Etymologische invallen 4
Bij het doorlezen van Tilburg dialect, tweede uitgebreide druk, Tilburg, drukkerij Piet Smits 1985, beproefde ik niet alleen de etymologie van het woord vaajig, waarover ik in ‘Etymologische Invallen 3’ schreef, maar kwam mij ook het volgende voor de geest:
ad blz. 81
zimmezètje zn ‘onderkleding, soort halfhemd’. Dit moet een verkleinwoord zijn van een frans leenwoord chemisette. |
ad blz. 63
saoke (sòkt) ww. ‘niet bekennen bij het kaartspel’. Dit moet een verkorting zijn van het ww. versaoken, dat in het AB verzaken luidt. |
ad blz. 75
verlut bn. ‘gestoord (van 'n vogel die niet meer op zijn nest terugkeert). Het is het voltooid dw., van een ww. dat in het AB verletten luidt. Het WNT XX behandelt dit ww. kolom 824 vlg. en geeft als betekenissen o.a. ‘ophouden’, ‘vertragen’, ‘belemmeren’ en ‘verstoren’, deze laatste betekenis overigens alleen in de regel: Verletten wil ick niet u vreughet met mijn dicht. Semantisch lijkt er mij geen enkel bezwaar tegen. Formeel hebben wij hier te doen met ronding tot u van een e die door umlaut uit a ontstaan is (vgl. Franck-Van Wijk 380), een ronding veroorzaakt door l. Weliswaar komt ronding van zulk een umlauts-e niet veel voor. Men zou kunnen denken aan blussen, maar ten eerste werkt hier ook de b mee en vervolgens zijn er ook andere etymologische mogelijkheden; zie hiervoor Franck-Van Wijk 74 en 380. Maar, zij het met andere consonantische omgeving, ook vinden we zo'n ronding van umlauts-e bv. in Maastrichts humme ‘hemd’ en höbbe ‘hebben’ (cfr. Endepols 138 en 135). En zo kent het Nederrijns šø˕pə ‘scheppen’ (vgl. got. ga-skapjan) en lø̄˕pəl ‘lepel’ (vgl. ags lapjan). Cfr. Hanenberg, § 131, 21. |
ad blz. 50
mertuntje zn. ‘sleutelbloem’. Heukels 1907, 199 geeft metuintje voor ‘gewone sleutelbloem’, een woord dat bij Van Dale10 en in het WNT niet vermeld wordt, maar een doorzichtige vervorming is van betonia,
|