Taal en Tongval. Jaargang 43
(1991)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 Inleiding1.1 Het vooronderzoekDe stad Delft staat bekend om haar rijke historie. Reeds in de middeleeuwen vormde zij een belangrijk streekcentrum, en in de 17e eeuw klom Delft op tot een der eerste steden van Holland, als stad van kunst en wetenschappen, die mannen voortbracht als Hugo de Groot en Antoni van Leeuwenhoek. Minder bekend is of Delft ook op haar taalhistorie kan bogen. Slechts sporadisch wordt in de literatuur één en ander over het oude Delfts opgemerkt.Ga naar voetnoot1 Daarbij komt dat de weinige woorden die aan de Delftse stadstaal worden gewijd veelal niet in haar voordeel uitvallen. Zo noemt Winkler in zijn Algemeen Nederduitsch en Fries Dialecticon (1874) het Delfts een vrij kleurloos Hollands, met een weinig opmerkelijke tongval, die enigszins naar het Haags overhelt. Ook het moderne Delfts komt in de literatuur weinig ter sprake. Het Delfts ontbreekt in de eerste Nederlandse dialectenquête, die eind vorige eeuw uitging van het Aardrijkskundig Genootschap (Te Winkel 1899-1900). Geruime tijd later, in 1968, staat het Delfts wel vermeld in de omvangrijke Dialektatlas van Zuid-Holland en Utrecht, deel 17 uit de Reeks Nederlandse Dialektatlassen (RND). Drie Delftse informanten werkten mee aan een interview van 141 items, bestaande uit korte zinnetjes, vervoegingen van sterke en zwakke werkwoorden en lokale benamingen voor landmaten en waterwegen.Ga naar voetnoot2 Met behulp van Taeldeman's register bij de R.N.D. kon op systemati- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sche wijze een rangschikking gemaakt worden van de Delftse klankeigenaardigheden (Taeldeman 1977: 1-27). In het kader van een stage op het P.J. Meertens-Instituut werd ik in de gelegenheid gesteld twee bandopnamen te maken van het Delfts aan de hand van de leeslijst Goeman-Taeldeman. In deze lijvige woordenlijst van bijna 2000 items komen onder andere nomina, adjectiva, verba en pronomina possesiva aan de orde. Na een aantal voorbeelden werd de informant gevraagd de lijst in zijn of haar dialect voor te lezen. De opnamen vonden plaats in maart en september 1986 onder een 72-jarige mannelijke en een 44-jarige vrouwelijke Delftenaar.Ga naar voetnoot3
Uit de informatie die de R.N.D. ons over het Delfts verschaft, alsook uit de twee recentere Delftse transcripties die ik maakte van de leeslijst Goeman-Taeldeman, komt een aantal interessante overeenkomsten en verschillen in uitspraak naar voren. Zo treedt een opmerkelijk verschijnsel op voor wat betreft de Delftse uitspraak van de diftongen ei / ij en ui. De nnl. ei / ij wordt in het Delfts volgens de R.N.D. meestal gerealiseerd als de monoftong [ɛ.] of [ɛ˕̣] en soms als een meer open [æ]. Sporadisch treedt voor ei / ij over-diftongering op als [ɑi]. Frequenter voorkomende vormen zijn de [ɛ.i] of [æ.i]. Uit de opnamen voor het P.J. Meertens-Instituut bleek echter een duidelijk verschil tussen beide informanten. De oudste (mannelijke) informant gebruikte zeer frequent de monoftong [ɛ.]. De tweede (vrouwelijke) informant bezigde vooral in het begin van de opname [ɛi], maar naarmate zij wat spontaner ging reageren, maakte zij meer gebruik van [ɑi]. Opvallend is dat informant 1 nooit [ɑi] uitsprak, terwijl informant 2 nooit [ɛ.] noemde. De nnl. ui komt volgens de transcripties in de R.N.D. uitsluitend als monoftong voor: [œ.], [œː] of [œ˔̣]. De twee Delftse informanten die meewerkten aan de opnamen voor het P.J. Meertens-Instituut realiseerden de ui echter verschillend. Terwijl informant 1 de ui monoftongeerde als [œ˕] of [œ˕.], realiseerde informant 2 voor ui met name [œy]. Voor nnl. au / ou werd in beide enquêtes geen monoftong genoteerd. De varianten zijn o.a. [ɑu], [ɑ.u], [ɑ.u] en [au]. