Taal en Tongval. Jaargang 34
(1982)– [tijdschrift] Taal en Tongval– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |||||||||||
Het woordenboek van de Vlaamse dialectenTijdens de Pfingsttagung 1981 van de ‘Verein für niederdeutsche Sprachforschung’ te Soest/Westf. werd een ‘lexikographisches Kolloquium’ belegd, waarin aan de hand van vijf korte inleidingen over een van te voren opgelegd thema de problematiek van het maken van dialectwoordenboeken in het Nederduitse gebied werd gesproken. ‘Nederduits’ in een ruime opvatting, want ook Dr. G.H. Kocks uit Groningen, redakteur van het Drentse woordenboek, was een der inleiders. Een van de boeiendste problemen was de vraag, wat is de maatschappelijke weerklank van het dialectwoordenboek? Anders gezegd, hoe vertaalt men een wetenschappelijk apparaat voor een publiek van leken-belangstellenden, in heel veel gevallen de sprekers van het dialect en de leveranciers van de bouwstoffen voor het woordenboek. Tot een echte oplossing van dit probleem is het niet gekomen, dat was ook niet de bedoeling en de tijd liet het niet toeGa naar voetnoot1. Als deelnemer aan de levendige en boeiende discussies was ik in de gelukkige omstandigheid, dat ik voor het Nederlandse taalgebied op een paar projecten kon wijzen, waarbij men er goed in geslaagd was de ‘gewone’ mensen bij het werk te betrekken en waaruit tevens bleek, dat de belangstelling voor dialectwoordenboeken eerder toenam dan minder werd. Een tendens die ook in de Bondsrepubliek waar te nemen was aan de grotere verkoopcijfers van de laatste aflevering van het ‘Niedersächsisches Wörterbuch’. Bij ons is het ‘Woordenboek der Zeeuwse Dialecten’ (WZD) een van de meest spectaculaire voorbeelden van het samengaan van wetenschap en gedegen amateurisme; dit woordenboek komt immers voort uit de Zeeuwse vereniging voor dialectonderzoek. Het verschijnen van de zesde druk van het WZD in 1979 bewijst het sukses. In 1979 verscheen er een Sittards woordenboek, samengesteld door amateurs, bijna 600 bladzijden dik. Op de dag van verschijnen was het al | |||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||
uitverkocht; de tweede druk volgde binnen enkele weken hetzelfde lotGa naar voetnoot1. Eind 1979, op 8 december, had in Gent in het Seminarie voor Nederlandse Taalkunde en Vlaamse Dialectologie, de aanbieding plaats van de eerste aflevering van het ‘Woordenboek van de Vlaamse Dialecten’, in aanwezigheid van een groot aantal genodigden, waarvan de eigen correspondenten de meerderheid vormden. Dit laatste is tekenend voor vorm en opzet van het WVD.
