente’, dat sedert het derde nummer van de zesde jaargang (augustus 1934) in de ondertitel expliciet vermeldt: ‘gewijd aan (....) Dialectonderzoek’. Noord-Brabant: ‘Brabantia Nostra (1935) en ‘Edele brabant (1946-1950).Ga naar voetnoot14 Met de oprichting van de Fryske Akademie op 10 september 1938 werd het onderzoek naar de Friese taal en de Friese dialecten meer gecentraliseerd, binnen het taelkundich wurkforbân, met als onderafdeling een dialectencommissie.Ga naar voetnoot15 Friese Dialectwoordenboeken konden verschijnen binnen de reeks eigen uitgaven van de Akademy: Fokkema 1968, Roggen 1976, Van Wichen-Schol 1986, Oud 1987 en in de reeks Fryske Dialektstúdzjes: Blom, 1981.Ga naar voetnoot16 Niet alleen taalgeografisch, maar ook organisatorisch neemt 't Bildt een eigen plaats in met de Stichting het Bildtse Boek. Alleen de ‘Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek’ realiseert haar doelstelling, met de uitgave van het Woordenboek van de Zeeuwse dialecten ‘het enige voltooide woordenboek dat aan de moderne dialectologische eisen voldoet’ (Goossens 1977: 115). VELDEKE treedt veeleer stimulerend op en bevorderde in het verleden, maar ook nu nog via de plaatselijke afdelingen de publikatie van dialectwoordenboeken. De uitgave in boekvorm in 1928 van Het Valkenburgsch Plat van Th. Dorren is daarvan de eerste proeve.Ga naar voetnoot17 Onder auspiciën van plaatselijke VELDEKE-verenigingen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verschenen het Weerterlands Woordenboek (1983) en het Venrays Woordenboek (1991). Er zijn met uitzondering van het WZD geen grote regionale woordenboeken tot stand gekomen onder het gezag van de hiervoor genoemde genootschappen en verenigingen.Ga naar voetnoot18 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Regionale Instituten en VerenigingenEr waren dus in het eerste kwart van de eeuw in de ‘echte’ dialectgebieden verenigingen tot instandhouding van het eigen dialect, maar de rol van het z.g. ‘brede publiek’ is nog uiterst gering. Dat verandert met de oprichting van regionale instituten, naar het model van de Fryske Akademy. Rond de tachtiger jaren werden een soort regionale academies gesticht, compleet met een algemeen en een dagelijks bestuur, een raad van advies en contribuanten, die donateurs, ‘stiepers’ en ‘schaorpaolen’ genoemd kunnen worden. De betrokken Provincies en de gemeenten, gelegen in het gebied van onderzoek, worden geacht via subsidies in de kosten bij te dragen. Zo ontstonden de Stellingwarver Schrieversronte, te Oosterwolde (1972), het Staring Instituut in Doetinchem (1979), de IJsselacademie te Kampen (1981), de Stichting Twente Akademie Stad en Land te Borne, nu Enschede (1981) en het Project Drentse Taol, onder auspiciën van de Culturele Raad, te Assen (1987)Ga naar voetnoot19 Hiermee is eigenlijk het gebied van de Vereeniging tot Onderzoek van Taal en Volkseigen in het Oosten van Nederland opnieuw bezet. In Zeeland bleef ook na de publikatie van het WZD waarvan sedert 1964 acht drukken verschenen, De Zeeuwsche Vereeniging doorgaan met haar aktiviteiten, het verzamelen van aanvullingen en het uitgeven van regioboeken.Ga naar voetnoot20 Naast VELDEKE werd in 1976 voor de beide Limburgen de Limburgse Vereniging voor Dialect- en Naamkunde opgericht, een vereniging die geregeld symposia organiseert en eigen Mededelingen uitgeeft (Nr. 1 1976 -). Was De Zeeuwsche Vereeniging een koploper, om de te kunnen komen tot de uitgave van een supplementdeel was het nodig een stichting in het leven te roepen, de Stichting de Zeeuwse Taele, met als doel die middelen te fourne- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ren en voor die institutionele omgeving te zorgen die de publikatie van dat deel wetenschappelijk verantwoord doet zijn en financiëel mogelijk maakt. Een tweede dr. Ghyssen is er niet.Ga naar voetnoot21 De oprichting in 1989 van de Stichting Streektaal Alblasserwaard Vijfheerenlanden in Langerak, werkend in dit