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nieuwsgierig geworden door de in het vooronderzoek geconstateerde verschillen in uitspraak van nnl. ei / ij en ui, leek het mij interessant uitgebreider onderzoek te verrichten naar de taalvariatie van het moderne Delfts. Doel van het onderzoek was na te gaan of de Delftse uitspraak van de diftongen ei, ui en ou verband houdt met leeftijd en spreekstijl. In dit artikel wordt achtereenvolgens verslag gedaan van de opzet, uitvoering en resultaten van het onderzoek.Ga naar voetnoot4 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2 Informanten over het DelftsDe meeste informanten geloofden niet dat men kan spreken van een Delfts dialect. De benaming dialect werd eerder in verband gebracht met het Haags of Amsterdams. Men sprak liever van een Delfts ‘accent’, een ‘aanwensel’ of een ‘mengelmoes’. Buitenstaanders schijnen Delftenaren op grond van hun taalgebruik niet direct te kunnen plaatsen: ‘Ze zeggen altijd van, joh je komp... eh... uit de buurt van Rotterdam, of uit de buurt van Den Haag’. Over het algemeen dachten de informanten zèlf dat hun taalgebruik meer wegheeft van het Rotterdams dan van het Haags: ‘Haags is meer afkappen van woorden; het Delfts lijkt meer op het Rotterdams, dat rolt allemaal wat meer’. Eén informant meende dat de waarheid in het midden ligt: ‘Het ligt er maar aan, welke kant of de wind staat: of die van Den Haag of van Rotterdam af komp’. Waaraan het Delfts dialect te herkennen is, kon men mij moeilijk uitleggen. Sommigen noemden de zangerige en kleurrijke uitspraak typerend voor het Delfts, anderen gaven als voorbeeld het gebruik van de vormen ‘zakkie’ voor ‘zakje’, ‘mart’ voor ‘markt’ en ‘hullie’ voor ‘hen’. Typisch Delftse woorden of uitdrukkingen kende men niet. Op de vraag of het Delfts aan verandering onderhevig is, reageerden alle informanten ontkennend. Men had niet de indruk dat er een verschil bestaat tussen het taalgebruik van de oudere Delftenaren en dat van de jongeren: ‘Nee hoor, mijn oma praat precies eender as mijn, precies eender’.
Een duidelijke tegenstelling tussen de oudere Delftenaren en de jongeren, signaleerde ik bij beantwoording van de vraag of men in alle situaties op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dezelfde wijze spreekt. Een informant uit de leeftijdsgroep 30-, groenteboer van beroep, reageerde als volgt: ‘'t Leg d'r an wat voor een klant je heb. Als je een bekende klant heb, ben je normaal. Als je echt een onbekende heb... die je toch wel een beetje wil houwen, dan probeer je wel een beetje netter over te komen’. Een informant uit de leeftijdsgroep 60+, slager van beroep, zei daarentegen: ‘Laten we zeggen, je heb mensen als ze tegen een, zogenaamd, hogere Piet gaan praten... ik noem maar wat... dan gaan ze bekakt praten, dat doen ik niet. Ik praat zoals ik ben, ja, al is het tegen de burgemeester, al is het tegen wie dan ook, ik praat altijd hetzelfde, gegarandeerd’. Bovenstaande citaten illustreren de tendens, die door mijn onderzoek bevestigd wordt, dat jongeren zich in bepaalde situaties qua taalgebruik menen aan te passen aan de norm, terwijl ouderen van mening zijn dit niet te doen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Opzet en uitvoering van het onderzoek2.1 Opzet van het onderzoekDe informantenWegens het beperkte karakter van het onderzoek was het vrijwel onmogelijk om zowel mannen als vrouwen uit verschillende sociaal-economische klasse en van verschillende leeftijden in het onderzoek te betrekken. Daarom werden de variabelen sekse en sociaal-economische klasse constant gehouden. Wel werd een onderscheid gemaakt tussen twee leeftijdscategorieën, te weten een groep jongeren van 20 tot 30 jaar en een groep ouderen van 60 jaar of ouder.Ga naar voetnoot5 De zogenaamde ‘middenleeftijd’ werd buiten beschouwing gelaten, aangezien uit vorig onderzoek, onder andere in Den Haag, is