Bladvulling
Jo Daan
Van Lennep en Beets in goed gezelschap
De Geschriften van de onderwijsdeskundige, Dr. H.J. Nassau, werden in 1879 bij Wolters uitgegeven door Mr. H.J. Smidt, Dr. H.J. Nassau Noordewier, J. Brals en A.W. Stellwagen. Daarin zijn ook opgenomen zijn Taalmijmeringen, die verschenen tussen 1842 en 1854. Hierin zet hij enkele malen zijn mening uiteen over de voornaamwoorden van de tweede persoon. Zijn, puntsgewijze, samenvatting geef ik hier weer:
1. 't Gewone woord in de schijftaal is ‘gij’. Van den preekstoel, in staatsvergaderingen, bij hoven en regtbanken, overal waar noch gemeenzaamheid, noch vormen van beleefdheid te pas komen, waar eenvoudige ernst en waardigheid moeten voorzitten is gij op zijn plaats.
2. Je (jij) is 't woord van gemeenzaamheid, vertrouwen, ongedwongenheid in 't leven, maar ook op het tooneel, waar 't eindeloos en krachtig gegij - ik spreek van onze reizende tooneelspelers - niet alleen alle begoocheling vernietigt, maar een ware foltering wordt voor het gehoor.
3. U of u (uwé) is de taal der beleefdheid, en zet spreker en aangesprokene op een behoorlijke afstand van elkaar. Gij ontmoet iemand, raakt toevallig met hem in eenig gesprek; maar wenscht volstrekt niet, gemeenzaam met hem te worden; gij wacht u dan voor je en schuilt veilig achter U, als achter een borstwering... U vordert van hem zoo hij een beschaafd man is, een U terug (dl. 3 blz. 213).
Op blz. 211 had hij geschreven: Onze spraakkunsten zijn als ons volk. Ze hebben een plooi van goedaardige deftigheid; en uit die plooi komen ze ongaarne... Voor de deftigheid is je te plat. Maar de natuur gaat boven de leer; in alle kringen en standen hoort men dag op dag je... In 't vermoeden dat je voor te plat wordt gehouden, wordt men versterkt door 't ingedrongen gebruik van ge, een vorm die òf nergens òf alleen in zeer enkele streken in 't leven der taal voorkomt.
Op blz 212 maakt hij ook onderscheid tussen je en jij, zoals hij op blz. 123 heeft gedaan met wij, we, zij, ze. De kern van zijn betoog is deze: wij en zij moeten alleen bij tegenstelling of nadruk, we en ze dienen tot ‘bloote persoonsonderscheiding’.