Utrechtse en Zuidhollandse gebied en beschikkend over een eigen instituut, mag een unieke gebeurtenis genoemd worden.Ga naar voetnoot22 De kring is nu rond. Alle provincies - Flevoland wordt bediend door de Stichting voor het Bevolkingsonderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepolders - hebben nu een vorm van organisatie. Op plaatselijk of klein-regionaal niveau zijn het de historische of heemkundige kringen en verenigingen waarbinnen een werkgroep ‘dialect’ opereert, met als doel te komen tot een dialectwoordenboek. Hier kan gewezen worden op de Kirchröadsjer Dieksiejoneer (1987) dat op lokaal niveau een vorm van organisatie kreeg in de Stichting Kirchröadsjer Dieksiejoneer met een eigen jaarboek Uver plat jekald (Wijnen 1991: 50-53). De Sliedrechtse Werkgroep Dialect opereert onder auspiciën van de Oudheidkundige Vereniging ‘Sliedrecht’. Het in de maak zijnde woordenboek van het dialect van de Hoekse Waard is gehuisvest in het streekmuseum te Heinenoord. ‘Zuid-Holland, de bakermat van het algemeen Nederlands, kan men wat de dialectstudie betreft een achtergebleven gebied noemen. De verschillen met het “Nederlands” zijn soms zo klein dat de sprekers zelf hun taal niet als een dialect, maar als “plat” beschouwen’, schreef Jo Daan in 1964 (Daan en Heeroma 1965: 5). Waaraan kan de veranderde houding tegenover het eigen dialect en de hernieuwde belangstelling ervoor beter geïllustreerd worden dan aan de situatie in Zuid-Holland. De bibliografie was in 1965 nog uiterst mager. Woordenboeken van enige omvang waren er nauwelijks. Op dit ogenblik wordt de klaatste hand gelegd aan het woordenboeke van de Hoekse Waard. De Krimpenerwaard komt verderop ter sprake. Leden van de werkgroep Dialect van de oudheidkundige Vereniging ‘Sliedrecht’ publiceren geregeld verhalen in De Merwebode, waarvoor grote belangstelling bestaat. In 1987 verscheen een eerste bundel Stoep op Stoep af: Sliedrechtse vertellingen van 't Kaoichie tot de Rosmeule. De belangstelling was buitengewoon groot. Ondertussen werkt de werkgroep gestaag aan het Sliedrechtse woordenboek. Sibrand de Grauw en Gerrard Gast gaven in 1983 ABC Dordt. Dordtse woorden en uitdrukkingen, gedichten, versjes en dialect uit in een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oplage van 2000 exemplaren. Het boekje (80 blz.) was snel uitverkocht. Onlangs verscheen een nieuwe, uitgebreide uitgave (160 blz.) in een oplage van 4000 exemplaren, omdat er zoveel belangstelling in Dordrecht is en van de kant van Dordtenaren elders. (Telefonische mededeling van de heer de Grauw). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IndividuenHet woordenboek van het Dialect van Meerlo-Wanssum (1973) was het werk van één man, Th. van der Voort. Heel bijzonder is de aanleiding tot het samenstellen van het Tungelroys woordenboek: Thematisch woordenboek van het Tungelroys (Amsterdam 1985) - ook een eensmans onderneming - door G.F. Kooijman met als locaal pseudoniem Hallefers Nor Het woordenboek is een dankbetuiging aan de bevolking van Tungelroy voor de gastvrijheid en de bescherming die hij tijdens de oorlogsjaren als onderduiker mocht ondervinden. De auteur heeft zich het plaatselijke dialect zowel aktief als passief eigen gemaakt; van zijn hand verschenen gedichten in het dialect van Tungelroy in VELDEKE. Dit is uniek in de dialectologie. Dr. J.C.P. Kats speelt in het voorwoord van zijn Remunjs Waordebook (1985) met het werkwoord voldoen, want met de publikatie van dit werk ruim 45 jaar na zijn proefschrift (1939) is aan een oude wens ‘voldaan’. De Brabander Cor Swanenburg combineert schrijven in dialect met het uitgeven van boeken over het dialect: 1985 Wiej wè bewaort... 