De Hollanders, een mediterraan volk?
Deze retorische vraag slaat niet op de jaarlijkse volksverhuizing van de reislustige Nederlander naar het Zuiden. Ze kwam me wel even voor de geest bij het horen van het woord middellands in het volgende gesprek dat zich in 1974 in De Moeren, Frankrijk (H 82) ontspon bij de opvraging van de landbouwwoordenschat voor de Eerste Aflevering van het Woordenboek van de Vlaamse Dialekten (Gent, Tongeren 1979).
H.R.: |
En hier, 't land van de Moeren, namen ze dat ook ‘polder’? |
Man: |
Neen ze, ‘moereland’ zeggen we; enee? |
Vrouw: |
Bah, bah, 't zijn d'r hier ook dien klappen van... |
Man: |
Ah, 't zijn d'r ook die zeggen: ‘'t Is den ouden polder’, ja. Weet je, dat is een middellandsch woord, enee; de middellandschen zeggen ‘de polders’, enee; gauw in Holland! |
In de 17de eeuw kon middellandsch blijkens Hoofts Nederlandsche Historiën nog betekenen: ‘niet gelegen aan de grenzen of aan de zee’ (WNT IX, 676), dus ongeveer ‘in het binnenland, binnenlands, in het midden van het land’.
In deze betekenis was middellands voor de bewoners van de Westhoek, aan de periferie van de Nederlanden zeker toepasselijk op hun toenmalige landgenoten uit Noord-Nederland. Na de staatkundige afscheiding is voor de Frans-Vlamingen het ‘midden van het land’ naar Parijs verplaatst, maar de betekenisinhoud van middellands heeft zich niet aan die gewijzigde werkelijkheid aangepast. Het woord heeft er uitsluitend zijn referentiële betekenis naar de vroegere middellandschen, de ietwat verder af wonende Nederlanders blijven behouden. Dat kon in Frans-Vlaanderen des te gemakkelijker, omdat het woord er geen konkurrentie kreeg van het modernere middellands, dat steeds verwijst naar de Middellandse Zee. (In die betekenis komt het nog niet voor in het Middelnederlands (Mnl. Wdb IV, 1545 i.v. middelerdsch), wel al bij Kiliaan. Immers via het Franse onderwijs kende men alleen méditerranée en méditerranien. Een voorbeeld van hoe staatkundige en taalsociologische faktoren zowel taalkonserverend als taalvernieuwend kunnen werken.
H. Ryckeboer.