gebleken dat 30- tot 45-jarigen, die volledig in het arbeidsproces zijn opgenomen, zich eerder conformeren aan de standaardtaal (Elias 1980: 90 e.v.). Voor jongeren geldt echter dat zij zich nog niet aan de maatschappelijke normen hoeven te conformeren, terwijl ouderen, in het bijzonder wanneer zij de pensioengerechtigde leeftijd naderen, dat niet méér hoeven te doen (Van Bree 1990: 243 e.v.). Bij jongeren en ouderen werden dan ook de meeste non-standaard-vormen verwacht. Gekozen werd voor mannelijke informanten, niet zozeer omdat mannentaal als ‘de’ taal gezien dient te worden, maar veeleer vanuit de idee dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vrouwen moeilijker sociaal te stratificeren zijn.Ga naar voetnoot6 Bovendien werd getracht informanten te selecteren vanuit de laagste sociaal-economische klasse, onder wie we veronderstelden een hoge frequentie Delftse klankeigenaardigheden aan te treffen.Ga naar voetnoot7 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De variabelenDoel van het onderzoek was om de Delftse realisaties van de diftongen ei, ui en ou aan een nader onderzoek te onderwerpen. Uit vooronderzoek was gebleken dat de nnl. ei <ij> en <ei> in het Delfts gemonoftongeerd kan worden tot [ɛ.], maar ook over-gediftongeerd tot [ɑi]. De monoftongische [ɛ.]-klank wordt vaak als typisch Haags gekarakteriseerd, de [ɑi]-klank daarentegen als Rotterdams. Uit Elias' onderzoek naar het Haags blijkt echter dat in de jongere leeftijdsgroep naast [ɛ.] ook [ɑi] voorkomt voor nnl. ei (Elias, 1980). De nnl. ui kan blijkens vooronderzoek in meerdere of mindere mate gemonoftongeerd worden tot [œ˕]. Wat betreft de nnl. ou <ou> en <au> rees nieuwsgierigheid of naast de overgediftongeerde [au] ook de gemonoftongeerde variant [ɑ.] voor kan komen, hoewel dit uit vooronderzoek niet was gebleken.
In onderstaand overzicht staan de drie variabelen met bijbehorende mogelijke varianten gerangschikt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vragenlijstOm na te gaan hoe oudere en jongere Delftenaren in verschillende spreekstijlen de (ij), (ui) en (ou) realiseren, stelde ik een vragenlijst op. In navolging van Labov (1972) werd deze lijst zo opgesteld, dat zij de volgende vier spreekstijlen omvatte: de woordenlijststijl, de leestekststijl, de formele stijl en de informele stijl. Van deze vier spreekstijlen is de woordenlijststijl het meest formeel. De stijl waarmee een informant de leestekst voorleest is in mindere mate formeel. De formele stijl treedt op wanneer de interviewer vragen stelt aan de informant, en deze zich terdege bewust is van de interviewsituatie. Tenslotte wordt de informele stijl onderscheiden, die overeenkomt met spontaan taalgebruik of de omgangstaal. Informeel taalgebruik is voor de onderzoeker het moeilijkst waar te nemen: de informanten zullen vanwege de onnatuurlijke observatie-situatie geneigd zijn hun taalgebruik aan te passen, terwijl het juist de bedoeling van de onderzoeker is het spontane taalgebruik te registreren.Ga naar voetnoot8 Bijlage 1 toont de vragenlijst die ten behoeve van het onderzoek naar het Delfts werd opgesteld. De lijst was opgebouwd uit een aantal onderdelen. Allereerst werd de informanten om een aantal personalia (als naam, geboortedatum, opleiding etc.) gevraagd. Daarna volgde een aantal vragen over de stad Delft en het Delfts dialect. Door middel van deze vragen werd getracht de informant een formele of interviewstijl te ontlokken. Vervolgens kregen de informanten een aantal foto's te zien van bekende straten, grachten en gebouwen in Delft, met de vraag of zij één en ander over deze locaties zouden willen vertellen. Op deze wijze trachtte ik de aandacht af te leiden van interviewsituatie en opneemapparatuur, om zodoende een informele stijl te verkrijgen. Daarna werd de informanten gevraagd een tekst handelend over