1987 Diej hè wè, 1988 Zin 't wefke, 1991 En ze waar al 80 jaor maagd, waarvan de titels één doorlopende zegswijze vormen. Klaas Woudt bracht als uitgever, bij het 150-jarig jubileum van Drukkerij Heijnis in 1971 een heruitgave van Boekenoogen, met supplement en een biografie. Hij publiceert in 1984 Deer hoor ik je. Gedachten over de Zaanse streektaal (Wormerveer, Stichting Uitgeverij Noord-Holland). Soms kan het werk van een individu verschijnen binnen het kader van een historische vereniging of een Streekarchief, zoals de doctoraalscriptie van de Leidse Neerlandica Nellie van de Endt. Haar scriptie uit 1988 verscheen in 1990 in een omgewerkte en verkorte versie onder de titel Van IJzendijkers, nijpnaarzen en andere minne breiers. Een verzameling woorden uit de Krimpenerwaard (Schoonhoven). Het is een speciale uitgave bij gelegenheid van het vijftienjarig jubileum van de Historische Encyclopedie Krimpenerwaard. Nol Hell bracht zijn Millings woordenboek uit in de reeks ‘Heemstudies’ van de Heemkundekring De Duffelt/Heimatverein Die Düffel te Millingen aan de Rijn (1991). Een aparte plaats neemt het Twentse Woordenboek van ‘meester’ Dijkhuis (G.J.H. Dijkhuis, Twents in woord en gebruik. Twente Woordenschat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bijeengebracht en toegelicht door G.J.H. Dijkhuis te Borne in. Het verscheen in 1979, als een uitgave van de Coöp Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank B.A. in Twente, een lijvig boekwerk van 1041 bladzijden. Het boek kon verkocht worden voor de f 17,50 en was binnen één week uitverkocht. In 1980 volgde een herdruk. Dit woordenboek ging in Twente echt functioneren, er verschenen aanvullingen en verbeteringen in de vorm van artikelen en krantenrubrieken en in 1991 volgde een complete heruitgave: Twents Woordenboek. Twents in Woord en Gebruik door G.J.H. Dijkhuis. Derde herziene en uitgebreide druk m.m.v. de Twente Akademie te Enschede (1294 bladzijden). Dit voorbeeld illustreert hoe een particulier initiatief wordt overgenomen door een regionaal Instituut en van het werk van één man uitgroeit tot een woordenboek van Twentenaren voor Twentenaren. De uitgevers stellen in hun voorwoord dan ook trots vast dat deze nieuwe uitgave van Dijkhuis ‘hèt’ Twentse Woordenboek is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De gebruikersImpliciet kan men uit de verkoopcijfers van dialectwoordenboek iets te weten komen over het gebruik dat ervan gemaakt wordt. Het sukses van het WZD (er verschenen zeven drukken, van de zevende druk werd in 1990 een fotografische heruitgave gemaakt in een oplage van 750 exemplaren. Prijs bij voorintekening f 175,00, daarna f 195,00. De heruitgave is op dit moment bij de uitgever volledig uitverkocht. In totaal zijn er van dit woordenboek ongeveer 8000 exemplaren verkocht) en van het Twentse woordenboek (Dijkhuis) is te danken aan de gebruikers. Van het eerste deel van het WALD werden 8000 exemplaren verkocht, een ongekend sukses; de verkoopcijfers van de delen 2A en 2B liggen ook boven de 3000. Het Drents woordenboek van H. Hadderingh en Bart Veenstra, eerste druk augustus 1979, meteen uitverkocht, herdruk september, thans de vierde druk (Meppel 1988), is duidelijk een sukses gebleken.Ga naar voetnoot23 Het Kerkraads woordenboek was meteen bij de presentatie in 1987 al uitverkocht, een tweede druk volgde in hetzelfde jaar. Het bestuur van de Stichting Kirchröadsjer Dieksiejineer schat dat er tussen de acht en negenduizend exemplaren verkocht zijn. De reprints laten zien welke streken gevoelig zijn voor dialectwoordenboeken. Op de vraag of dialectsprekers echt iets in een dialectwoordenboek opzoeken werd antwoord gegeven via vragenlijst 57 (1982) van het P.J. Meertens-Instituut. Vraag 14 luidde: ‘Gebruikt u wel eens boeken bij het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
