Taal en Tongval. Jaargang 34
(1982)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 163]
| ||||||||
Om + localiserend bijwoordGa naar voetnoot(*)In de eerste alinea van het woord omhoog in het WNT X 281 wordt medegedeeld dat dit woord een koppeling is van het voorzetsel om, ‘dienende om den onmiddellijken omtrek eener ruimte aan te duiden’ en het bnw. hoog als znw genomen in de zin van ‘de hoogte’ en vervolgens: ‘Omhoog, als bijw. van plaats, beteekent dus eigenlijk in de hoogte, t.w. zóó dat het niet de aanwijzing van een bepaald punt in de hoogte bevat, maar de algemeene aanduiding, dat iets zich ergens in de hoogte bevindt, binnen zekeren omtrek dien men zich in de ruimte denkt, maar zonder nadere bepaling van plaats’. De richtingbetekenis is volgens het WNT afgeleid uit de oorspronkelijke betekenis. Bij omlaag (ibid., blz. 373) staat mutatis mutandis hetzelfde en in zekere zin ook bij omver (blz. 693). Alleen wordt, m.i. terecht, de hedendaagse betekenis van ‘onderstboven, op den grond’ uit die van ‘ergens heen in de verte’ afgeleid. Ik moet eerlijk zeggen dat ik de eerste ontwikkeling van om ‘dienende om den onmiddellijken omtrek eener ruimte aan te duiden’ + een zelfstandig naamwoord dat zoiets als ‘rondom het zich in de hoogte bevindende’ tot ‘in de hoogte’ onvoldoende bewezen acht. Ik meen dat we in deze koppelingen in oorsprong met een richtingaangevend om te doen hebben zoals dat ook voorkomt in om de Noord ‘naar het noorden’, waar de betekenis overigens weer een ontwikkeling uit die van zoiets als ‘ongeveer’ vertoont. Het WNT (ibid., 130) schrijft immers naar aanleiding van ‘om de Noord’: ‘Om geeft hier te kennen, dat de vaart in eene bocht of kromme lijn geschiedt, d.i. dat zij zich uitstrekt langs verschillende gewesten van het Noorden, die men achtereenvolgens bezoekt’, of eigenlijk iets lager op de bladzijde: ‘Om duidt hier aan, dat de bedoelde streek op het kompas het middelpunt is der verschillende richtingen, in welke men rechts en links afwijkende voortgaat; het punt derhalve, waar men telkens om heen gaat en waartoe men telkens terugkeert, waarin men blijft aanhouden’. Het woord om betekent dan ook hier oorspronkelijk zoiets als ‘in de richting van iets | ||||||||
[pagina 164]
| ||||||||
maar niet volkomen in een rechte lijn, niet steeds exact op het ene punt afgaand’; er is dus nog iets van de grondbetekenis (‘er omheen’) over. Dat overigens een betekenisontwikkeling van ‘ongeveer’ tot ‘punctueel’, ‘exact’ niet zo vreemd is, bewijzen ons tijdsaanduidingen van het type om zes uur, die ontstaan zijn in een tijd dat er nog geen precisieuurwerken bestonden. Lamer 732 leert ons: ‘Pünktlichkeit war im Altertum unmöglich. Cäsar läszt nicht “früh vier Uhr”, sondern “um die 4. Nachtwache” marschieren’. Mijn mening overigens, dat we in ‘omhoog’ niet met een zelfstandig naamwoord maar met een bijwoord te doen hebben meen ik te kunnen staven met het feit dat, alweer naar WNT X 693, er ook nog een uitdrukking om heind (kant) en om ver in de betekenis ‘heinde en ver’ bestaat, met varianten (zie hiervoor WNT VI 480), waar heinde bijwoord is (overigens is het ook voorzetsel of bnw., zegt WNT VI 479). Het samenkoppelingstype schijnt een zekere productiviteit te vertonen. In het Noordhollands vond ik immers ook òmguns. G. Karsten II 80 kent het en omschrijft het met richtingaanduidend ‘heel ver weg’. Hij verwijst daarbij naar J. de Vries 86, waar omguns omschreven wordt als ‘elders, ver weg’. J.A. Pannekeet 99, omschrijft omguns (ook in de verkleiningsvorm omgunsies) als ‘ginds ver weg’. Het is duidelijk dat het tweede deel gelijk is aan Ned. ginds. We constateren, dat evenals bij het hedendaagse omver er zich een betekenisontwikkeling heeft voorgedaan. En dat is tenslotte ook nog het geval bij omwijd in de betekenis ‘uiteen, van elkaar’, een woord dat zowel door Karsten II 81 als Boekenoogen 683, als Pannekeet 23 genoemd wordt. Buiten Holland meen ik nog twee representanten van onze groep gevonden te hebben, en wel in Groningen. Daar komen voor om òf ‘af’ (Ter Laan 632), waarbij òf heterofoon t.a.v. af is, en om weg ‘af’ (Ter Laan 635). Hierbij kunnen òf en weg met alle recht localiserende bijwoorden genoemd worden. Tenslotte zou ik ook Gronings om roak ‘geducht’ (Ter Laan 753) hierbij willen rekenen. Want ook in roak (Ned. raak) meen ik een localiserend betekeniselement te mogen onderscheiden. Het woord duidt immers het ontstaan van een contact aan. Terwijl omhoog, omlaag en omver ook buiten Holland voorkomen, om òf, om weg en om roak Gronings zijn, lijken omginds, omwijd en omheind alleen Hollandse vormingen. Het komt mij voor dat het zeemans- | ||||||||
[pagina 165]
| ||||||||
element hier niet geheel vreemd aan is. Ik vond immers ook nog in G.S. Overdiep - G.A. van Es, blz. 41 om d'in gaen ‘landwaarts gaan’. | ||||||||
Bronnenlijst
A. Weijnen. |
|