Delft voor te lezen, waarin de drie variabelen minstens acht maal in verschillende klankomgevingen voorkwamen. Het laatste onderdeel van de vragenlijst bestond uit het oplezen van een woordenlijst, die eveneens de drie variabelen in achtvoud bevatte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2 Uitvoering van het onderzoekOm bij de verwerking van het bandmateriaal niet te vervallen in eindeloze transcripties, werd per informant en per spreekstijl een invullijst gemaakt, waarop de varianten van de variabelen (ei), (ui) en (ou) slechts aangekruist hoefden te worden. Nadat op deze manier alle interviews waren uitgewerkt, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kon voor elke variabele een berekening gemaakt worden van de percentages van bijbehorende varianten. Wanneer bijvoorbeeld een informant in een bepaalde spreekstijl voor de variabele (ei) 3 maal [ɛi], 1 maal [ɛi] en 4 maal [ɛ.] realiseerde, konden deze aantallen herleid worden tot 37,5% [ɛi], 12,5% [ɛi] en 50% [ɛ.]. De gemiddelde procentuele uitkomsten van de twee leeftijdsgroepen werden per variabele en per spreekstijl in histogrammen verwerkt. Deze figuren brengen duidelijk in beeld hoe de verhouding is tussen de afzonderlijke varianten van een bepaalde variabele.
Naast percentages, werden voor de variabelen (ij) en (ui) tevens zogenaamde tekstscores/indexcijfers berekend. Voor het berekenen van tekstscores werd aan de varianten van een bepaalde variabele een cijfer toegekend. Als voorbeeld kunnen de varianten van de (ui) dienst doen: [œy], [œy] en [œ˕]. Deze varianten kregen respectievelijk de cijfers 1, 2 en 3. Wanneer nu in een bepaalde spreekstijl 3 maal [œy], 1 maal [œy] en 4 maal [œ˕] voorkwam, werd de som van de varianten (3 × 1) + (1 × 2) + (4 × 3) = 17. Dit getal werd gedeeld door het aantal malen dat de variabele voorkwam, in dit geval 8. Van het nu ontstane getal 17/8 werd 1 afgetrokken, waarna het resterende getal met 100 vermenigvuldigd werd. Het uiteindelijke cijfer, 112,5, wordt ook wel het indexcijfer genoemd. Een indexcijfer 0 houdt in dat in alle gevallen de standaardvorm optreedt; een indexcijfer 200 betekent dat de substandaardvorm het alleenrecht heeft. Van den Ende (1985: 175) vatte bovenstaande methode van berekening van indexcijfers kortweg samen in de volgende formule: i = (x/n - 1) × 100 Een moeilijkheid die optreedt bij hantering van bovenstaande methode - eerder gesignaleerd door Hudson - betreft de ordening van varianten (Hudson 1982: 180-182). Wanneer een variabele slechts twee varianten heeft, is het toekennen van een score geen probleem: de ene variant krijgt een hoge, de andere een lage score. Wanneer echter drie of meer varianten aan de orde zijn, dient een bepaalde rangschikking te worden gemaakt. Veelal worden hierbij twee uitersten aangewezen en worden de overige varianten zo goed en zo kwaad als het gaat hiertussen gevoegd. Bij het berekenen van indexcijfers voor varianten van de variabele (ui) leverde dit geen moeilijkheden op: de [œ˕] is duidelijk als tussenvorm te onderscheiden tussen de [œy] en de [œ˕]. Bij de (ij) kwam het probleem echter wel aan de orde, aangezien voor (ij) bij de categorie 30- zowel de gemonoftongeerde [ɛ.], als de over-gediftongeerde [ɑi] voorkwam. Een li- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
neaire rangschikking was derhalve niet mogelijk. Voor de leeftijdscategorie 60+ konden wel indexcijfers worden bepaald, aangezien in deze categorie geen overdiftongering optrad, maar slechts monoftongering tot [ɛ.]. Als tussenvorm werd voor 60+ [ɛi] onderscheiden, die de waarde 2 kreeg; de standaardvorm [ɛi] kreeg de waarde 1. Ook de varianten van (ou) bleken moeilijk te ordenen, omdat hier monoftongering tot [ɑ.] optrad, zij het in geringe mate, naast diftongering tot [au]. Voor (ou) werden derhalve geen indexcijfers bepaald.