Aangeboden werd de eerste aflevering, bestaande uit drie banden:
Het WVD is een systematisch ingericht woordenboek, dat wil zeggen, dat de Vlaamse woordenschat niet in alfabetische volgorde wordt gepresenteerd, maar volgens een van te voren bedacht en uitgewerkt systeem. Het sluit heel bewust aan bij de Nijmeegse woordenboeken, het Woordenboek van de Brabantse en dat van de Limburgse Dialecten (WBD) en (WLD)Ga naar voetnoot2. Het WVD gaat echter toch een heel eigen weg, niet alleen door de gekozen volgorde binnen het systeem, - daarover hierna meer -, maar vooral door het feit, dat de redactie de dorre fonetische documentatie met de onvermijdbare saaie opsomming van de codenummers der referentiepunten, dor en saai uiteraard voor een ‘breed’ publiek, niet voor dialectologen, in een aparte band, het ‘Wetenschappelijk apparaat’, heeft ondergebracht. Op deze manier zijn de samenstellers van het WVD er op een unieke manier in geslaagd twee doelen te dienen, het leveren van een wetenschappelijk verantwoord woordenboek, dat geheel aan de eisen van de hedendaagse dialectologie voldoet. Tegelijker tijd bieden ze de Vlaamse dialectspreker een eigen, begrijpelijk en prettig leesbare documentatie van zijn taal. Dat dit kon zonder hinderlijke en | |||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||
voor het ‘volk’ beledigende populariseringen en simplificaties, is een prestatie die niet hoog genoeg gewaardeerd kan worden. De ‘Inleiding’ opent met een voorwoord van de Gentse emeritus en behoeder van het patrimonium der Vlaamse dialectologische ondernemingen, Willem Pée. Heel in het kort schetst hij de aanloop tot het ontstaan van dit woordenboek, aan de wieg waarvan grote mannen stonden als Jozef Vercoullie en Edgard Blancquaert en - zijn bescheidenheid belette hem het ronduit te zeggen - Willem Pée zelf. Opgevolgd, en daarmee openen de beide redacteuren hun woord vooraf, door V.F. Vanacker in dubbel opzicht, ordinarius te Gent en stimulator van de woordenboekonderneming. Het WVD is ruimtelijk beperkt tot Oost- en West-Vlaanderen en tot plaatsen in Frans-Vlaanderen waar door de autochtone bevolking nog Vlaams dialect gesproken wordt (0.2.1.-10). Ook in de tijd is het WVD afgebakend, de grens in het verleden ligt rond 1880. Grote zorg ging uit naar de registratie van de taal der oudere generatie, niet omdat de redactie deze taal als meer ‘authentiek’ beschouwt, niet uit folkloristische overwegingen, maar ‘door de bezorgdheid om over volledig gedokumenteerd materiaal te beschikken dat bij historisch gerichte verzamelingen aan kan sluiten’, waarmee het belang van diachronie en synchronie gediend is en waarmee men bewust kiest voor aansluiting bij de traditie (0.2.2.-27). Bij de keuze voor een systematische indeling heeft de redactie zich uiteindelijk laten leiden door praktische overwegingen, opgesomd in een drietal punten: 1. alfabetische ordening laat eerst publikatie toe als het volledige materiaal verzameld is; 2. aansluiting bij de andere grote woordenboekondernemingen - WBD en WLD - (uniformiteit) en 3. het gemak van de woordkaarten bij een systematische ordening, waarbij het betrokken lemma als legenda van de kaart fungeert. De paragrafering is in grote lijnen gelijk aan die van het WBD en het WLD, men koos ook voor een decimale klassificatie. De grote indeling van het WVD ziet er dan als volgt uit:
| |||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||
Van de vakterminologieën wordt als eerste de vaktaal van de landbouw behandeld, in de volgorde:
