sum, Vousten, Smits & Schroen over Venray en Deurne, en Schumans over Sittard) en één op dialectverlies op individueel niveau (Geelen & De Bot met informanten uit het Leudal). De theoretische bijdrage van Hinskens heeft betrekking op de lexicale component in dialectverliesonderzoek.
De bundel opent met de bijdragen aan het hierboven vermelde symposium over ‘Dialectverlies-Dialectbehoud’.
Münstermann presenteert een aantal resultaten uit het door hem uitgevoerde ZWO-projeet over dialectverlies in Maastricht. Het is een onderzoek volgens de eerder genoemde apparent-time methode. Behalve het onderscheid in generaties is bij hem in verband met de steeds benadrukte sociale dialectvariatie binnen het Maastrichts het onderscheid in een ‘hoge’ en een ‘lage’ wijk van belang. Münstermann biedt zowel resultaten die betrekking hebben op de structuur van het Maastrichts (met name de morfologische component), als resultaten betreffende de attitudes tegenover het Maastrichts. Ofschoon ook in Maastricht een tendens tot sociale markering van het dialect te bespeuren valt, wijzen zijn gegevens toch op een opmerkelijke vitaliteit van het dialect.
Giesbers' bijdrage richt zich op code-switching-gedrag bij adolescenten en jonge volwassenen in het dorp Ottersum in Noord-Limburg als manifestatie van dialectverlies. Hij maakt duidelijk dat een groot deel van de taalwisseling van dialect naar standaardtaal berust op een bewuste keuze op basis van situatieve, pragmatische of stilistische motieven. Minder dan 20% zou te beschouwen zijn als een manifestatie van dialectverlies. Zijn studie waarschuwt ertegen vormen van vermengd taalgebruik in huidige dialect-standaardtaal-gemeenschappen al te geredelijk te zien als uitingen van dialectverval.
Vousten, Smits & Schroen doen verslag van hun doctoraal onderzoek bij middelbare scholieren in de regio's Venray en Deurne. Zij delen hun informanten in naar de taalachtergrond van het gezin (dialect, gemengd of standaardtaal). Opmerkelijk, en een teken van behoud is hun bevinding dat ook scholieren met de standaardtaal als thuistaal later massaal kiezen voor een vorm van dialect. Wel vertoont dit novietendialect veel meer verliesvarianten dan dat van de autochtone dialectsprekers. Interessant zijn ook de regiolect-tendensen op streekscholen en het verschil in dialectbewustzijn tussen de beide regio's.
De bijdrage van Schumans biedt een aantal resultaten van zijn doctoraal onderzoek naar dialectverlies in de Sittardse gemeenschap. De studie heeft een klassieke opzet en onderzoekt dus drie generaties naar hun dialectattitude en naar hun kennis van een aantal dialectkenmerken van