Kort samengevat werden indexcijfers berekend voor de variabele (ui). De indexcijfers van de variabele (ij) werden alleen berekend voor de leeftijdsgroep 60+. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 BevindingenIn deze paragraaf worden de onderzoeksresultaten gepresenteerd aan de hand van een vijftal figuren. Aan de orde komen achtereenvolgens de resultaten voor de diftongen ij / ei, ui en au / ou. De paragraaf wordt afgesloten met een aantal opmerkingen van de betrokken informanten over het Delfts. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De ij / eiDe histogrammen die werden opgesteld voor wat betreft variabele (ij) (figuur 1) vertonen een aantal opmerkelijke verschijnselen. Wat het meest in het oog springt, is het verschil dat optreedt tussen de leeftijdsgroepen 30- en 60+, wat betreft de realisering van de varianten [ɑi] en [ɑi]. Voor de jongeren geldt dat zij in alle spreekstijlen naast monoftongering tot [ɛ.] met als tussenvorm [ɛi], ook overdiftongering tot [ɑi] of [ɑi] kennen; bij ouderen treedt slechts de monoftongering tot [ɛ.] op, met als tussenvorm [ɛi]. De overeenkomst van deze resultaten met die van het Haags is treffend. Ook Elias constateerde dat de [ɑi] vrijwel alleen bij jongeren voorkomt (Elias 1980 p. 89). Hiermee hangt samen dat de percentages voor [ɛi] en [ɛi] voor 60+ hoger liggen. In alle spreekstijlen ligt het percentage [ɛi] voor de leeftijdsgroep 30- beduidend hoger dan voor 60+. Naarmate de formaliteit van de spreekstijl afneemt, komt de ABN-uitspraak [ɛi] minder voor, en treden de Delftse varianten meer voor het voetlicht. Zowel voor 30- als voor 60+ geldt dat de percentages voor [ɛi] tussen de leestekststijl en de formele stijl het sterkst afnemen. De extreme varianten [ɛ.] en [ɑi] komen in de woordenlijststijl bij 30- niet voor, de tussenvarianten [ɛi] en [ɑi] wèl. In de leestekststijl komt bij 30- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de [ɛ.] in geringe mate voor, terwijl [ɑi] ontbreekt. Opmerkelijk is dat de monoftong [ɛ.] bij de ouderen in de woordenlijststijl enigszins vaker voorkomt dan in de leestekststijl (42,2% in de woordenlijststijl tegenover 37,6% in de leestekststijl), wat verband zou kunnen houden met de moeilijkheidsgraad van de leestekst. Wanneer echter de percentages voor tussenvorm [ɛi] en monoftong [ɛ.] bij elkaar opgeteld worden, bevat de leestekststijl een hoger percentage non-standaardvormen dan de woordenlijststijl. De percentages voor tussenvorm [ɛi] nemen, naarmate de spreekstijl informeler wordt, toe. Bij overgang van formele naar informele stijl is echter voor beide leeftijdsgroepen sprake van afname van [ɛi], wat verband houdt met de sterke toename van [ɛ.] in de informele stijl. De tussenvorm [ɑi] treedt voor 30- vaker op naarmate de stijl informeler wordt. Een afwijking op dit patroon is te zien bij de leestekststijl: hier is het percentage [ɑi] kleiner dan in de woordenlijststijl.