Na een opsomming van de gebruikte bronnen, onderverdeeld in gepubliceerd en niet gepubliceerd; de uiteenzetting over de verwerking van het materiaal, met ruime aandacht voor de gekozen spelling, men koos voor de z.g. ‘uitspraakspelling’, die ten behoeve van fonologen wordt gerelateerd aan het I.P.A.-systeem; de opbouw van het lemma, kaarten en illustraties en een verantwoording voor het ‘Wetenschappelijk apparaat’, volgt het tweede hoofddeel van deze ‘Inleiding’. Johan Taeldeman stelde ‘Het klankpatroon van de Vlaamse dialekten’ samen, ‘Een inventariserend overzicht’. Een theoretische en een praktische overweging lag ten grondslag aan deze werkwijze. Taeldeman zelf (0.10-48) wijst op de uitspraak van Adolf Bach voor het theoretische argument: ‘Aus dem geographischen Nebeneinander ein zeitliches Nebeneinander’; het praktische argument is economisch van aard: een klankoverzicht vooraf bespaart ruimte, het ontlast tevens de lemmata en bevordert de overzichtelijkheid. Geen lezer van dit tijdschrift zal er aan twijfelen dat de behandeling der Vlaamse vocaalsystemen bij Johan Taeldeman niet in goede handen was. Hij levert hier een gedegen stuk werk, van een zo grote helderheid en overzichtelijkheid, dat men al te makkelijk zou voorbijgaan aan de gigantische hoeveelheid materiaal die hiervoor verwerkt moet zijn. Vocalisme en consonantisme worden uitvoerig besproken, kwalitatief en kwantitatief, 59 kaartjes - door de blauwe ondergrond en de zwarte opdruk optisch bijzonder duidelijk - illustreren dit geheel. De tweede band: Deel 1: Aflevering 1: Akkerland en Weiland, beslaat xi en 240 blzz. Typografisch zeer overzichtelijk worden de verschillende onderdelen van bouwland en weiland gepresenteerd. De verschillende betekenaars, ontdaan van hun dialectische markering - daarvoor diende immers het klankoverzicht van de ‘Inleiding’ -, worden vet gedrukt; de betekenissen als ‘Hoeveland’, ‘pachtland’ en ‘landerijen, eigendom van de kerkfabriek’ worden zeer nauwkeurig omschreven als begrip en toegelicht vanuit de specifiek dialectgeogra- | |||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||
fische situatie, terwijl vertalingen in het Frans, Engels en Duits de bruikbaarheid van het WVD vergroten. De topografische aanduidingen door middel van z.g. ‘codenummers’ is vervangen door afkortingen als WV = West-Vlaanderen; alg. - algemeen; omg. = omgeving (gevolgd door een plaatsnaam) en eenvoudigweg door het voluit noemen van de plaatsnaam. Het is van belang te bedenken dat met een aanduiding als ‘algemeen’ wel iets meer bedoeld is als het woord komt overal voor; de term moet gezien worden in relatie tot andere, t.w. frequent (frekw.), sporadisch (spor.) en zeldzaam (zeldz.) die alle een relatieve frequentie uitdrukken. De op het eerste oog wat grove topografie wordt verfijnd door preciseringen van het type oost, west, noord en zuid; voorts wordt gebruikt gemaakt van traditionele landschapsaanduidingen. Dit alles staat overzichtelijk bij elkaar op de kaart ‘Streekaanduidingen’ in de paragraaf O.7., blz. 44. Elk dialectisch gegeven is zorgvuldig bibliografisch gedocumenteerd. De uitspraakvarianten worden gedocumenteerd op fonetische wijze en wel zo, dat alle informatie die in feite geen uitbreiding is van die welke vervat ligt in de gewone Nederlandse uitspraak - de verstemlozing in de uitspraak van stemhebbende consonant in de auslaut van geschreven tekst - niet is gehonoreerd; pas als de afwijking van het Standaard-Nederlands behoorlijk groot is en de genoteerde klank voorzien is in het spellingsysteem wordt deze ook aangegeven. Om een voorbeeld te geven, de verschillende kwaliteiten van de korte ŏ vallen onder het teken o, maar gaat de uitspraak in de richting van de oe of de uu [u] of [y] dan wordt die ook als zodanig weergegeven. Verfijnde fonetische documentatie biedt het klanksysteem, documentatie én tevens localisatie biedt het ‘Wetenschappelijk Apparaat’. Daarmee is het derde bandje al besproken, alleen moet ik er nog op wijzen, dat voorafgaande aan deze nauwkeurige documentatie na een ‘Verantwoording’ alle gebruikte vragenlijsten helemaal, compleet met eventuele illustratie zijn afgedrukt. Het woordenboek is verder verlucht met tal van woordkaarten, tekeningen en foto's, dit illustratiemateriaal ondersteunt de zakelijke toelichting en maakt derhalve integraal deel uit van de tekst. Het is beslist geen ‘Vlaanderen in oude anzichten’. Het verschijnen van het WVD is zonder meer een mijlpaal in de geschiedenis van de Nederlandse dialectologie; door zijn opzet en uitwerking gaat het belang verder. In mijn wat uitvoerige inleiding heb ik het probleem genoemd van de vertaling naar het grote publiek toe. Welnu in die opzet is dit woordenboek naar mijn mening geslaagd. | |||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||