invullen van de vragenlijsten? Zo ja, kunt u aangeven welke boeken?’ Er kwamen 606 ingevulde lijsten binnen. 523 correspondenten antwoordden dat ze geen woordenboek gebruikten. Omdat er in deze lijst veel namen van planten gevraagd werden, scoorden flora's hoog, ze worden vijftien keer genoemd. Maar ook dialectwoordenboeken hebben een functie, 42 medewerkers maken er gebruik van, bovendien werd dertien keer opgegeven dat, met name voor de juiste spelling, literatuur in de streektaal wordt geraadpleegd; zestien informanten maken gebruik van een Nederlands woordenboek, Van Dale wordt drie keer met name genoemd. Van de dialectwoordenboeken heeft Ter Laan de hoogste score: dertien. Onder degenen die nooit een woordenboek gebruiken zijn er die menen dat het gebruik van een dialectwoordenboek - ze noemen ze met name - de zuiverheid van de antwoorden zou aantasten; anderen merken op, die woordenboeken heeft u zelf wel in de kast staan, daar gaat het u niet om. In ieder geval blijkt uit deze vraag dat de dialectwoordenboeken algemeen bekend zijn bij de correspondenten, ook bij diegenen die het niet gebruiken bij het invullen van de vragenlijsten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DoelgroepenVastleggen wat er nog vast te leggen is, want alles verdwijnt en zeker de dialecten, dat is heel vaak het motief voor het samenstellen van een dialectwoordenboek. Een negatieve inspiratie, in het beginperiode van de dialectlexicografie al volop beleden. De komst van de spoorwegen werd als bedreigend gezien, de toenemende indutrialisatie en de daarmee samenhangende uitbreiding van de steden.Ga naar voetnoot24 De laatste jaren is er een nieuw argument bij gekomen. Het dialectwoordenboek krijgt de functie van een vreemde-talen-woordenboek. De jeugd kent het dialect niet meer of de import moet in staat gesteld worden het dialect te leren. Daarom gaf K. Schönfeld Wichers in 1959 een bescheiden Rijssens Woordenboek uit. In 1979 volgde Woordenboek Nederlands Twents en in 1983 Woordenboek Twents Nederlands. De uitgever is de Stichting voor oud-Twentse volkstaal Vereniging Oudheidkamer Twente. Veelzeggend is in dit verband ook de titel: Zouwe kenne waai Hellemonders mekaar vurstaan (vierde druk, Helmond 1991, uitgave van de Heemkundekring ‘Beistervelds Broek’). Het sukses van het Zakwoordenboek Gronings-Nederlands. Nederlands-Gronings van Siemon | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reker, eerste druk 1988 (Veendam), tweede herziene druk binnen één jaar (Veendam 1989), waarbij het beschibaar komen van een uitgebreide (12.000 items) Nederlands-Groningse woordenlijst als grote verdienste wordt genoemd, spreekt boekdelen. Ondertussen is een vergelijkbaar Drents Zakwoordenboek in voorbereiding. Maar de grootste doelgroep vormen de dialectsprekers en dialectminnaars zelf ter plaatse of juist ver weg van hun geboorteplaats. De sociaal-economische situatie in Nederland noodzaakt mensen tot verhuizing teneinde carrière te kunnen maken. Door het feit dat de Randstad het economische middelpunt is, Amsterdam het culturele en Den Haag regeringszetel, is er in het Westen een zekere concentratie van mensen uit de andere gewesten waar te nemen. Hun regionale bewustzijn en door de afstand verhevigde belangstelling voor de eigen streek zijn de drijfveren voor het oprichten van eigen verenigingen, zoals Zeelandia, Vereniging van Zeeuwen te 's-Gravenhage, Drenthe, vereniging te Utrecht, met Oes Kraantien, Groningen, vereniging voor Delft en omstreken, met 't schienvat, Limburgia, vereniging van Limburgers in Den Haag met Limburgia en later Limburgia Gazet.Ga naar voetnoot25 Deze Zeeuwen, Drenten, Groningers en Limburgers in den vreemde zijn belangrijke promotors van de belangstelling voor en de bestudering van het dialect van het land van herkomst. Het is niet bekend hoe levend en hoe aktief de verenigingen op dit moment nog zijn. Bekend is wel dat de belangstelling voor de eigen regio er nog altijd is. Zeeuwen enz. buiten Zeeland kopen hun regionalia. Dat gebeurt ook op meer lokaal niveau. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De sponsors en financiersAls Ter Laan in 1922 zijn woordenboek in eerste aanleg gereed heeft biedt hij het de Staten van Groningen aan om het te doen uitgeven. De Commissaris van de Koningin wenste ‘dat ik de vorm van mijn aanbod zou veranderen; Gedeputeerden zouden aan de Staten voorstellen, een subsidie van f 1500 te verlenen voor het werk.’ Met enige tegenzin verandert Ter Laan zijn aanvraag, en vervolgt: ‘Dit is jammer geweest. Ik had gaarne aan heren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Staten de gelegenheid bespaard, dit voorstel te verwerpen, gelijk de meerderheid gemeend heeft te moeten doen in de zitting van 11 Dec. 1923’. Triomfantelijk kan hij tenslotte meedelen: ‘Voor 't werk heeft het niet gehinderd. Er waren slechts een paar dagen nodig om het bedrag bijeen te krijgen’ (Inleiding VII). Naast giften van particulieren en de basis van een grote lijst van intekenaren was het de vereniging De Grunneger Sproak die een aanzienlijk deel van de kosten voor haar rekening kwam. Hij pleit tevens voor het instellen van een commissie die zich met het Groninger dialect zou bezig houden en roept daarbij de hulp in van ‘onze academie’, want de Groningse Universiteit heeft naar het ordeel van Ter Laan ‘niet zo vaak als wel gewenst was opzettelik ons eigen dialekt (...) tot een voorwerp van onderzoek en studie [gemaakt]’. Ruim dertig jaar later zal deze wens voor een deel in vervulling gaan met de oprichting van het al genoemde Nedersaksisch Instituut. Dat die Staten zo ver zouden gaan om in 1984 de eerste en de enige streektaaldeskundige in Nederland aan te stellen, had zelfs Ter Laan in zijn stoutste dromen niet durven hopen. Zeer illustratief is in dit verband de lijst van sponsors in Dijkhuis (1991): Kring van Twentse Rabobanken, Twente Akademie, Anjerfonds Overijssel, Comité voor de Zomerpostzegels en verder een fundatie, bedrijven uit de streek en een aantal Twentse gemeenten. Sommige sponsors, waaronder de Rabobank en een van de provinciale Anjerfondsen, treft men geregeld aan. Een heel originele manier van sponsoring is het beschikbaarstellen van computerapparatuur door een bankinstelling. Dat gebeurde bij Taal en Leven in de Utrechtse Vechtstreek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitDe eerste dialectwoordenboeken verschenen in een klimaat, waarin er behoefte bestond aan verruiming van de kennis van de eigen taal in al zijn schakeringen (Bouwman), aan historische verdieping (Boekenoogen), maar ook uit angst voor het verloren gaan van het dialect (Deventer). Soms is er al een echo van algemeen overleg. Het Drents woordenboek van Bergsma is geïnspireerd door de Taal- en Letterkundige Congressen. Een dialectwoordenboek kon als proefschrift verschijnen (Boekenoogen, Karsten) er was een zekere institutionele omgeving: de Stichting voor het Bevolkingsonderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepolders (Waterlandse Dialecten, Urk) er was een inspirerende verening, zoals VELDEKE (Dorren) of een vereniging met als speciaal doel het maken van een woordenboek: de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek (Woordenboek van de Zeeuwse Dialecten). Het dialectenbureau beschouwde het maken van dialect- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woordenboeken niet als zijn taak; universitaire instituten, met een regionale gerichtheid (Nedersaksisch Instituut, Nijmeegse Centrale) nemen die taak uitdrukkelijk op zich. De bedrijvigheid op het terrein van de dialectlexicografie neemt duidelijk toe als aan het eind van de jaren zestig een ware dialectgolf te bespeuren valt, maar tegelijkertijd is er in bepaalde gebieden sprake van continuïteit. Het aandeel van de amateurs wordt aanzienlijk groter en het lezerspubliek krijgt een forse uitbreiding. Op bescheiden wijze speelt het P.J. Meertens-Instituut in op de dialectgolf door stimulerend en adviserend op te treden (Zoetermeers Woordenboek 1981).Ga naar voetnoot26 Op die manier kunnen handschriften die in het Instituut bewaard werden op verantwoorde wijze worden uitgegegeven: het Dirkje Roeleveld, Schevenings Woordenboek (19), T. van Veen, Taal en leven in de Utrechtse Vechtstreek (Zutphen 1989). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afkortingen
|
|