Figuur 2 toont de grafiek, getekend naar aanleiding van de indexcijfers voor variabele (ij). De grafiek laat voor de leeftijdsgroep 60+ een regelmatige - zij het lichte - stijlverschuiving zien. Van de leestekststijl naar de woordenlijststijl is in plaats van een te verwachten daling een lichte stijging waar te nemen, wat verband houdt met een lichte verhoging van het percentage [ɛ.] in de woordenlijststijl. De daling van de grafiek is het grootst tussen de formele stijl en de leestekststijl. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De uiFiguur 3 toont de percentages van variabele (ui) voor de leeftijdsgroepen 30- en 60+. Monoftongering tot [œ˕.] treedt in beide leeftijdsgroepen op, echter in hogere mate bij de oudere groep. De jongeren daarentegen kennen een hoger percentage [œy], de ABN-uitspraak voor (ui) in alle spreekstijlen. Naarmate de spreekstijl informeler wordt, neemt het percentage [œy] af. De grootste verschuiving van het percentage [œy] is, zowel voor 30- als 60+, de overgang van leestekststijl naar formele stijl. Voor beide groepen geldt dat het percentage van de non-standaardvorm [œ˕.] het meest toeneemt bij overgang van formele stijl naar informele stijl. Voor de tussenvorm van (ui) geldt hetzelfde als voor de tussenvorm van (ij): bij de overgang van formele stijl naar informele stijl neemt het percentage van de licht-gemonoftongeerde [œy] voor beide leeftijdsgroepen af. Een verklaring hiervoor is de sterke toename van het percentage voor de monoftong [œ˕.] in deze spreekstijl. De jongeren hebben bij overgang van de woordenlijststijl naar de leestekststijl een zeer licht daling (0,2%) van het percentage voor tussenvorm [œy], die nauwelijks naam mag hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit figuur 4 spreekt eveneens duidelijk het verschil tussen de leeftijdsgroepen 30- en 60+. Het indexcijfer ligt bij de groep ouderen gemiddeld 81,5 (!) hoger dan bij de jongeren. Dit geeft aan dat de ouderen beduidend meer gebruik maken van de non-standaardvorm [œ˕.] of tussenvorm [œy] dan de jongeren. De figuur toont voor beide leeftijdsgroepen een regelmatig aflopend patroon. Van informele stijl naar woordenlijststijl treedt een verschuiving op in de richting van de standaardvorm [œy]. Deze stijlverschuiving is met name voor de jongere Delftenaren duidelijk waarneembaar. De sterkste daling treedt in deze leeftijdsgroep op tussen de formele en de leestekststijl. Evenals dat voor variabele (ij) geldt, vertoont de figuur voor variabele (ui) voor de leeftijdsgroep 60+ een geringe stijlverschuiving. De sterkste daling van de grafiek treedt op tussen de informele en de formele stijl. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De au / ouUit de histogrammen van variabele (ou) (figuur 5) zijn minder grote verschillen tussen de jongere en oudere leeftijdscategorieën af te lezen, dan uit voorgaande figuren. Naarmate de stijl informeler wordt, neemt over het algemeen het gebruik van ABN-uitspraak [ɑu] af, en het gebruik van de Delftse [au] toe. Een uitzondering hierop vormen de percentages van [ɑu] en [au] in de woordenlijststijl en leestekststijl voor de leeftijdsgroep 60+. Bij de overgang van woordenlijststijl tot leestekststijl is voor 60+ namelijk sprake van een lichte toename van het percentage voor [ɑu] en een lichte afname van het percentage voor [au]. De grootste afname van het percentage [ɑu], en toename van het percentage [au] treedt voor 30- op bij overgang van leestekst stijl naar formele stijl. Voor 60+ is deze sprong te vinden bij de overgang van formele naar informele stijl. De gemonoftongeerde [ɑ.] komt in zeer lage frequenties voor; voor beide leeftijdsgroepen treedt [ɑ.] op in de informele stijl en de leestekststijl, voor de leeftijdsgroep 30- treedt zij bovendien op in de formele stijl. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 TenslotteDe belangrijkste resultaten van het onderzoek worden in deze paragraaf puntsgewijs samengevat.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Locale verschillen zijn mijns inziens in het Delfts niet aanwezig. Hoewel de oudere en jongere informanten uit diverse Delftse wijken afkomstig waren, zijn de individuele verschillen per leeftijdsgroep minimaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage I: Interview1. Personalia