Wat mij het meest heeft getroffen bij de doorlezing van dit WVD is, dat uit de hele uitwerking blijkt, dat de beide redacteuren gewerkt hebben vanuit een opvatting van dialectologie, dat het een tak van de taalwetenschap is ‘die overeenkomsten en verschillen tussen taalsystemen (meestal dialectsystemen)... met behulp van taalkaarten tracht te interpreteren’Ga naar voetnoot1 en tegen de achtergrond van deze conceptie lijkt de praktische keuze voor de systematische ordening zo gemakkelijk, want men kan dan, zoals in 0.3.-29. wordt gezegd eerder publiceren. Wie deze eerste aflevering aandachtig leest, zal tot de ontdekking komen, dat de paragraaf 1.1.1.1. pas gestalte kon krijgen toen men alles wat maar iets met de betrokken onderwerpen - akkerland en weiland - te maken kon hebben had verzameld, uitgezeefd, geïnterpreteerd en gewogen. Ik kan voor dit woordenboek alleen maar lof hebben, dat maakt het moeilijk een recensie te maken; alles wat je zegt is al veel beter gezegd door de makers van het boek. Ik zou alleen over enkele punten kunnen discussiëren. Dat is de keuze van sommige lemmata, of anders gezegd, de nadere onderverdeling van sommige begrippen. Om een voorbeeld te noemen, is de semantische informatie die benamingen als kerkdis, kerkgoed, kerkgrond en kerkland bevatten adequaat gehonoreerd door het invoeren van een lemma ‘Landerijen, eigendom van de kerkfabriek’, terwijl de betekenis ‘landbouwgrond (door de kerk aan de boeren verhuurd)’ is, m.a.w. door de nadruk op de eigendomsverhouding te leggen en niet op het reële gebruik? Me dunkt dat hier een linguïstisch principe strijdt met een privaatrechtelijk. Een tweede punt van discussie lijkt me dat wat zwakke verdediging van de keuze systematische versus alfabetische inrichting. In een dialectwoordenboek, dat een groot gebied bestrijkt, wordt de woordenschat van dat gebied gepresenteerd, uitgaande van de stelling, dat er verschillen en overeenkomsten zijn in de woordenschat van de verschillende dialecten in dat gebied. De n antwoorden op de vragen x en ij vormen tesamen de landschappelijke synonymiek van het door x en ij uitgedrukte begrip, uiteraard na zorgvuldige analyse vooraf. De n betekenaars voor de betekenis x worden, ontdaan van hun dialectische verpakking, gereduceerd tot een aantal synoniemen, die, bij een alfabetische opzet, gebaseerd op louter de grafische weergave van de klankopeenvolging, juist het wezen der dialectologie zou ontkennen. Woorden als bein, berg, bergage, bergland, bergstuk en berm zijn slechts synoniemen als ze zijn ondergebracht | |||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||
bij het begrip ‘Hooggelegen stuk grond’ (1.1.0.1.1.-33). In deze opvatting zijn de genoemde samenstellingen met kerk- uit het vorige voorbeeld in de eerste plaats betekenaars van de betekenis ‘landbouwgrond’ en is de eigendomsverhouding aanvullende, vooral etymologische informatie. Tot slot kan ik slechts de hoop uitspreken, dat het WVD dat zo verdienstelijk begonnen is, dat zo duidelijk door de Vlaamse mensen zelf tot stand is gekomen en mede voor hen is geschreven en dat op eminente wijze de dialectologie nationaal en - door de gekozen methode - ook internationaal - dient, voltooid mag worden en niet ten prooi zal vallen aan economische malaise en ondoordachte bezuinigingsdriften.
J.B. Berns. Amsterdam P.J. Meertens-Instituut Afdeling Dialectologie |
|