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Vragen over de stad Delft, en het Delfts
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Zwart-wit foto's van bekende straten, grachten en gebouwen in Delft
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Leestekst over DelftDelft is als directe zuiderbuur van Den Haag fors uit het jasje gegroeid. Langs de spoorlijn Den Haag-Delft wordt het stuk weiland dat na Rijswijk beide steden scheidt steeds kleiner. De ruimte die overblijft voor de tuinbouw is niet zo groot. Delft huisvest de Technische Hogeschool, die zeker in de buitenwijken enorme uitbreidingen gaf. En kennen we Delft niet uit onze geschiedenisboekjes van de lagere school? Juist, in 1584 werd Willem van Oranje, de Vader des Vaderlands, door Balthazar Gerarts vermoord. Hoeveel schoolklassen hebben niet diep onder de indruk het achter glas verborgen kogeltje gezien, waarmee Willem de Zwijger aan zijn eind kwam. Delft kan zeker model staan voor een typisch oud-hollandse stad. Grachtjes en grachten, met oude statige bomen opzij, karakteristieke oude boogbruggetjes en talloze oude gebouwen en huizen vol geschiedenis en fraaie kerken. Naast de laatste rustplaats voor menig lid van het Vorstenhuis en beroemde zeehelden, staat de stad Delft om nog veel meer bekend. Neem bijvoorbeeld de gistfabrieken, die je al van verre ruikt, of de smaakmakers van Calvé. En neem nou het beroemde aardewerk, onder de naam Delfts blauw. Er prijkt in menig Amerikaanse huiskamer wel een Delfts blauw klompje, zeilscheepje, duifje of koffiekopje dat hier vervaardigd moet zijn. Tot ver over de grenzen is ook de Delftse antiekbeurs bekend. Jaarlijks vergapen vele duizenden zich aan al het moois uit vroeger tijden. Wie in Delft hogerop wil, kan nog altijd de toren van de Nieuwe Kerk beklimmen, waarvan de trappen 365 treden tellen. Het is een hele klim, maar in ruil daarvoor is de beloning een wijds uitzicht!
(Naar: T. Huijssoon, A. Loerts e.a.: Zuid-Holland; waar de blanke top der duinen..., Leeuwarden, 1981: 15). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Woordenlijst
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SummaryUntil recently only little attention has been paid to the urban dialect of Delft. One of the features investigated in this Delft study was the variation of diphthongs (ij), (ui) and (ou) related to age and style. In both age groups, a regular style shift has been observed. However, for the younger age group (between 20 and 30 years of age) formal situations lead to a greater use of received pronunciation when compared with the older age group (over-60), indicating a sharper style shift. As to the variables (ij) and (ui) clear differences appear between the older age group and the younger. While, for the variable (ij), the younger people frequently realize the variants [ɑi] and [ɑi], the older never do. The monophthongal variant [ɛ.] is used in both age groups, but more frequently by the older people. This indicates a possible linquistic change in Delft, which takes place towards the variants [ɑi] and [ɑi]. The monophthongal variant [œ˕] of (ui) is more frequently realized among people of the older age group, the diphthongal variant [œy] prevails amongst the younger. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuur 1: Histogrammen ij / ei
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuur 3: Histogrammen ui
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuur 5: Histogrammen au / ou
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuur 2: Indexcijfers ij / ei
Figuur 4: Indexcijfers ui
|
|